ECLI:NL:RBAMS:2023:6966

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
13/053110-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bankmedewerkersfraude en oplichting met aanzienlijke schade aan banken

Op 3 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een 38-jarige man, die werd beschuldigd van bankmedewerkersfraude en oplichting. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar voor zijn rol in een serie van 26 oplichtingen, waarbij hij samen met anderen bankpassen en pincodes van slachtoffers heeft bemachtigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juni 2020 tot en met 20 februari 2023 in Amsterdam en Wormerveer handelde, waarbij hij frauduleuze betalingen verrichtte en aanzienlijke bedragen van de rekeningen van de slachtoffers heeft gestolen, met een totaalbedrag van meer dan € 2,5 miljoen.

Tijdens de rechtszaak heeft de officier van justitie, mr. K. van der Willigen, de volledige bewijsvoering gepresenteerd, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. F.H.B. Budde, betoogde dat de verdachte niet betrokken was bij alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de oplichtingen en heeft hem voor een aantal feiten vrijgesproken, maar hem wel schuldig bevonden aan de meest ernstige beschuldigingen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de gepleegde feiten benadrukt, waarbij de verdachte zich specifiek richtte op vermogende personen en bedrijven. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de maatschappelijke impact van de fraude, die het vertrouwen in de banken heeft geschaad. De opgelegde straf van 3 jaar gevangenisstraf is in overeenstemming met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. Daarnaast zijn er verbeurdverklaringen opgelegd voor verschillende goederen die in verband staan met de fraude, en zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde banken, ABN Amro Bank N.V. en Coöperatieve Rabobank U.A.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/053110-23
Datum uitspraak: 3 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren in [geboortegegevens] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in het [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van der Willigen en van wat verdachte en zijn raadsman mr. F.H.B. Budde, advocaat te Amsterdam naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – verkort weergegeven en na aanvulling van de tenlastelegging op zitting – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 juni 2020 tot en met 20 januari 2023 in Amsterdam en/of Wormerveer heeft schuldig gemaakt aan:
1. medeplegen van 26 oplichtingen, waarbij door middel van
caller spoofingen
sim swappingde pinpassen en bijbehorende pincodes van de aangevers zijn bemachtigd;
2. medeplegen van diefstal van geldbedragen van in totaal € 2.525.989,42, door met de pinpassen en pincodes van de aangevers geld van hun rekeningen over te boeken, geld op te nemen of goederen te kopen bij winkels;
3. opzettelijk en wederrechtelijk gebruik maken van identificerende persoonsgegevens van de aangevers, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
4. medeplegen van computervredebreuk, door met behulp van een valse sleutel in te loggen in bankrekeningen bij de Coöperatieve Rabobank U.A. en/of de ABN AMRO Bank N.V., zijnde een geautomatiseerd werk.
Kennelijke verschrijving tenlastelegging
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de tenlastegelegde periode sprake is van een kennelijke verschrijving en dat is bedoeld de periode van 1 juni 2020 tot en met 20 februari 2023, de dag waarop verdachte is aangehouden, ten laste te leggen. In het licht van de inhoud van het dossier kan hierover geen misverstand er bestaan. De verbetering van deze misslag schaadt verdachte niet in zijn verdediging.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen als bijlage I bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
De ABN Amro Bank en de Rabobank hebben ieder afzonderlijk aangifte gedaan van in totaal 36 oplichtings- c.q. fraudezaken. Deze aangiftes vermelden dat fraudeurs, die zich telkens hebben voorgedaan als klanten van de banken, bankpassen en pincodes van die klanten verkregen en vervolgens die bankpassen activeerden. Vervolgens zijn frauduleus gelden van de bankrekeningen van de klanten van de ABN Amro Bank en de Rabobank weggenomen. Naar aanleiding van deze aangiftes is het onderzoek Squalus gestart. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte zich, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan de diverse oplichtingen, gekwalificeerde diefstallen, identiteitsfraude en computervredebreuk.
3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feiten 1 t/m 4 heeft de officier van justitie partiële vrijspraak gevorderd voor de zaaksdossiers [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] , [naam 10] , [naam 11] , [naam 12] , [naam 13] , [naam 14] , [naam 15] , [naam 16] , [naam 17] , [naam 18] , [naam 19] , [naam 20] , [naam 21] , [naam 22] en [naam 23] .
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de strafbare feiten ten aanzien van bovengenoemde zaakdossiers niet kunnen worden bewezen. Ten aanzien van de zaaksdossiers [naam 24] , [naam 25] , [naam 26] , [naam 27] en [naam 28] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van [naam 29] , [naam 30] en [naam 31] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten niet kunnen worden bewezen, omdat uit het dossier onvoldoende is gebleken dat verdachte betrokken is geweest bij de tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van [naam 32] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat aangifte is gedaan door een andere rechtspersoon, namelijk [naam 33]
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1.
Partiele vrijspraak feiten 1 t/m 4
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting, gekwalificeerde diefstal, identiteitsfraude en computervredebreuk ten aanzien van [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] , [naam 10] , [naam 11] , [naam 12] , [naam 13] , [naam 14] , [naam 15] , [naam 16] , [naam 17] , [naam 18] , [naam 19] , [naam 20] , [naam 21] en [naam 22] , zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. .
Evenmin is bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting, gekwalificeerde diefstal, identiteitsfraude en computervredebreuk ten aanzien van [naam 30] . De bankpas die bij verdachte is aangetroffen biedt daarvoor niet zonder meer voldoende bewijs omdat die op naam staat van een ander bedrijf, namelijk [naam 34] . Het daarop vermelde bankrekeningnummer komt ook niet overeen met het bankrekeningnummer van [naam 30] . Het dossier bevat verder ook geen ander bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij dit zaaksdossier. Verdachte wordt ook hiervan vrijgesproken.
3.4.2.
Bewijsoverweging ten aanzien van feiten 1 t/m 4
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in bijlage II bij dit vonnis, is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting, gekwalificeerde diefstal, identiteitsfraude en computervredebreuk ten aanzien van [naam 29] (Rabo zaak 8), [naam 24] (Rabo zaak 17), [naam 25] (Rabo zaak 19), [naam 26] (Rabo zaak 22), [naam 32] (Rabo zaak 24), [naam 27] (ABN zaak 10), [naam 28] (ABN zaak 11) en [naam 31] (ABN zaak 12). Ten aanzien van de zaaksdossiers [naam 29] , [naam 31] en [naam 32] overweegt de rechtbank daartoe nog als volgt.
3.4.3.
[naam 29]
Uit de aangifte blijkt dat de eigenaar van [naam 29] , dhr. [eigenaar] , op 11 februari 2021 een nieuwe bankpas heeft aangevraagd. De bankpas en de pincode zijn naar het adres van [naam 29] in [plaats] gestuurd. Op 23 februari 2021 geeft de eigenaar van [naam 29] aan dat hij de bankpas niet heeft ontvangen, waarna blijkt dat er ter hoogte van € 277.299,92 frauduleuze betalingen zijn gedaan van zijn bankrekening. Van de bankrekening is bij [juwelier] een Rolex GMT-Master IL Saru besteld ter waarde van € 135.000,00. Bij deze bestelling is een kopie van een valse identiteitskaart gestuurd die op naam staat van [eigenaar] , maar waarop een foto van iemand anders staat. Tijdens de doorzoeking van de woning van de vriendin van verdachte is een identiteitskaart aangetroffen met een andere naam, maar met dezelfde foto als de foto op de identiteitskaart die naar [juwelier] is gestuurd. Daarnaast is op de tablet van verdachte op 6 januari 2023 de zoekterm ‘ [juwelier] ’ aangetroffen. Deze feiten en omstandigheden zijn redengevend voor het bewijs dat verdachte de frauduleuze betaling vanaf de bankrekening van [naam 29] heeft verricht. Verdachte heeft in zijn verhoren bij de politie en op de terechtzitting bovendien geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring gegeven die leiden tot een andere conclusie.
3.4.4.
[naam 31]
Uit de aangifte blijkt dat drie passen van [naam 31] zijn onderschept. Van de bankrekening van [naam 31] is een bedrag van € 87.604,94 frauduleus afgeschreven. De passen zijn op 2 oktober 2022 telefonisch bij de bank geactiveerd door iemand die zich heeft voorgedaan als de heer [naam 35] . Dit gesprek is opgeslagen en naar het NFI gestuurd voor onderzoek.
Het NFI heeft het gesprek met de bank vergeleken met onder andere een spraakbericht van verdachte en een telefoongesprek van verdachte. Onder de blinde analyse komt het NFI tot oordeel dat het iets waarschijnlijker is dat de spreker van het gesprek met de bank een ander is dan de spreker van het vergelijkingsmateriaal. Onder de auditief-akoestische analyse zijn overeenkomsten aangetroffen tussen het fragment en het vergelijkingsmateriaal, onder andere in algehele indruk van de stem, uitspraakkenmerken, woordkeus en afwijkende zinsconstructies. Het resultaat van de auditief-akoestische analyse is daarom dat het veel waarschijnlijker is dat de spreker in het gesprek dezelfde persoon is als de spreker in het vergelijkingsmateriaal, dan dat het verschillende personen zouden zijn geweest. Het verschil in uitkomst kan worden verklaard doordat bij de blinde analyse de uitspraak, groeten, woordgebruik en grammatica niet worden meegenomen. De algehele conclusie van de onderzoeker is daarom dat het veel waarschijnlijker is dat de spreker uit het fragment dezelfde spreker is als de spreker in het vergelijkingsmateriaal, dan dat het verschillende sprekers zouden zijn geweest.
De rechtbank acht het onderzoek van het NFI voldoende betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank komt tot de conclusie dat het de verdachte is geweest die de bank heeft gebeld om de pas te activeren om vervolgens het geldbedrag van de bankrekening af te halen.
3.4.5.
[naam 32]
In de tenlastelegging is opgenomen [naam 32] Dit moet zijn [naam 33] Dit betreft een kennelijke fout, die zich voor eenvoudig herstel leent. Het moet in het licht van het dossier voor de verdediging duidelijk zijn geweest dat sprake is van een vergissing en de verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. De rechtbank zal de kennelijke verschrijving verbeteren.
Op grond van de aangifte en het proces-verbaal binnentreden van de woning in de [adres] kunnen de strafbare feiten ten aanzien van [naam 33] wettig en overtuigend worden bewezen.
3.4.6.
Medeplegen
Uit het gestructureerde handelen van verdachte leidt de rechtbank af dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen. Dat verdachte niet alleen heeft gehandeld, leidt de rechtbank onder meer af uit de camerabeelden, waarop is te zien dat steeds een ander dan verdachte de geldbedragen van de bankrekeningen van de slachtoffers haalt. Daarnaast is op de telefoon van verdachte een gesprek te lezen waaruit blijkt dat hij de buit samen met een ander deelt. Ook uit de in de woning aan de [adres] aangetroffen aantekeningen met daarin gegevens van personen en bedrijven volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte niet alleen heeft gehandeld. De aantekeningen bevatten verschillende handschriften. Tevens duiden teksten als “die heb je dus al” en “heb al 2 bestuurders van jou gehad!” erop dat dit het werk is van meer personen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van feiten 1 t/m 4 sprake is geweest van medeplegen.

4.Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
Op tijdstippen in de periode van 24 januari 2021 tot en met 20 februari 2023 te Amsterdam en/of Wormerveer, tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Coöperatieve Rabobank U.A. en ABN AMRO Bank N.V. heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten betaalpassen met bijbehorende pincodes, te weten een geldbedrag van in totaal 911.518,71 euro, door meermalen telkens
- telefonisch contact op heeft genomen met medewerkers van de Coöperatieve Rabobank U.A. en ABN AMRO Bank N.V. waarbij, verdachte en/of zijn mededaders zich voor hebben gedaan als personen en/of vertegenwoordiger van voornoemde rechtspersonen en/of bedrijven,
te weten:
[naam 29] en
[naam 24] en
[naam 25] en
[naam 26] en
[naam 33] en
[naam 27] en
[naam 28] en
[naam 31]
- op naam van voornoemde rechtspersonen en/of bedrijven aanvragen heeft gedaan voor een betaalpas met bijbehorende pincode en/of een zogenoemde online key en/of
- aanvragen heeft gedaan voor het deblokkeren van betaalpassen en/of het verhogen van de opnamelimiet en/of het verkrijgen van de toegang tot internetbankieren en/of
- de persoons- en/of adres gegevens van voornoemde (rechts)personen en/of bedrijven ter verificatie door heeft gegeven aan die medewerker en/of
- de poststukken van voornoemde (rechts)personen en/of bedrijven heeft onderschept en/of
- die eerder aangevraagde betaalpassen telefonisch en/of middels een activatiecode te heeft geactiveerd;
ten aanzien van feit 2:
op tijdstippen in de periode van 24 januari 2021 tot en met 20 februari 2023 te Amsterdam en/of Wormerveer, tezamen en in vereniging met anderen, geldbedragen van in totaal 911.518,71 euro, toebehorende aan Coöperatieve Rabobank U.A. en/of ABN AMRO Bank N.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met wederrechtelijk verkregen betaalpassen met bijbehorende pincodes op naam van
[naam 29] en
[naam 24] en
[naam 25] en
[naam 26] en
[naam 33] en
[naam 27] en
[naam 28] en
[naam 31]
- via een internetbankieren app geldbedragen van spaarrekeningen naar betaalrekeningen over te boeken en/of
- met die betaalpassen met bijbehorende pincodes transacties te verrichten bij betaalautomaten en/of
- bij webwinkels goederen aan te schaffen;
ten aanzien van feit 3:
op tijdstippen in de periode van 24 januari 2021 tot en met 20 februari 2023 te Amsterdam en/of Wormerveer, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens van
[naam 29] en/of een vertegenwoordiger en
[naam 24] en/of een vertegenwoordiger en
[naam 25] en/of een vertegenwoordiger en
[naam 26] en/of een vertegenwoordiger en
[naam 33] een vertegenwoordiger en
[naam 27] en
[naam 28] en/of een vertegenwoordiger en
[naam 31] en/of een vertegenwoordiger
heeft gebruikt, met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel is ontstaan, verdachte en/of zijn mededaders hebben immers voornoemde persoonsgegevens ter verificatie aan medewerkers van de Coöperatieve Rabobank U.A. en/of ABN AMRO Bank N.V. doorgegeven waardoor een of meerdere betaalpassen met bijbehorende pincodes en/of activatiecodes zijn verkregen;
ten aanzien van feit 4:
op tijdstippen in de periode van 24 januari 2021 tot en met 20 februari 2023 te Amsterdam en/of Wormerveer, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk en wederrechtelijk, in een gedeelte van een geautomatiseerd werk, te weten computersystemen en/of servers en/of netwerken toebehorende en/of in gebruik bij de Coöperatieve Rabobank U.A. en/of die van de ABN AMRO Bank N.V. is binnengedrongen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of met behulp van valse sleutel, verdachte en/of zijn mededaders hebben immers, meermalen
- via internetbankieren met wederrechtelijk verkregen betaalpassen en/of wederrechtelijk verkregen pincodes ingelogd op voornoemde rekeningen en/of
- geldbedragen overgeboekt van voornoemde spaarrekeningen naar betaalrekeningen, terwijl voornoemde (rechts)personen hier geen toestemming voor hebben gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging aansluiting te zoeken bij de Oriëntatiepunten voor straftoemeting
