ECLI:NL:RBAMS:2023:7003

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
13/684379-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een minderjarige met onvoldoende behandeling en recidiverisico

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 30 oktober 2023, is de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de PIJ-maatregel voor een minderjarige veroordeelde toegewezen. De veroordeelde, geboren in 2003, verblijft in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI) en is sinds 2019 onderworpen aan de PIJ-maatregel. Ondanks de lange duur van de maatregel is zijn kernproblematiek nog steeds onvoldoende behandeld, wat heeft geleid tot een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en een verhoogd recidiverisico. De rechtbank heeft vastgesteld dat zowel de veroordeelde als de inrichting tekort zijn geschoten in de uitvoering van de maatregel. De rechtbank benadrukt de noodzaak van samenwerking tussen de veroordeelde en de inrichting om de terugkeer in de maatschappij te faciliteren. De rechtbank heeft besloten de termijn van de PIJ-maatregel met twaalf maanden te verlengen, met de nadruk op het starten van noodzakelijke therapieën en het werken aan de ontwikkeling van de veroordeelde. De rechtbank heeft ook aangegeven dat bij een volgende beoordeling van de vordering tot verlenging, de voortgang van de behandeling en de samenwerking tussen de veroordeelde en de inrichting kritisch zullen worden bekeken.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.684379.18
Beslissing op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 28 augustus 2023 in de zaak tegen:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvend op het adres van Justitiële Jeugdinrichting (JJI) “ [justitiële jeugdinrichting] ”, [adres] ,
die bij vonnis van deze rechtbank van 4 juli 2019 werd veroordeeld tot de maatregel van
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna ook: de PIJ-maatregel of de maatregel).
De PIJ-maatregel is laatstelijk bij beschikking van deze rechtbank van 13 januari 2023 met 9 maanden verlengd.
De inhoud van de vordering
De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van de PIJ-maatregel met 12 maanden.
De procesgang
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het op grond van artikel 2:18 van het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen uitgebrachte advies van Pluryn van 18 augustus 2023, strekkende tot verlenging van de maatregel met twaalf maanden, alsmede het daarbij overgelegde (tiende) Youturn perspectiefplan;
  • het rapport geïntegreerd psychologisch en psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 8 september 2023, opgemaakt door dr. R.F. Ferdinand, kinder- en jeugdpsychiater en drs. M. van Kempen, GZ-psycholoog;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de vordering in openbare raadkamer van deze rechtbank van 26 september 2023;
  • het verkorte PIJ-advies van Pluryn van 26 oktober 2023.
De rechtbank heeft op 30 oktober 2023 de vordering in de openbare raadkamer verder behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
  • de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.S. Jordan;
  • de moeder van de veroordeelde;
  • [medewerker justitiële jeugdinrichting] , verbonden aan de JJI;
  • [reclasseringsmedewerker] , verbonden aan Reclassering Nederland.
Van de mondelinge behandeling in raadkamer is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. Om deze reden zijn de standpunten hieronder verkort weergegeven.
De standpunten
Volgens genoemde adviezen van Pluryn en het rapport Pro Justita moet de maatregel met twaalf maanden worden verlengd.
De officier van justitie vordert daarom verlenging van de maatregel met twaalf maanden.
[veroordeelde] en zijn raadsman bepleiten afwijzing van de vordering van de officier van justitie.
De beoordeling
Gelet op voormeld advies, het verhandelde in raadkamer en artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen en een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van veroordeelde eisen dat de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met 12 maanden wordt verlengd.
[veroordeelde] is bij het hiervoor genoemde vonnis vanwege zijn bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling veroordeeld tot de PIJ-maatregel, om hem binnen die maatregel voor zijn problematiek te kunnen behandelen en hem vervolgens terug te kunnen laten keren in de maatschappij. [veroordeelde] verblijft sindsdien in de inrichting. Vaststaat dat zijn problematiek nog altijd onvoldoende is behandeld en dat zijn bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling zich inmiddels heeft ontwikkeld tot een persoonlijkheidsstoornis. De Pro Justitia rapporteurs hebben gemotiveerd aangegeven dat en waarom behandeling van de persoonlijke problematiek van [veroordeelde] noodzakelijk is, vóór maatschappelijke rehabilitatie kans van slagen heeft.
Uit het verloop van de maatregel, blijkt dat de stappen die richting terugkeer in de maatschappij werden gezet, keer op keer zijn mislukt. Dat komt deels doordat [veroordeelde] zich onvoldoende aan afspraken heeft gehouden en deels doordat hem niet de juiste behandelingen zijn geboden. Voldoende duidelijk is wat de rechtbank betreft dat zowel [veroordeelde] als de inrichting steken hebben laten vallen in de uitvoering van de maatregel en dat die daarom nog niet met succes is doorlopen. Het is kwalijk te moeten constateren dat een minderjarige die ter behandeling van zijn problematiek tot de PIJ-maatregel is veroordeeld, nog altijd niet de behandeling heeft gekregen die hij nodig heeft. Sterker nog: na meer dan vier jaren binnen de maatregel, staat [veroordeelde] nu op een wachtlijst voor de therapie die hij nodig heeft, te weten schematherapie. Dat is wat de rechtbank betreft bedroevend en bijna onverteerbaar en doet [veroordeelde] en de maatschappij geen recht. De door de inrichting genoemde behandeling van [veroordeelde] door medewerkers van de groep, is naar het oordeel geen specialistische behandeling voor de persoonlijke problematiek van [veroordeelde] .
