ECLI:NL:RBAMS:2023:7010

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
13/067293-21 en 13/200142-21 (A), 13/327930-21 (B), 13/347245-21 (C), 13/309754-22 (D) en 05/124391-22 (E)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens oplichting, bedreiging, diefstal en wapenbezit

Op 7 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan acht strafbare feiten. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf oplichtingen waarbij hij imitatie Apple iPhones verkocht via sociale media. Hij heeft daarbij gehandeld in imitatietelefoons en een deel van de opbrengst gewitgewassen. Daarnaast heeft hij een hoogbejaarde man bestolen van € 700,- door middel van een babbeltruc en heeft hij een slachtoffer bedreigd. Tot slot is hij veroordeeld voor het bezit van een revolver met bijbehorende munitie, die hij naar eigen zeggen voor zelfverdediging had. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die in totaal € 900,- tot € 800,- vorderden voor de geleden schade door de oplichtingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/067293-21 en 13/200142-21 (A), 13/327930-21 (B), 13/347245-21 (C), 13/309754-22 (D) en 05/124391-22 (E) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 7 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting (hierna: P.I.) te [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 november 2021 en 24 oktober 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B, zaak C, zaak D en zaak E aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.F. van Drumpt, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F.M.M.M. Vogels, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Zaak A:
In de zaak met parketnummer 13/067293-21
het medeplegen van oplichting van [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] in de periode van 24 januari 2021 tot en met 4 februari 2021 in Amsterdam;
In de zaak met parketnummer 13/200142-21
bedreiging van [aangever 4] met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling in de periode van 9 juli 2021 tot en met 15 juli 2021 in Amsterdam;
Zaak B:
Feit 1
het medeplegen van oplichting van [aangever 5] op 8 september 2021 in Amsterdam;
Feit 2
het medeplegen van het (schuld)witwassen van een geldbedrag van 900 euro op 8 september 2021 in Amsterdam;
Zaak C:
diefstal in vereniging, door middel van een valse sleutel van 1.290 euro van [aangever 6] in de periode van 19 juli 2021 tot en met 20 juli 2021 in Amsterdam;
Zaak D:
het voorhanden hebben van een revolver (merk BBM, model Olympic 38, kaliber .22 knal omgebouwd naar een .22 Long Rifle) en bijbehorende munitie op 23 september 2021 in Amsterdam;
Zaak E:
Feit 1
het medeplegen van oplichting van [aangever 7] op 20 februari 2021 in Arnhem;
Feit 2
opzettelijk waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft en waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een tekening of model waarop een ander recht heeft, dan wel daarmee slechts ondergeschikte verschillen vertonen, invoeren/doorvoeren/uitvoeren/verkopen/te koop aanbieden/afleveren/uitdelen of in voorraad hebben in de periode van 20 februari 2021 tot en met 26 februari 2021 in Arnhem.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij op verschillende momenten in 2021 samen met anderen [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] , [aangever 5] en [aangever 7] heeft opgelicht door hen via sociale media imitatie Apple iPhones te verkopen (zaken A, B en E). Ook wordt hij beschuldigd van de handel in imitatie Apple iPhones (zaak E). Daarnaast wordt hij beschuldigd van het witwassen van het geldbedrag dat aangever [aangever 5] aan hem heeft betaald voor de iPhone (zaak B).
Ook wordt hij verdacht van het opnemen van geld met de pinpas van [aangever 6] , nadat bij die [aangever 6] de zogenoemde ‘babbeltruc’ was toegepast (zaak C).
Verder wordt hij verdacht van het bedreigen van [aangever 4] door hem dreigende spraakberichten te sturen (zaak A) en van het bezit van een revolver en bijbehorende munitie (zaak D).
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich – overeenkomstig het door haar op schrift gestelde requisitoir – op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ter terechtzitting heeft verdachte (onder meer) de volgende verklaringen afgelegd. Met betrekking tot de ten laste gelegde oplichtingen (zaken A, B en E) heeft verdachte verklaard dat hij de telefoons aan de aangevers heeft afgeleverd. Hij kreeg van anderen de vraag of hij tegen betaling van telkens ongeveer € 200,- telefoons wilde afleveren. Die anderen hadden met zijn accounts en zijn gegevens het contact gelegd met de klanten en de afspraken gemaakt. In eerste instantie wist verdachte niet dat het om nep telefoons ging. Later wist hij dit wel, maar is hij toch doorgegaan met de verkopen. Verdachte heeft alleen ten aanzien van zaak E verklaard dat hij heeft samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte] , die de afspraak met aangeefster heeft gemaakt waarna verdachte de telefoon heeft afgeleverd. Met betrekking tot de andere zaken heeft hij verklaard samen te hebben gewerkt met anderen, maar niet met wie.
Met betrekking tot zaak C heeft verdachte verklaard dat hij niet degene is geweest die de pinpas bij [aangever 6] heeft weggenomen. Hij is door een ander gevraagd om – tegen betaling – met de pinpas geld op te nemen en heeft dit op 20 juli 2021 tweemaal gedaan; hij heeft € 500,- opgenomen in Amsterdam en € 200,- in Purmerend. Hiervoor heeft hij € 200,- tot € 300,- betaald gekregen. De rest van het opgenomen geld heeft hij afgestaan aan degene die hem de pinpas heeft gegeven. Verdachte wist niet hoe de bankpas door die ander was bemachtigd, maar wist wel dat het ‘niet zuiver’ was.
Verder heeft verdachte bekend [aangever 4] te hebben bedreigd door hem spraakberichten te sturen (zaak B) en de revolver met munitie voorhanden te hebben gehad (zaak D).
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Vrijspraak van medeplegen bij de in zaak C ten laste gelegde diefstal
De beschuldiging in zaak C ziet op het wegnemen van geld van [aangever 6] door met zijn pinpas te pinnen. Dat verdachte geldopnames heeft gedaan met de pinpas kan, mede op grond van de verklaring van verdachte, worden bewezen. De rechtbank vindt dat er bewijs is voor in totaal een bedrag van 700 euro pinnen door verdachte. Dat hij hierbij nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt kan niet worden bewezen. Zo is er geen bewijs dat verdachte ook betrokken was bij de diefstal van de pinpas, die door twee mannen van [aangever 6] zou zijn weggenomen. Evenmin kan worden bewezen dat verdachte als medepleger betrokken is bij het opnemen van andere geldbedragen met de pinpas. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onderdeel ‘tezamen en in vereniging’.
3.4.2
Het oordeel over de ten laste gelegde oplichtingen (zaak A)
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen aangevers heeft opgelicht door zich voor te doen als een bonafide verkoper van Apple iPhones. Weliswaar heeft verdachte verklaard dat hij in eerste instantie niet wist dat het om nep telefoons ging, maar op enig moment is hij erachter gekomen dat dat wel het geval was en is hij desondanks doorgegaan met verkopen. Nu verdachte niet heeft verklaard wanneer hij erachter is gekomen dat de telefoons nep waren en met wie hij heeft samengewerkt, is niet aannemelijk geworden dat hij ten tijde van onderhavige feiten niet wist dat de telefoons nep waren.
3.4.2
De overige ten laste gelegde feiten
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de overige in zaken A, B, C, D en E ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard. Nu verdachte deze feiten heeft bekend en zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, wordt op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Zaak A:
In de zaak met parketnummer 13/067293-21
in de periode van 24 januari 2021 tot en met 4 februari 2021 te Amsterdam, tezamen
en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 3] heeft bewogen tot de afgifte van meerdere goederen, te weten geldbedragen, hierin bestaande dat hij, verdachte en zijn mededaders met vorenomschreven oogmerk opzettelijk valselijk
- zich op de internetsite Marktplaats.nl hebben voorgedaan als zijnde een bonafide verkoper van mobiele telefoons en
- met voornoemde [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 3] een bedrag hebben afgesproken voor de koop van de voornoemde mobiele telefoons en
- vervolgens met [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 3] een ontmoetingsplaats hebben afgesproken voor de verkoop van voornoemde mobiele telefoons en
- voornoemde [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 3] na betaling van het afgesproken bedrag een neptelefoon/imitatie hebben overhandigd;
In de zaak met parketnummer 13/200142-21
op 9 juli 2021 te Amsterdam [aangever 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door voornoemde [aangever 4] via spraakberichten dreigend de woorden toe te voegen:
- ‘ Laat me niet horen dat je mijn pap hebt uitgegeven. Morgen kom ik mijn bankoe
halen, dat weet je’ en
- ‘ Je hebt een bankoe euro boete. Die bankoe wil ik binnen een kanker week. Heb ik
die bankoe niet, ga ik je kanker huis kinkelen’ en
- ‘ Toen ik een nakkoe voor je trok zat je al te schijten in je broek. Ik ga
je total loss slaan vriend. Wil je niet betalen, dan ga je het voelen’ en
- ‘ Ik kom straks osso. Je gaat zien wat ik met je kanker deur ga doen. Als ik
zeg dat ik wat ga doen. Beter pas je op je kanker huis, want ik ga het doen’ en
- ‘ Als het erop aankomt ga ik jou grond laten eten’ en
- ‘ Jij gaat mij die kanker bankoe betalen. Of ik je nou moet bedijen, afpersen,
bedreigen of daadwerkelijk echt moet gaan djoeken of pissen, dat komt dan wel’
en
- ‘ Jij bent een kleine domme jongen en ik ga jou laten zien wat ik met jou kan doen’ en
- ‘ Je gaat die bankoe geven. Geef je het me niet broer, ga ik het bij je komen halen op
mijn manier. Dan mag je je osso gaan beveiligen, mag je aangifte doen, I dont care
maar het gaat je je leven kosten’ en
- ‘ Ik betaal vrij een doezoe om erachter te komen wie je vrouw is en je kinderen’;
Zaak B:
Feit 1
op 8 september 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid [aangever 5] heeft bewogen tot afgifte van enig overeengekomen geldbedrag, te weten 900 euro, met vorenomschreven oogmerk listiglijk en bedrieglijk
- een advertentie op Facebook Marketplace heeft geplaatst waarin een mobiele telefoon van het merk Apple (iPhone) tegen een prijs als ware het een origineel/echt exemplaar te koop werd aangeboden en
- vervolgens met die [aangever 5] , heeft afgesproken om genoemde telefoon af te leveren op het [naam station] te Amsterdam, tegen betaling van een overeengekomen geldbedrag van 900 euro, en
- die [aangever 5] heeft bewogen 530 euro contant af te geven en vervolgens heeft bewogen om een Tikkie betaalverzoek te betalen van 370 euro, en
- vervolgens genoemd persoon een doos met een namaak iPhone met een valse aankoopfactuur heeft overhandigd aan [aangever 5] , en
- vervolgens is gaan wegrennen toen die [aangever 5] doorhad dat het om een namaaktelefoon ging, en
- zich aldus heeft voorgedaan als een betrouwbare verkoper terwijl hij, verdachte, wist dat de te verkopen en aan koper getoonde telefoon in werkelijkheid een namaaktelefoon betrof;
Feit 2
op 8 september 2021 te Amsterdam een voorwerp, te weten een geldbedrag van 530 euro, voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
Zaak C:
op 20 juli 2021 in Nederland, alleen, een hoeveelheid geld, te weten 700 euro, die geheel aan [aangever 6] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen hoeveelheid geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten via een bankpas op naam van die voornoemde [aangever 6] (met bijbehorende pincode);
Zaak D:
op 23 september 2021 te Amsterdam, een wapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver (merk BBM, model Olympic 38, kaliber .22 knal omgebouwd naar .22 Long Rifle) met daarbij behorende munitie voorhanden heeft gehad;
Zaak E:
Feit 1
op 20 februari 2021 in de gemeente Arnhem, tezamen en in verenging met een ander met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid [aangever 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten: 800 euro, hierin bestaande dat hij, verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk opzettelijk valselijk
- zich op de internetsite Marketplace (Facebook), hebben voorgedaan als zijnde, een bonafide verkoper van een Apple Iphone 12, en
- met voornoemde [aangever 7] een bedrag hebben afgesproken voor koop van de voornoemde mobiele telefoon en
- vervolgens met [aangever 7] een ontmoetingsplaats hebben afgesproken voor de verkoop van voornoemde mobiele telefoon en
- voornoemde [aangever 7] na betaling van het afgesproken bedrag een neptelefoon/imitatie hebben overhandigd;
Feit 2
op meer tijdstippen in de periode van 20 februari 2021 tot en met 26 februari 2021 in de gemeente Arnhem telkens opzettelijk waren op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, was nagebootst,
en waren die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een model waarop een ander recht had, te weten een Apple Iphone 12, heeft verkocht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregelen

7.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaken A, B, C, D en E bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaren zal worden opgelegd.
