Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 juli 2023;
- het verweer van 27 juli 2023;
- het tussenvonnis van 10 augustus 2023.
Rechtbank Amsterdam
In deze civiele procedure vordert eiser, handelend onder de naam [bedrijf 1], betaling van een openstaand bedrag van € 13.350,45 van gedaagde, handelend onder de naam [bedrijf 2]. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van opdracht waarbij eiser werkzaamheden heeft verricht voor gedaagde in de periode van december 2022 tot januari 2023. Eiser heeft in totaal € 13.001,49 in rekening gebracht, maar heeft vanwege discussies over de gewerkte uren een bedrag van € 550,55 in mindering gebracht. Ondanks meerdere aanmaningen heeft gedaagde het resterende bedrag van € 12.450,94 niet betaald.
De kantonrechter heeft de zaak op 16 oktober 2023 mondeling behandeld, waarbij gedaagde niet is verschenen. De kantonrechter oordeelt dat eiser voldoende bewijs heeft geleverd van de gewerkte uren en dat het verweer van gedaagde te vaag is. Gedaagde heeft niet overtuigend aangetoond dat de gewerkte uren onjuist zijn en zijn stelling over een vermeende diefstal van gereedschap door eiser is niet onderbouwd. De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 899,51, en veroordeelt gedaagde in de proceskosten.
Het vonnis is uitgesproken door mr. F.L. Bolkestein op 17 november 2023, waarbij gedaagde is veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten.