ECLI:NL:RBAMS:2023:6973

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
13-193101-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens poging tot verkrachting en aanranding door gebrek aan bewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag] 1987, heeft de rechtbank Amsterdam op 1 september 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het proberen te verkrachten van [aangeefster] op 18 juli 2021 in Amsterdam. De officier van justitie, mr. A. Kramer, vorderde een veroordeling, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Zowel de primair tenlastegelegde poging tot verkrachting als de subsidiair tenlastegelegde aanranding konden niet bewezen worden. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster wel als betrouwbaar beoordeeld, maar vond dat er geen bewijs was dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had gepleegd. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. G.J. van Oosten, pleitte ook voor vrijspraak, wijzend op het ontbreken van bewijs en opzet. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk vrijgesproken van beide tenlasteleggingen en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 september 2023.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/193101-21
Datum uitspraak: 1 september 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Kramer, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G.J. van Oosten, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er - kort gezegd - van beschuldigd dat hij op 18 juli 2021 te Amsterdam heeft geprobeerd om [aangeefster] te verkrachten. Als dit niet kan worden bewezen, dan wordt verdachte beschuldigd van aanranding van [aangeefster] .
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage 1en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vanwege het ontbreken van bewijs moet worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde verkrachting. Ondanks dat de subsidiair tenlastegelegde aanranding wel wettig kan worden bewezen, moet verdachte ook daarvan worden vrijgesproken wegens het ontbreken van de overtuiging dat hij het opzet heeft gehad het feit te plegen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de primair tenlastegelegde verkrachting, wegens het ontbreken van bewijs. De raadsman heeft eveneens vrijspraak bepleit van de subsidiair tenlastegelegde aanranding, omdat - naast het ontbreken van het opzet - geen sprake is van ontuchtige handelingen.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak poging verkrachting (feit 1, primair)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat in het dossier geen enkel bewijs aanwezig is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan. Verdachte zal daarvan dan ook worden vrijgesproken.
4.3.2.
Vrijspraak aanranding (feit 1, subsidiair)
Hoewel de rechtbank niet twijfelt aan (de betrouwbaarheid van) de verklaring van aangeefster, ziet de rechtbank in deze verklaring en in de rest van het dossier geen bewijs voor een strafbaar feit. Niet kan worden bewezen dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen in de zin van de wet, zodat verdachte ook zal worden vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.H.E. van der Pol, voorzitter,
mrs. C. Wildeman en E. Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.L. Köhler, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 september 2023.
[...]