7.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om – met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan wel geen straf op te leggen aan verdachte. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij niet bereid is om een taakstraf uit te voeren en dat hij liever een gevangenisstraf uitzit. Nadat verdachte in vrijheid zal worden gesteld, is hij van plan om Nederland te verlaten en elders te gaan wonen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft acht strafbare feiten gepleegd. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan vijf oplichtingen, waarbij hij telkens voor enkele honderden euro’s imitatie Apple iPhones heeft verkocht via sociale media. Daarbij heeft hij gehandeld in imitatietelefoons en een deel van het geld dat hij hiermee heeft verdiend, heeft hij witgewassen. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan de diefstal van € 700,- van een hoogbejaarde man die het slachtoffer is geworden van een babbeltruc. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geen respect heeft getoond voor andermans eigendommen en slechts aandacht heeft gehad voor zijn eigen financieel gewin. Verder heeft hij een slachtoffer bedreigd. Uit diens aangifte blijkt dat de bedreiging indruk heeft gemaakt, omdat dit gevoelens van angst en onveiligheid teweeg heeft gebracht. Tot slot heeft verdachte een revolver met bijbehorende munitie in bezit gehad, naar eigen zeggen om zichzelf te kunnen verdedigen. Daarmee wordt de veiligheid van mensen in gevaar gebracht. Dat is onaanvaardbaar, te meer omdat verdachte kennelijk bereid was het wapen te gebruiken als dat nodig zou zijn.
Uitgangspunten voor de strafoplegging
Verder heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die rechtbanken hebben vastgesteld. Bij frauduleuze delicten zoals oplichting en witwassen, geldt voor een benadelingsbedrag van maximaal € 10.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen een week en twee maanden als uitgangspunt. Een geldboete van € 250,- is het uitgangspunt bij een bedreiging. Bij het voorhanden hebben van een revolver wordt uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een maand. Het uitgangspunt voor het bezit van maximaal 50 patronen munitie, is een geldboete tussen € 150,- en € 350,-. Er zijn geen oriëntatiepunten beschikbaar voor diefstal door middel van een valse sleutel.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 25 september 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren vier keer eerder is veroordeeld voor vermogensfeiten en bedreigingen. Met betrekking tot het bewezenverklaarde wapenbezit en witwassen is er geen sprake van recidive. Ter terechtzitting heeft verdachte op geen enkel moment spijt betuigd ten opzichte van de slachtoffers of enig inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee.
Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar de reclasseringsadviezen van 4 augustus 2023 en 10 oktober 2023, beide opgesteld door [naam reclasseringsmedewerker] . Hieruit blijkt, samengevat, het volgende. Verdachte heeft een fors strafblad ontwikkeld met divers delictgedrag, waaronder geweldsdelicten en vermogensdelicten met een geweldsfactor. Hij werd geplaatst op de lijst Top-600 voor frequente plegers van delicten met een grote impact op de slachtoffers en de maatschappij. Reclasseringsinterventies in een voorwaardelijk kader brachten geen gedragsverandering op gang. In zijn huidige detentie onttrekt verdachte zich aan de regels van het detentieregime, heeft hij geen hulpvraag en werkt hij niet aan re-integratie om kansen op een regulier bestaan te vergroten. Zijn medewerking met de reclassering beperkt hij tot het netjes in gesprek gaan. In zo’n gesprek is zijn boodschap dat hij zijn straf uitzit en reclasseringsbemoeienis en hulpverlening in een voorwaardelijk kader afwijst. Hoewel de risico’s op recidive en letsel worden ingeschat als hoog, worden interventies in een voorwaardelijk kader door de reclassering als niet-uitvoerbaar gezien vanwege de houding van verdachte.
Strafoplegging
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend. De rechtbank betrekt daarbij het tijdsverloop, de feiten zijn meer dan twee jaar geleden gepleegd. Oplegging van een taakstraf, zoals mede gevorderd door de officier van justitie vindt de rechtbank niet zinvol. Verdachte heeft immers verklaard dat hij een taakstraf niet zal uitvoeren.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [aangever 1]
De benadeelde partij [aangever 1] vordert € 900,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
De hoogte van de vordering is niet betwist.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A met parketnummer 13/067293-21 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Voorts levert de behandeling van de materiële schadevergoeding – naar het oordeel van de rechtbank – niet een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering voldoende concreet is onderbouwd. De vordering zal daarom in zijn geheel worden toegewezen, te weten een bedrag van
€ 900,-(negenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal hierbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangever 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak A met parketnummer 13/067293-21 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 900,- (negenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij [aangever 2]
De benadeelde partij [aangever 2] vordert € 2.500,- aan materiële schadevergoeding en € 1.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A met parketnummer 13/067293-21 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De hoogte van de vordering is niet betwist.
