Op 3 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank behandelde het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van verplichte zorg aan een betrokkene, geboren in 1955, die lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van schizofrenie. Tijdens de mondelinge behandeling was de betrokkene niet aanwezig, en zijn advocaat, mr. P. Jeeninga, betwistte de duur van de zorgmachtiging van twee jaar die door de officier van justitie was verzocht. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de betrokkene de afgelopen vijf jaar onafgebroken verplichte zorg had ontvangen, wat een voorwaarde is voor een langere machtiging.
De rechtbank concludeerde dat de betrokkene zorg nodig had om ernstig nadeel, zoals levensgevaar en ernstige psychische schade, af te wenden. Aangezien er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren, was verplichte zorg noodzakelijk. De rechtbank bepaalde de duur van de zorgmachtiging op 12 maanden, in afwijking van het verzoek van de officier van justitie. De rechtbank achtte de voorgestelde vormen van verplichte zorg, waaronder medicatietoediening en opname in een accommodatie, noodzakelijk en evenredig.
De beschikking werd mondeling gegeven door rechter H.P.E. Has en is op 3 februari 2023 in het openbaar uitgesproken. De machtiging geldt tot en met 3 februari 2024, en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.