Dat gezegd hebbende, is de vraag die de rechtbank nu moet beantwoorden of verlenging van de maatregel vereist is vanwege de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen en een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van [veroordeelde] . Omdat de problematiek van [veroordeelde] nog altijd onvoldoende is behandeld, kan hij op dit moment niet terugkeren de maatschappij in. Uit de rapportages volgt dat sprake is van een hoge kans op recidive. Het verloop van de verloven laat ook zien dat [veroordeelde] zich onvoldoende aan de regels en afspraken kan houden en zelfbepalend is. Hij onttrekt zich aan het toezicht en daardoor kunnen de recidiverisico’s niet ingeperkt worden. Ook een voorwaardelijke beëindiging, zoals door de raadsman is bepleit, komt onvoldoende tegemoet aan de veiligheid van de maatschappij en de ontwikkeling van [veroordeelde] . De behandelingen en het verdere programma zoals dat door Pluryn in het verkorte PIJ-advies zijn opgenomen, moeten kunnen beginnen vanuit de inrichting. De rechtbank is van oordeel dat het plan dat in dit advies is opgenomen, voldoende concreet is om als leidraad voor het verdere verloop van de maatregel te dienen.
De rechtbank benadrukt dat de intake van de cognitieve gedragstherapie (hierna: CGT), zoals bij de mondelinge behandeling is besproken, in de komende twee weken moet gaan plaatsvinden, waarna die therapie ook daadwerkelijk aansluitend wordt gestart. [veroordeelde] moet daarnaast op de wachtlijst voor schematherapie binnen èn buiten de inrichting (blijven) staan. Zodra schematherapie (binnen of buiten) kan gaan starten, moet worden bekeken of dat aanvullend op de CGT mogelijk en noodzakelijk is en moet worden besloten of [veroordeelde] ook schematherapie aangeboden krijgt. Intussen moet met [veroordeelde] worden gewerkt richting verloven. Het plan en het behandeltraject zoals in het verkorte PIJ-advies opgenomen moet concreet worden doorlopen. Daar is de inrichting verantwoordelijk voor. Het is de verantwoordelijkheid van [veroordeelde] dat hij daar aan meewerkt. De inrichting en [veroordeelde] moeten samen, hand in hand, toewerken naar zijn terugkeer in de maatschappij. De rechtbank beveelt de inrichting aan meer te richten op het samenwerken met [veroordeelde] , in plaats van hem enkel te straffen voor zijn fouten, om hem vervolgens weer van voren af aan te beginnen. Mogelijk dat het inzetten van een coach al vanuit zijn verblijf in de JJI (en die [veroordeelde] ook buiten langdurig kan begeleiden) in aanvulling op het plan kan helpen om [veroordeelde] op een positieve manier te ondersteunen in zijn stappen terug de maatschappij in. De rechtbank wijst ook [veroordeelde] met nadruk op zijn verantwoordelijkheid om zich aan afspraken te gaan houden en zich daar niet telkens opnieuw aan te onttrekken, omdat dit betekent dat hij steeds weer opnieuw moet beginnen met het opbouwen van vrijheden.
Daarom zal de rechtbank de vordering tot verlenging van de maatregel toewijzen. De rechtbank heeft zich afgevraagd of een kortere verlenging van de maatregel mogelijk is, maar mede vanwege de duur van een te doorlopen STP is dat niet realistisch.
Bij een eventuele volgende mondelinge behandeling van een vordering tot verlenging van de maatregel, zal de rechtbank moeten beoordelen of het plan zoals dat door de inrichting is opgesteld voldoende concreet is doorlopen en of de onderliggende problematiek van [veroordeelde] voldoende is behandeld. Mocht blijken dat dit dan nog altijd niet (voldoende) het geval is geweest, dan kan het zo zijn dat de rechtbank geen andere mogelijkheid meer ziet dan de verdere verlenging van de maatregel af te wijzen, omdat niet langer aan de criteria voor verlenging is voldaan.
De rechtbank gaat er op grond van de eerdere termijnbrief van 29 augustus 2022 en de beschikking van deze rechtbank van 13 januari 2023, van uit dat de maatregel, rekening houdend met het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, derde volzin, van het Wetboek van Strafvordering dat de maatregel voorwaardelijk zal eindigen op 16 oktober 2024 en onvoorwaardelijk zal eindigen op 16 oktober 2025. Het voorgaande geldt niet als de maatregel opnieuw wordt verlengd.
Beslissing.
De rechtbank:
Wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van [veroordeelde] voornoemd met 12 (twaalf) maanden.
Deze beschikking is gegeven in openbare raadkamer van deze rechtbank door
mr. E. Dinjens, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. M. van der Kaay en H.M. Patijn, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Veldman, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 oktober 2023.