(hierna: LOVS)en rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim, omdat het onderzoek aan gegevensdragers onrechtmatig is geweest. Uit het dossier blijkt namelijk niet dat de officier van justitie of de rechter-commissaris toestemming heeft gegeven voor het onderzoek in de telefoons van verdachte. De raadsman heeft gelet op het voorgaande verzocht om twee maanden op de straf in mindering te brengen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van twee jaar, samen met anderen, schuldig gemaakt aan oplichting, diefstal, identiteitsfraude en computervredebreuk, waarbij op slinkse wijze de bankpassen en pincodes van slachtoffers werden bemachtigd om daarmee vervolgens zo veel mogelijk geld van hun bankrekeningen op te nemen. Verdachte en zijn mededaders hebben zich specifiek gericht op vermogende personen en bedrijven, waarbij uiteindelijk ruim € 900.000,- is weggenomen. Uit de aangiften en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat het vertrouwen in de banken daardoor is geschaad. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan. Deze brutale zelfverrijking ten koste van anderen zorgt voor veel verontwaardiging in de samenleving. De ernst van de door verdachte gepleegde feiten rechtvaardigt een forse gevangenisstraf. Het moet voor verdachte en voor de samenleving duidelijk zijn dat het plegen van dit soort feiten zwaar wordt bestraft.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank heeft hiervoor aansluiting gezocht bij de LOVS met betrekking tot fraude. Het oriëntatiepunt voor fraude met een schadebedrag tussen € 500.000,- tot € 100.000,- is een gevangenisstraf van 18 tot 23 maanden.
De rechtbank heeft daarbij in strafverzwarende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte zich gedurende twee jaar bezig heeft gehouden met deze strafbare feiten.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij er “iets” mee te maken heeft. Verdachte heeft zijn verontwaardiging uitgesproken dat hij in zijn visie als grote vis wordt aangezien. Op vragen van de rechtbank hoe er dan naar hem moet worden gekeken en hoe bijvoorbeeld het aantreffen in de woning in [adres] van het dure Rolex horloge betaald via de bankrekening van [naam 27] moet worden uitgelegd, heeft verdachte geen antwoord willen geven. Verdachte heeft aldus geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Ook is niet gebleken dat verdachte de ernst van zijn handelen inziet.
Met betrekking tot het verzoek tot strafvermindering vanwege het onderzoek aan de telefoons overweegt de rechtbank het volgende. De raadsman heeft zich beroepen op het Smartphone-arrest. Dit arrest heeft echter betrekking op de situatie waarin smartphones in beslag zijn genomen door opsporingsambtenaren. In dit geval zijn de telefoons in beslaggenomen door de rechter-commissaris. De inbeslagname door de rechter-commissaris impliceert de bevoegdheid om de telefoon te onderzoeken, tenzij in de beslissing tot inbeslagname een beperking is opgenomen. In dit geval heeft de rechter-commissaris geen beperking opgenomen waardoor de rechter-commissaris impliciet toestemming heeft gegeven voor het onderzoek. Dit onderzoek lag ook voor de hand gezien de aard van de verdenking. Er is dus geen sprake van een vormverzuim. Daarom zal de rechtbank geen strafvermindering toepassen.
Alles overwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Aan verdachte zal daarnaast als bijkomende straf worden opgelegd de verbeurdverklaring van het Nokia telefoontoestel en het Rolex horloge, nu deze goederen aan verdachte toebehoren en met betrekking tot deze goederen het bewezenverklaarde is begaan.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Horloge (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304711, Rolex);
2 1 STK Horloge 75000 (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304718, Rolex);
3 1 STK Armband 3600 (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304722, Goudkleurig, merk: Cartier);
4 1 STK Horloge 29000 (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304713, Groene plaat, merk: Rolex daydate);
5 1 STK Armband (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304738, Zwart/ goudkleurig, merk: Cartier);
6 1 STK Horloge (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304719, Audemars Piguet)
7 3500 EUR; (Omschrijving: PL1300-2022145152-6304852);
8 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304576, Zwart, merk: Huawei);
9 1 STK Computer (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304544, Zwart, merk: Samsung Galaxy tabAL);
10 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304550, zwart, merk: Apple iphone x);
11 1 STK Computer (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304539, wit, merk: Samsung);
13 8 STK Briefpost (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304768);
14 7 STK Briefpost (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304771);
15 1 STK Papier (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304772);
16 2 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304775);
17 3 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304816, Lebara);
18 2 STK Scanner (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304821);
19 3 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304823, Nokia);
20 1 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304824, T mobile).
