ECLI:NL:RBAMS:2023:6981

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
23/1121
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag eenmalige energietoeslag 2022 voor zzp'er op basis van fiscaal inkomen

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 11 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een eenmalige energietoeslag 2022 beoordeeld. Eiser, een zzp'er uit Amsterdam, had op 8 juni 2022 een aanvraag ingediend voor de energietoeslag, die bedoeld is voor huishoudens met een laag inkomen in verband met de stijgende energieprijzen. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de aanvraag aanvankelijk buiten behandeling gesteld, maar later alsnog in behandeling genomen en afgewezen. De rechtbank behandelt de vraag of eiser in aanmerking komt voor de energietoeslag, die is vastgesteld op €800,- voor huishoudens met een inkomen tot 120% van het wettelijk minimumloon.

Eiser betwist de afwijzing en stelt dat het college onjuiste gegevens heeft gebruikt met betrekking tot zijn inkomen uit eigen onderneming. Het college baseert zich op het bruto resultaat van de onderneming, terwijl eiser aanvoert dat zijn fiscale inkomen lager is. De rechtbank overweegt dat het college terecht is uitgegaan van de winst uit onderneming voor belastingen, wat aansluit bij het brutoloonbegrip van de beleidsregels. De rechtbank concludeert dat het gezinsinkomen van eiser, inclusief zijn inkomen uit werk, hoger is dan de norm van €26.454,-, waardoor hij niet in aanmerking komt voor de energietoeslag. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen vergoeding van proceskosten of griffierecht terug.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/1121

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor eenmalige energietoeslag 2022 op grond van de Participatiewet (Pw).
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 22 november 2022 buiten behandeling gesteld. Met het bestreden besluit van 18 januari 2023 is de aanvraag van eiser alsnog in behandeling genomen en is de aanvraag afgewezen.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 22 augustus 2023 op zitting behandeld. Hierbij zijn eiser en zijn gemachtigde verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Waar gaat deze zaak over?

1. In verband met de stijging van de energieprijzen heeft het kabinet besloten om een eenmalige energietoeslag voor huishoudens met een laag inkomen mogelijk te maken. Deze eenmalige energietoeslag is een vorm van bijzondere bijstand en geldt voor de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022. Gemeenten hebben de wettelijke bevoegdheid gekregen om in 2022 een eenmalige energietoeslag te verstrekken aan huishoudens met een laag inkomen.
2. Eiser heeft op 8 juni 2022 een aanvraag voor de energietoeslag ingediend. In het primaire besluit heeft het college de aanvraag buiten behandeling gesteld.
3. In het bestreden besluit heeft het college de aanvraag van eiser alsnog in behandeling genomen en is de aanvraag afgewezen. Om in aanmerking te komen moet iemand een laag inkomen hebben. Dat is volgens de gemeente Amsterdam het geval als het gezinsinkomen maximaal 120% van het wettelijk minimumloon voor gehuwden of daaraan gelijkgestelden bedraagt. Het normbedrag is € 26.454. Het gezinsinkomen van eiser is
€ 41.137. Volgens het college komt eiser daarom niet in aanmerking voor de energietoeslag.
Standpunten van partijen
4. Eiser voert aan dat het college uitgaat van onjuiste gegevens met betrekking tot het inkomen uit eigen onderneming. Het college gaat uit van het bruto resultaat van de onderneming van € 15.771, terwijl er volgens eiser in fiscale zin geen sprake is van een inkomen uit deze onderneming. Uit de brief van de Belastingdienst van 1 februari 2023 blijkt namelijk dat het inkomen van eiser in 2021 in totaal € 24.503 bedraagt. Op grond van de beleidsregels komt eiser daarom wel in aanmerking voor de energietoeslag, aldus eiser.
5. Het college stelt zich op het standpunt dat de overgelegde brief van de Belastingdienst geen aanleiding vormt om het bestreden besluit te herzien. Het college voert aan dat bij de eenmalige energietoeslag met het begrip fiscaal inkomen bij zelfstandig ondernemers bedoeld wordt de winst vóór belastingen. Dat betreft de omzet minus de kosten, maar vóór zelfstandigenaftrek. Het college leidt uit de brief van de Belastingdienst af dat het bedrag van € 24.503 het verzamelinkomen is. Dit is volgens het college iets anders dan fiscaal inkomen, omdat een verzamelinkomen het inkomen is na aftrek van mogelijk diverse aftrekposten zoals de zelfstandigenaftrek.

