ECLI:NL:RBAMS:2023:7008

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
13.154316.23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstallen bij Trekpleister met ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee winkeldiefstallen bij de Trekpleister in Amsterdam, gepleegd op 14 en 23 juni 2023. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 27 september 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. M.R.F. van Raab van Canstein, en de raadsvrouw, mr. K.C. van Hoogmoed, aanwezig waren. De verdachte, geboren in 1978 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft beide diefstallen bekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de diefstallen op camerabeelden zijn vastgelegd en dat de verdachte herkenbaar was op deze beelden. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte strafbaar geacht.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd zou krijgen voor de duur van twee jaar. De verdediging heeft gepleit voor een gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de ISD-maatregel noodzakelijk is gezien de ernst van de feiten en de recidivekans van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het rapport van reclassering Inforsa, dat de verdachte als een recidivist beschrijft die lijdt aan een hardnekkige verslaving en die niet in staat is om zelfstandig zijn leven op orde te krijgen.

De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de maximale termijn van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen. De rechtbank heeft benadrukt dat de ISD-maatregel primair gericht is op het bestrijden van overlast en het beschermen van de maatschappij, en dat behandeling van de verslaving en gedragsverandering een belangrijke, maar secundaire rol speelt. De rechtbank heeft de hoop uitgesproken dat de verdachte zich tijdens de duur van de maatregel zal laten onderzoeken en dat er een passend behandelplan kan worden opgesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.154316.23
Parketnummer vordering tul: 13.170512.22
Datum uitspraak: 11 oktober 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 september 2023. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.R.F. van Raab van Canstein, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. K.C. van Hoogmoed, naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt –kort samengevat– beschuldigd van twee winkeldiefstallen bij Trekpleister te Amsterdam, te weten op 14 en 23 juni 2023.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I bij dit vonnis.

3.De waardering van het bewijs

Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw vinden dat beide feiten bewezen kunnen worden. Met partijen is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Namens Trekpleister is aangifte gedaan van de diefstallen, de diefstallen zijn op camerabeelden vastgelegd en de politie heeft op die beelden verdachte herkend, en verdachte heeft tot slot beide diefstallen bekend.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op de in bijlage II opgegeven bewijsmiddelen. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van deze feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verklaring van verdachte alle onderdelen van de bewezenverklaring van deze feiten betreft. De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 23 juni 2023 te Amsterdam meerdere winkelartikelen (waaronder glijmiddel en pijnstillers) (ter waarde van in totaal € 122,73) die aan Trekpleister toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2:
op 14 juni 2023 te Amsterdam meerdere winkelartikelen (waaronder aftersun en tandpasta) (ter waarde van in totaal € 131,06) die aan Trekpleister toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.

5.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD)