De vordering van de benadeelde partij is opgebouwd uit de volgende bedragen:
Materiële schade
- € 800,- aan wat de benadeelde partij voor de nep Apple iPhone heeft betaald;
- € 1.400,- aan de kosten voor een nieuw toestel;
- € 200,- aan gemiste inkomsten gedurende twee dagen;
- € 100,- aan benzinekosten
Immateriële schade
- € 1.000,- wegens stress en slaapproblemen naar aanleiding van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal
€ 900,-(negenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt voor de nep Apple iPhone en voor de gemaakte benzinekosten.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal hierbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangever 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak A met parketnummer 13/067293-21 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 900,- (negenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij [aangever 3]
De benadeelde partij [aangever 3] vordert € 900,- aan materiële schadevergoeding en € 550,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A met parketnummer 13/067293-21 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De hoogte van de vordering is niet betwist.
De vordering van de benadeelde partij is opgebouwd uit de volgende bedragen:
Materiële schade
- € 900,- aan wat de benadeelde partij voor de neppe Apple iPhone heeft betaald;
Immateriële schade
- € 50,- wegens teleurstelling, omdat de Apple iPhone een cadeau was voor de vriendin van de benadeelde partij;
- € 500,- aan affectieschade.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal
€ 900,-(negenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt voor de nep Apple iPhone.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal hierbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangever 3] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak A met parketnummer 13/067293-21 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 900,- (negenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij [aangever 5]
De benadeelde partij [aangever 5] vordert € 1.000,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1 in zaak B bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De hoogte van de vordering is niet betwist.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal
€ 900,-(negenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt voor de neppe Apple iPhone.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal hierbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangever 5] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder feit 1 in zaak B bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 900,- (negenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij [aangever 7]
De benadeelde partij [aangever 7] vordert € 800,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
Ter terechtzitting heeft de raadsman zich verzet tegen toewijzing van de vordering, hoewel de hoogte ervan niet is betwist.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1 in zaak E bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Voorts levert de behandeling van de materiële schadevergoeding – naar het oordeel van de rechtbank – niet een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering voldoende concreet is onderbouwd.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal
€ 800,-(achthonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt voor de neppe Apple iPhone.
De rechtbank zal hierbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangever 7] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder feit 1 in zaak E bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 800,- (achthonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 63, 285, 311, 326, 337 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 13/067293-21 in zaak A:
het medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 13/300142-21 in zaak A:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
en
bedreiging met zware mishandeling;
Ten aanzien van feit 1 in zaak B en feit 1 in zaak E:
het medeplegen van oplichting;
Ten aanzien van feit 2 in zaak B:
witwassen;
Ten aanzien van zaak C:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Ten aanzien van zaak D:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
Ten aanzien van feit 2 in zaak E:
opzettelijk waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst, verkopen;
en
opzettelijk waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een tekening of model waarop een ander recht heeft, dan wel daarmee slechts ondergeschikte verschillen vertonen, verkopen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangever 1]toe tot een bedrag van € 900,- (zegge: negenhonderd euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 24 januari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 1] aan de Staat € 900,- (zegge: negenhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 24 januari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 18 (achttien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangever 2]toe tot een bedrag van € 900,- (zegge: negenhonderd euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 2 februari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 2] aan de Staat € 900,- (zegge: negenhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 2 februari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 18 (achttien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangever 3]toe tot een bedrag van € 900,- (zegge: negenhonderd euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 4 februari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 3] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 3] aan de Staat € 900,- (zegge: negenhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 4 februari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 18 (achttien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangever 5]toe tot een bedrag van € 900,- (zegge: negenhonderd euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 8 september 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 5] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 5] aan de Staat € 900,- (zegge: negenhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 8 september 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 18 (achttien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangever 7]toe tot een bedrag van € 800,- (zegge: achthonderd euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 20 februari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 7] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 7] aan de Staat € 800,- (zegge: achthonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 20 februari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 16 (zestien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mr. M. van Mourik en mr. P. Sloot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Ç.H. Dede, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 november 2023.
[…]

[…]