Beoordelingskader

6. Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Pw heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
7. Om categoriale verstrekking van de energietoeslag mogelijk te maken is artikel 35 van de Pw gewijzigd. [1]
Op grond van het vierde lid kan, in afwijking van het eerste lid, tot en met 30 juni 2023 bijzondere bijstand ook aan een alleenstaande of een gezin worden verleend in de vorm van een eenmalige energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of die alleenstaande of dat gezin in dat jaar een sterk gestegen energierekening had.
Op grond van het vijfde lid kan de in het vierde lid bedoelde toeslag in afwijking van artikel 43, eerste lid, ambtshalve worden vastgesteld.
8. In de memorie van toelichting bij de wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen staat onder andere het volgende:
“Met het wetsvoorstel krijgen gemeenten de bevoegdheid om in het jaar 2022 een eenmalige energietoeslag toe te kennen aan huishoudens met een laag inkomen. Het feit dat de eenmalige energietoeslag onderdeel zal uitmaken van de categoriale bijzondere bijstand, betekent dat gemeenten beleidsvrijheid hebben ten aanzien van de vormgeving:
– het college bepaalt binnen het wettelijke kader de doelgroep van de eenmalige energietoeslag, hetgeen betekent dat het college bepaalt wat er onder een «laag inkomen» moet worden verstaan;
– het college bepaalt de hoogte van het bedrag van de toe te kennen eenmalige energietoeslag, eventueel gedifferentieerd naar leefsituatie.” [2]
en verder:
“De doelgroep van de eenmalige energietoeslag bestaat uit huishoudens met een laag inkomen, dat wil zeggen een inkomen op of net boven het sociaal minimum. In dit wetsvoorstel krijgt het college de bevoegdheid om zelf nader invulling te geven aan wat onder een «laag inkomen» moet worden verstaan. Het ligt daarbij voor de hand dat het college een inkomensgrens definieert in de vorm van een percentage van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Het college kan daarbij aansluiten bij de doelgroep van de bijzondere bijstand en het lokale gemeentelijk minimabeleid. Gemeenten hoeven geen rekening te houden met de vermogenspositie van huishoudens.”
9. In artikel 1, aanhef en onder c, van de Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022 van de gemeente Amsterdam (de beleidsregels) is bepaald dat onder fiscaal inkomen wordt verstaan het brutoloon of uitkering met daarbij gerekend belaste vergoedingen.
10. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de beleidsregels is de energietoeslag van € 800,- bedoeld voor onder meer een huishouden dat over het refertejaar over een minimuminkomen beschikte.
Op grond van artikel 3, tweede lid, van de beleidsregels wordt onder minimuminkomen verstaan een fiscaal gezinsinkomen dat minder of gelijk is aan 120% van het bruto wettelijk minimum loon (WML).

Oordeel rechtbank

11. De rechtbank overweegt dat de eenmalige energietoeslag 2022 is bedoeld voor huishoudens met een laag inkomen. Het college heeft hierbij beleidsvrijheid om te bepalen wat onder een laag inkomen verstaan moet worden. Volgens het gemeentelijke beleid heeft een huishouden een laag inkomen als – kort samengevat – het fiscaal gezinsinkomen niet hoger is dan 120% van het wettelijk minimumloon voor gehuwden of daaraan gelijkgestelden.
12. Gelet op deze formulering en de wijze waarop aan de toekenning van de eenmalige energietoeslag 2022 verder vorm is gegeven, is ervoor gekozen om het bruto inkomen dat feitelijk is ontvangen als uitgangpunt te nemen. Uit de door eiser overgelegde verklaring blijkt dat in zijn geval het verzamelinkomen is geregistreerd. Nu daarbij ook rekening is gehouden met aftrekposten, zodat dit niet alleen betrekking heeft op ontvangen inkomsten, is het college terecht uitgegaan van het fiscaal loon van eiser in plaats van het verzamelinkomen uit de Verklaring geregistreerd inkomen 2021 van de Belastingdienst.
13. De rechtbank stelt vast dat het college is uitgegaan van een ruimere uitleg van zijn beleid, namelijk dat ook degenen die een inkomen hebben uit een eigen onderneming in aanmerking komen voor een eenmalige energietoeslag. Hierbij gaat het college naar het oordeel van de rechtbank terecht uit van de winst uit onderneming voor belastingen (bruto resultaat). Over het bruto resultaat uit de onderneming moet inkomstenbelasting worden betaald en sluit daarmee aan bij het brutoloonbegrip van de beleidsregels. Niet in geschil is dat het bruto resultaat uit de onderneming € 15.771,- bedraagt. Tezamen met het inkomen uit werk is het fiscaal gezinsinkomen hoger dan de toepasselijke norm van € 26.454,-. Gelet hierop heeft verweerder de aanvraag van eiser voor eenmalige energietoeslag terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. M.G. Elfferich, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Deze wijziging is in werking getreden op 26 augustus 2022: Staatsblad 2022, 321.
2.Kamerstukken II 2021/2022, 36 057, nr. 3, p. 4.