6.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar zonder aftrek van voorarrest.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Daarnaast zouden aan een voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf bijzondere voorwaarden moeten worden gekoppeld, zoals een klinische behandeling, het verplicht meewerken aan diagnostiek, schuldhulpverlening, begeleid wonen en overige nazorg. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat een voorwaardelijk ISD-maatregel moet worden opgelegd, omdat dit niet eerder is geprobeerd en ISD een ultimum remedium is, een uiterste poging tot gedragsverandering. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de behandeling van de zaak aan te houden voor het laten opmaken van een dubbelrapportage. Tot slot heeft de raadsvrouw verzocht om bij oplegging van de ISD-maatregel een termijn te bepalen waarbinnen de voortgang van de ISD-maatregel wordt getoetst.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen. Dit zijn ergerlijke feiten die veel overlast en schade opleveren voor winkeliers. Verdachte heeft beide keren voor meer dan honderd euro aan producten gestolen, omdat hij geen inkomen en onderdak heeft en geld nodig had, onder andere om in zijn drugsverslaving te voorzien. Met zijn gedrag heeft verdachte enkel oog gehad voor zijn eigen belang en niet voor dat van de winkelier.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van reclassering Inforsa van 19 september 2023, opgemaakt door [persoon 1] . Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
“De heer [verdachte] is een 45-jarige recidivist die aansluiting mist bij de maatschappij. Er is sprake van een patroon van vermogensdelicten en hij voldoet thans aan de criteria voor de maatregel ISD.
Het ontbreekt betrokkene op vrijwel alle leefgebieden aan stabiliteit. Daarnaast is er voor zover bij ons bekend geen sprake van beschermende factoren. Zijn verslavingsproblematiek leidt op vele gebieden tot disfunctioneren; inkomen, wonen en dagbesteding, waardoor hij steeds in de problemen komt met justitie.
Betrokkene is dagelijks bezig met middelengebruik en begeeft zich in een gebruikerscircuit. Tot op heden heeft betrokkene niet meegewerkt aan interventies om tot gedragsverandering te komen. De houding van betrokkene speelt hier een grote rol in. Wat betreft de pogingen die er gedaan zijn vanuit de reclassering om hem in beeld te krijgen, neemt betrokkene een nonchalante houding aan en het wordt duidelijk dat betrokkene in een ambulant kader niet in staat is het patroon van middelengebruik en delictgedrag te doorbreken.
Een langdurige klinische opname en intensieve nazorg lijkt nodig om tot blijvende gedragsverandering te kunnen komen. Het NIFP/IFZ heeft aangegeven met de huidige beschikbare informatie op dit moment geen indicatiestelling te kunnen afgeven voor een langdurig klinische opname. Betrokkene is te weinig in beeld bij de zorg om een passende zorgmatch te kunnen maken.
Om gedragsverandering te bewerkstellingen zou betrokkene binnen het dwangkader van de ISD-maatregel diagnostisch onderzocht kunnen worden. Hierna kan de meest passende zorgmatch gemaakt worden zodat hij een klinische behandeling kan ondergaan en uit kan stromen naar een woonplek met begeleiding.”
En voorts:

Vanwege de praktische problemen in combinatie met de hardnekkige verslavingsproblematiek en het terugkerende delictgedrag dat hiermee gepaard gaat, schat Reclassering Inforsa de recidivekans in als hoog. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer voor begeleiding in een drangkader en ziet geen andere mogelijkheden om het recidiverisico te beperken dan het adviseren van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 27 september 2023 reclasseringswerker [persoon 2] , verbonden aan reclassering Inforsa te Amsterdam, als deskundige gehoord. Haar verklaring houdt –kort en zakelijk weergegeven– onder meer het volgende in:
Vanuit recidiveverminderend perspectief bezien maakt de ISD-maatregel het mogelijk dat een goed plan wordt gemaakt. Verdachten aan wie ISD wordt opgelegd krijgen voorrang op allerlei wachtlijsten. Er is een wachtlijst voor huisvesting, begeleid wonen, vaak met uitstroom naar zelfstandig wonen. Er is bij verdachte sprake van dakloosheid en geen inkomen. Het lukt hem zelf niet om een uitkering aan te vragen. Er zijn schulden. Er zou een bewindvoerder moeten komen om zijn financiën op orde te krijgen. Ik lees dat verdachte sinds zijn elfde levensjaar alcohol drinkt en sinds zijn veertiende harddrugs gebruikt. Wij weten uit ervaring dat bij mensen die zo jong zijn begonnen met middelengebruik schade kan zijn ontstaan die beperkend is, bijvoorbeeld voor het i.q., en dat het hen daardoor niet lukt om zelf hun leven op orde te krijgen. Daar moet gedegen onderzoek naar komen. Dit onderzoek, waaronder neuropsychologisch onderzoek, is niet mogelijk in deze fase van detentie. Momenteel kan geen indicatiestelling worden gegeven, omdat wij geen enkele diagnostiek kunnen aanleveren om te bepalen wat een passende instelling zou zijn. Verdachte wil een detox, maar het is volstrekt onmogelijk om daarna aan recidivevermindering te werken, want er is geen woning. Enkel een detox is dus niet zinvol.V
erdachte heeft geen zorgverzekering en waarschijnlijk een hele grote schuld bij een zorgverzekeraar. Alleen een huisarts zou kunnen verwijzen naar een kliniek, maar om dat opgestart te krijgen buiten de ISD-maatregel om is bijna onmogelijk. Er zijn lange wachtlijsten voor allerlei behandelingen, dus ook de weg via de huisarts is geen haalbaar traject. De voorstellen van de raadsvrouw lijken mij geen goed alternatief, omdat gezien de ernst van de verslaving en het middelengebruik sinds jonge leeftijd er allerlei bijkomende zaken zijn waar echt goed onderzoek naar gedaan zal moeten worden. Het is niet mogelijk om bij iemand die sinds zo’n jonge leeftijd een langdurige verslaving heeft binnen drie maanden een gedegen beeld te krijgen. Na zo’n lange periode van middelengebruik/verslaving is echt een lange periode van abstinentie nodig. Dit kan dan ook niet in de penitentiaire inrichting, want daar wordt veel gebruikt. In de penitentiaire inrichting kan bovendien niet goed een gedegen neuropsychologisch onderzoek worden gedaan. Na een lange periode van abstinentie kan verdachte goed worden ingesteld op medicatie en stabiel worden.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van verdachte van 5 september 2023 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 14 juni 2023 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Ook is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. Gelet op de eerdere veroordelingen, de reeds lang aanwezige verslaving, het ontbreken van inkomsten en de instabiele leefomstandigheden van verdachte, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verdachte is een actieve veelpleger die ondanks vele eerdere veroordelingen en interventies strafbare feiten blijft plegen. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer voor begeleiding in drangkader en adviseert oplegging van de maatregel ISD
,en adviseert binnen het kader van de ISD een aantal interventies.
De ISD-maatregel strekt primair tot bestrijding van overlast. Behandeling, ook al is dat vaak gewenst en belangrijk, is geen prioriteit bij het opleggen van de maatregel. Vanwege het beschermen van de maatschappij tegen overlast en ter beperking van de recidive zal de rechtbank de gevorderde ISD-maatregel opleggen. De rechtbank spreekt daarbij de hoop uit dat verdachte, zoals geadviseerd door de reclassering, zich tijdens de duur van de maatregel (neuro-) psychologisch en psychiatrisch laat onderzoeken zodat tot de vereiste diagnostiek kan worden komen. Dan kan een plan op maat worden gemaakt voor de aanpak van de problematiek van verdachte en optimaal gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden binnen diverse fasen van de ISD.
De rechtbank merkt hierbij op dat het een misvatting is dat het recht bestaat om eerst een voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd te krijgen voordat wordt overgegaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De voorwaardelijke ISD-maatregel wordt alleen opgelegd als de verwachting is dat dit drangkader een grote slagingskans heeft.
Uit het reclasseringsrapport en de verklaring van de deskundige ter terechtzitting blijkt dat verdachte problemen heeft op alle leefgebieden, voortkomend uit zijn drugsverslaving, en dat de reclassering geen mogelijkheden meer ziet voor begeleiding in een ambulant (drang)kader. Dus ook niet in het kader van een voorwaardelijke ISD.
De raadsvrouw heeft weliswaar diverse alternatieven naar voren gebracht, waaronder een klinische behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf. Gezien de problematiek waarmee verdachte te kampen heeft en het onderbouwde advies van de reclassering, acht de rechtbank deze alternatieven in een drangkader geen reële kans van slagen hebben.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf afwijzen, omdat zij het tenuitvoerleggen van deze straf bovenop de ISD-maatregel niet opportuun acht.
De rechtbank ziet in het dossier en het verhandelde ter zitting geen aanleiding om op voorhand een tussentijdse toetsing te bepalen.

7.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 en feit 2:
telkens: diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], hiervoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van 24 juli 2023 in de zaak met parketnummer 13-170512-22 af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. D. van den Brink en M. Samadi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 oktober 2023.
[…]
[…]