Verbeurdverklaring
Naast de onder 2 en 19 genummerde goederen, zoals eerder genoemd, zullen ook de onder 9, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 20 genummerde voorwerpen worden verbeurdverklaard. Deze voorwerpen behoren aan verdachte en zijn tot het begaan van het bewezen geachte bestemd of met behulp van deze voorwerpen is het onder 1 bewezen geachte begaan.
Onttrekking aan het verkeer
Het onder 6 genummerde voorwerp betreft een namaakhorloge – zo heeft de verdachte verklaard ter terechtzitting - en is van dien aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Dit voorwerp wordt onttrokken aan het verkeer.
Teruggave aan verdachte
De onder 1, 3, 4, 5, 7, 8, 10 en 11 genummerde voorwerpen behoren aan verdachte toe en zullen aan hem worden teruggegeven, nu het belang van strafvordering zich hier niet tegen verzet.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Vordering ABN Amro Bank N.V.
De benadeelde partij ABN Amro Bank N.V. vordert € 645.974,84 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente
,alsmede € 3.240,- aan proceskosten.
De raadsman heeft verzocht om de vorderingen niet ontvankelijk te verklaren in de zaken waarvan verdachte wordt vrijgesproken. Daarnaast verzoekt de raadsman de onderzoekskosten te matigen naar rato van de bewezenverklaarde zaken.
De rechtbank is van oordeel dat de ABN Amro Bank rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder feit 2 bewezenverklaarde, bestaande uit vergoeding van het geld dat van haar rekeninghouders is gestolen. De vordering is ter hoogte van € 466.815,70 niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom in zoverre worden toegewezen. Verder zijn de onderzoekskosten van drie keer € 120,- voldoende onderbouwd en toewijsbaar. De vordering van de ABN Amro Bank wordt toegewezen tot een bedrag van in totaal € 467.175,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (24 januari 2021). De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte ten aanzien van dit onderdeel van de vordering wordt vrijgesproken. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten moeten worden berekend conform het liquidatietarief.
Vordering Coöperatieve Rabobank U.A.
De benadeelde partij Coöperatieve Rabobank U.A. vordert € 2.163.260,13 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede € 1.440,- aan proceskosten.
De raadsman heeft ten aanzien van deze vordering eveneens verzocht de vorderingen niet ontvankelijk te verklaren in de zaken waarvan verdachte wordt vrijgesproken. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de Rabobank in de zaken [naam 26] en [naam 32] geen schadevergoeding heeft gevorderd. De raadsman heeft verzocht om de onderzoekskosten te matigen tot € 120,- per bewezenverklaarde zaak en voor de proceskosten aansluiting te zoeken bij het liquidatietarief.
