ECLI:NL:RBAMS:2023:7001

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
10541277 CV EXPL 23-8232
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens het niet bouwen van een steiger aan de achtergevel afgewezen

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 november 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Bekir Bouw B.V. en de besloten vennootschap Steigergroep RMB B.V. Bekir Bouw vorderde schadevergoeding van RMB wegens het niet plaatsen van een steiger aan de achtergevel van een pand. De rechtbank oordeelde dat Bekir Bouw haar schade onvoldoende had onderbouwd en niet had aangetoond dat de schade in redelijkheid aan RMB kon worden toegerekend. De procedure begon met een dagvaarding op 27 mei 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 25 september 2023. Tijdens deze behandeling zijn vertegenwoordigers van beide partijen verschenen, maar Bekir Bouw heeft niet voldoende bewijs geleverd voor haar vorderingen. De kantonrechter concludeerde dat Bekir Bouw niet had aangetoond dat RMB tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst en dat de vorderingen van Bekir Bouw daarom werden afgewezen. Bekir Bouw werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van RMB op nihil werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
f.no.: 598
Zaaknummer: 10541277 \ CV EXPL 23-8232
Vonnis van 3 november 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap
BEKIR BOUW B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Bekir Bouw,
gemachtigde: mr. M. Kartal,
tegen
de besloten vennootschap
STEIGERGROEP RMB B.V.,
gevestigd te Watergang,
gedaagde partij,
hierna te noemen: RMB,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 mei 2023 met producties,
- het proces-verbaal van mondeling antwoord van 6 juni 2023 met producties,
- het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 23 juni 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de dagbepaling mondelinge behandeling,
- de akte overlegging producties (producties 31 en 32) van de zijde van Bekir Bouw.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 25 september 2023 plaatsgevonden. Namens Bekir Bouw zijn [naam 1] (hierna: [naam 1]), directeur, en mr. Kartal, voornoemd, verschenen. [naam 2] is namens RMB verschenen. De griffier heeft van de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt die bij het dossier zijn gevoegd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bekir Bouw is een bedrijf dat in de zomer van 2022 onderhoudswerkzaamheden heeft verricht aan het pand aan [adres] te [plaats]. Ten behoeve van deze werkzaamheden heeft RMB op 15 juli 2022 een offerte aan Bekir Bouw gestuurd voor de montage en demontage van een steiger aan de voor- en achtergevel.
2.2.
Op 26 juli 2022 heeft RMB de steiger aan de voorgevel geplaatst. Deze steiger heeft vervolgens een aantal weken aan de voorgevel gestaan. Op 20 september 2022 is de steiger aan de voorgevel gedemonteerd, waarna het de bedoeling was dat de steiger aan de achtergevel zou worden geplaatst. Die dag is er echter een discussie tussen partijen ontstaan, waarna RMB de steigers op de vrachtwagen heeft geladen en heeft meegenomen. Vervolgens heeft RMB aan Bekir Bouw te kennen gegeven dat zij de opdracht annuleert.
2.3.
RMB heeft voor haar werkzaamheden aan Bekir Bouw in totaal een zestal facturen gestuurd. Deze facturen zien op het plaatsen en de huur van de steiger aan de voorgevel en de het plaatsen van de steiger aan de achtergevel Het totaalbedrag van deze facturen is € 8.431,28. Nadat de steiger niet aan de achtergevel is geplaatst, heeft RMB de facturen die daarop betrekking hebben op de achtergevel gecrediteerd. RMB heeft in totaal een bedrag van € 2.220,35 aan Bekir Bouw teruggestort.
2.4.
Hierna hebben partijen telefonisch en per e-mail contact met elkaar gehad. In haar e-mail van 20 september 2022 heeft RMB toegelicht op welke wijze zij facturen heeft verrekend. Hierop heeft Bekir Bouw in haar e-mail van dezelfde datum aan RMB laten weten dat zij het met een aantal facturen niet eens is en klaagt zij over de wijze waarop Bekir Bouw de steiger heeft gebouwd. Verder heeft Bekir Bouw aan RMB te kennen gegeven dat zij door de handelwijze van RMB vertraging oploopt en schade lijdt.
2.5.
Bekir Bouw heeft uiteindelijk een ander bedrijf ingehuurd voor het plaatsen van de steiger aan de achtergevel. Deze steiger is op 12 oktober 2022 geplaatst.