De rechtbank is van oordeel dat de Rabobank rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder feit 2 bewezenverklaarde, bestaande uit vergoeding van het geld dat van haar rekeninghouders is gestolen. De vordering is ter hoogte van € 437.202,51 niet betwist. De gevorderde schade komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom in zoverre worden toegewezen. De kosten in de zaken [naam 26] en [naam 32] worden eveneens toegewezen, ter hoogte van € 7.500,50. Deze schade is door de Rabobank gevorderd en komt de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voor. Verder worden er onderzoekskosten van zes keer € 120,- toegewezen. De vordering van de Rabobank wordt toegewezen tot een bedrag van in totaal € 445.423,01, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (24 januari 2021). De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte ten aanzien van dit onderdeel van de vordering wordt vrijgesproken. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 1440,-, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet tevens, ter waarborg van betaling, aanleiding om aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De bank heeft de weggenomen bedragen vergoed, zodat de slachtoffers niet met de financiële gevolgen zitten. Dat betekent echter wel dat de bank recht heeft op vergoeding van de schade die zij daardoor heeft geleden. Dat de bank een financiële instelling is, maakt nog niet dat zij daardoor minder recht heeft op vergoeding van die schade. Verdachte is aansprakelijk voor die schade en de schade dient dan ook vergoed te worden. Er moet voor worden gewaakt dat banken in de toekomst niet zullen overgaan tot vergoeding van schade bij fraude, omdat de schadevergoedingsmaatregel alleen maar ten behoeve van private partijen wordt opgelegd. Dit acht de rechtbank onwenselijk. Daarnaast acht de rechtbank oplegging van de schadevergoedingsmaatregel wenselijk omdat in onderhavige zaak conservatoir beslag is gelegd. Het conservatoir beslag strekt tot bewaring van het recht op verhaal waarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. Zonder schadevergoedingsmaatregel kan het conservatoir beslag niet worden uitgewonnen ten behoeve van de slachtoffers. Gelet op deze achterliggende motieven zal de rechtbank de vervangende gijzeling bepalen op nul dagen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 138ab, 231b, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 4:
medeplegen van computervredebreuk, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
6 1 STK Horloge (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304719, Audemars Piguet).
Verklaart verbeurd:
2 1 STK Horloge 75000 (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304718, Rolex);
9 1 STK Computer (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304544, Zwart, merk: Samsung Galaxy tabAL);
13 8 STK Briefpost (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304768);
14 7 STK Briefpost (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304771);
15 1 STK Papier (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304772);
16 2 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304775);
17 3 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304816, Lebara);
18 2 STK Scanner (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304821);
19 3 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304823, Nokia);
20 1 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304824, T mobile).
Gelast de teruggave aan verdachte:
1. STK Horloge (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304711, Rolex);
3 1 STK Armband 3600 (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304722, Goudkleurig, merk: Cartier);
4 1 STK Horloge 29000 (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304713, Groene plaat, merk: Rolex daydate);
5 1 STK Armband (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304738, Zwart/ goudkleurig, merk: Cartier);
7 3500 EUR; (Omschrijving: PL1300-2022145152-6304852);
8 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304576, Zwart, merk: Huawei);
10 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304550, zwart, merk: Apple iphone x);
11 1 STK Computer (Omschrijving: PL1300-2022145152-G6304539, wit, merk: Samsung).
Wijst de vorderingvan de benadeelde
partij Coöperatieve Rabobank U.A. toetot een bedrag van
€ 445.423,01(zegge: vierhonderdvijfenveertigduizendvierhonderddrieëntwintig euro en een eurocent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (24 januari 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de Coöperatieve Rabobank U.A.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 1.440,-.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de Coöperatieve Rabobank aan de staat € 445.423,01 (zegge: vierhonderdvijfenveertigduizendvierhonderddrieëntwintig euro en een eurocent), bestaande uit materiële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (24 januari 201) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan geen gijzeling worden toegepast.
Wijst de vordering van de benadeelde partij ABN Amro Bank N.V. toe tot een bedrag van € 467.175,70 (zegge: vierhonderdzevenenzestigduizendhonderdvijfenzeventig euro en zeventig eurocent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (24 januari 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de ABN Amro Bank N.V.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de ABN Amro Bank N.V. aan de staat € 467.175,70 (zegge: vierhonderdzevenenzestigduizendhonderdvijfenzeventig euro en zeventig eurocent) bestaande uit materiële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (24 januari 201) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan geen gijzeling worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.J. Bos, voorzitter,
mrs. M. Smit en L. Noyon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Buiskool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 november 2023.