3.Het geschil

3.1.
Bekir Bouw vordert – zakelijk weergegeven – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, RMB veroordeelt tot betaling van:
€ 3.725, te vermeerderen met de wettelijke rente,
de buitengerechtelijke incassokosten,
de proceskosten.
3.2.
Bekir Bouw stelt, samengevat, dat RMB de overeenkomst niet tussentijds had mogen opzeggen, waardoor RMB door het niet plaatsen van de steiger aan de achtergevel is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen. Volgens Bekir Bouw hebben hierdoor de onderhoudswerkzaamheden vertraging opgelopen. Bekir Bouw heeft vervolgens met de hoofdopdrachtgever van de onderhoudswerkzaamheden de afspraak moeten maken dat er extra werkzaamheden zouden worden uitgevoerd om de bewoners voor deze vertraging te compenseren. De arbeidsuren die [naam 1] voor het uitvoeren van deze extra werkzaamheden heeft gemaakt, is de schade Bekir Bouw heeft geleden. Deze kosten dienen door RMB te worden vergoed, aldus Bekir Bouw.
3.3.
RMB stelt zich, samengevat, op het standpunt dat zij in eerste instantie de steiger niet aan de achtergevel kon plaatsen. Volgens RMB is er vervolgens een ruzie tussen partijen ontstaan, waarna RMB heeft besloten de steiger niet meer aan de achtergevel te plaatsen. RMB heeft vervolgens de facturen die betrekking hebben op de achtergevel, gecrediteerd, waardoor zij niets meer aan Bekir Bouw hoeft te betalen. RMB betwist dat Bekir Bouw schade heeft geleden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bekir Bouw vordert van RMB de schade die zij als gevolg van het niet plaatsen van de steiger aan de achtergevel heeft geleden. Voor het toekennen van deze schadevergoeding dient niet alleen te worden beoordeeld of RMB de overeenkomst van opdracht in de gegeven omstandigheden eenzijdig kon ontbinden. Bekir Bouw dient ook, gelet op de gemotiveerde betwisting door RMB, voldoende te stellen over i) wat de tekortkoming van RMB is, ii) wat het verband is tussen die tekortkoming en de gestelde schade, iii) wat de omvang van die schade is en iv) waarom die schade aan RMB kan worden toegerekend. Bekir Bouw heeft dit echter onvoldoende gedaan, en dan met name ten aanzien van de punten ii, iii en iv. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat het antwoord op de vraag of de feiten en omstandigheden in deze zaak rechtvaardigden dat RMB de opdracht kon teruggeven, in het midden kon worden gelaten. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
4.2.
In de dagvaarding heeft Bekir Bouw enkel gesteld dat zij als gevolg van het niet plaatsen door RMB van de steiger aan de achtergevel schade heeft geleden. Dat Bekir Bouw schade zou hebben geleden, wordt echter door RMB betwist. Bekir Bouw heeft vervolgens pas ter zitting aangevoerd dat de schade is ontstaan doordat zij een aantal maanden later de werkzaamheden heeft kunnen afronden. Om die reden heeft Bekir Bouw de hoofdopdrachtgever – een groter bouwbedrijf waarvoor Bekir Bouw in de toekomst nog meer werkzaamheden wilde verrichten – aangeboden extra werkzaamheden uit te voeren als compensatie voor de uitloop. De kosten van deze extra werkzaamheden is de schade die Bekir Bouw vordert. Dat Bekir Bouw in de periode rondom het weghalen van de steiger RMB heeft aangemaand of in gebreke heeft gesteld ten aanzien van het niet plaatsen van de steiger aan de achtergevel, is niet gesteld en ook niet gebleken. Naar aanleiding van de toelichting ter zitting begrijpt de kantonrechter dat de gevorderde schade niet ziet op de klachten die Bekir Bouw in haar e-mail van 22 september 2022 aan RMB heeft geuit (zie hiervoor onder 2.4.).
4.3.
Het had op de weg van Bekir Bouw gelegen om de door haar gestelde schade nader te onderbouwen en nader feitelijk toe te lichten waarom die schade in redelijkheid aan RMB kan worden toegerekend. Dit heeft Bekir Bouw niet gedaan. Zoals hiervoor reeds overwogen heeft Bekir Bouw immers pas ter zitting naar voren gebracht dat zij een afspraak met de hoofdopdrachtgever zou hebben gemaakt over compensatie, maar heeft verder nagelaten (met stukken) te onderbouwen dat deze afspraak ook daadwerkelijk is gemaakt en wat die afspraak precies inhield. Evenmin heeft Bekir Bouw geconcretiseerd waarom de kosten voor het uitvoeren van extra werkzaamheden voor bewoners redelijkerwijs aan RMB zouden kunnen worden toegerekend. Verder heeft Bekir Bouw slechts toegelicht dat [naam 1] in totaal zes dagen werkzaamheden heeft verricht, maar heeft ook hiervan geen enkele onderbouwing aangedragen. Gelet hierop heeft Bekir Bouw onvoldoende gesteld om tot het bewijs te worden toegelaten. Het door Bekir Bouw gedane te algemene bewijsaanbod wordt dan ook gepasseerd.
4.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat Bekir Bouw ter onderbouwing van de grondslag van haar vorderingen onvoldoende heeft gesteld en dat haar vorderingen daarom zullen worden afgewezen. Zij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van RMB worden begroot op nihil.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. wijst de vorderingen af;
II. veroordeelt Bekir Bouw in de proceskosten die aan de zijde van RMB tot op heden begroot worden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.D. Coumou, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.