ECLI:NL:RBAMS:2023:6960

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
C/13/731328 / FA RK 23-1895
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot adoptie door de partner van de biologische moeder van een minderjarige geboren na anonieme donorbevruchting

In deze zaak hebben verzoeksters, een lesbisch paar, een verzoek ingediend tot adoptie van hun minderjarige kind, dat is geboren na een kunstmatige donorbevruchting met een anonieme donor. De rechtbank heeft op 2 november 2023 uitspraak gedaan en het verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van een anonieme donor in strijd is met fundamentele waarden van de Nederlandse rechtsorde, en dat de zorgvuldigheidseisen door verzoeksters onvoldoende in acht zijn genomen. De rechtbank benadrukte dat het recht van een kind om te weten van wie het afstamt, een kernwaarde is in de Nederlandse wetgeving. Verzoeksters hadden de mogelijkheid om de familierechtelijke band met het kind te vestigen door middel van erkenning, wat ook in hun belang zou zijn. De rechtbank concludeerde dat, ondanks de bezorgdheid van verzoeksters over de juridische status van erkenning in het buitenland, deze zorgen niet voldoende onderbouwd waren om het verzoek tot adoptie te rechtvaardigen. De rechtbank wees het verzoek tot adoptie af, met de mogelijkheid voor verzoeksters om de familierechtelijke band via erkenning tot stand te brengen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/731328 / FA RK 23-1895
Beschikking van 2 november 2023
in de zaak van:
[verzoekster 1] ,
hierna te noemen verzoekster [verzoekster 1] ,
en
[verzoekster 2] ,
hierna te noemen verzoekster [verzoekster 2] ,
samen ook te noemen verzoeksters,
beiden wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. K.S.M. Smienk.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het op 23 februari 2023 ingekomen verzoek met bijlagen;
- het F9-formulier met bijlage, ingekomen op 23 maart 2023;
- het F9-formulier met bijlage, ingekomen op 30 maart 2023;
- het raadsrapport, ingekomen op 7 augustus 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 september 2023.
Verschenen zijn:
- verzoeksters met hun advocaat;
- S. Kool namens de Raad.

2.De feiten

2.1.
Verzoeksters zijn op 10 juni 2022 te Stein in het huwelijk getreden. Binnen het huwelijk van verzoeksters is geboren de minderjarige [minderjarige] op [geboortedatum] 2023 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige] ).
2.2.
[minderjarige] is door en ten gevolge van kunstmatige donorbevruchting in een kliniek in België verwekt. Hierbij is gebruik gemaakt van een anonieme donor via de Cryos Spermabank. Verzoeksters weten dat de donor uit Denemarken afkomstig is. Andere gegevens over de donor staan nergens geregistreerd.
2.3.
Verzoeksters en [minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit. Verzoekster [verzoekster 1] heeft tevens de Belgische nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek strekt tot adoptie door verzoekster [verzoekster 1] van de minderjarige. Tevens verzoeken verzoeksters te bepalen dat [minderjarige] de achternaam [verzoekster 1] behoudt en vast te stellen dat de adoptie terugwerkt tot aan het tijdstip van de geboorte. Verzoeksters leggen aan hun verzoek ten grondslag dat zij de voorkeur hebben voor adoptie boven de optie om [minderjarige] door verzoekster [verzoekster 1] te laten erkennen. Erkenning is in het buitenland nog niet gangbaar en wordt niet overal onvoorwaardelijk erkend. Verzoeksters wonen in de grensstreek met België en Duitsland en gaan bijna wekelijks naar België. Daarnaast zijn de ontwikkelingen met betrekking tot lesbisch ouderschap, zoals die zich recentelijk bijvoorbeeld in Italië hebben voorgedaan, zorgwekkend. Wanneer verzoeksters in het buitenland op vakantie zijn met [minderjarige] , of wanneer [minderjarige] in het buitenland gaat studeren, zou alleen erkenning tot problemen kunnen leiden. Met een adoptie zal verzoekster [verzoekster 1] een sterkere positie hebben. Daarnaast doet adoptie recht aan de feitelijke gezinssituatie waarin verzoeksters samen [minderjarige] verzorgen en opvoeden. Verzoeksters realiseren zich inmiddels dat het gebruik van een anonieme donor in Nederland niet in het belang van een minderjarige wordt geacht. Zij waren hiervan echter niet op de hoogte voordat verzoekster [verzoekster 2] zwanger werd. In België, waar verzoeksters het zwangerschapstraject hebben doorlopen, kan alleen gebruik worden gemaakt van een anonieme donor. Verzoeksters zullen [minderjarige] voorlichten over zijn afkomst en zijn vragen zo goed mogelijk beantwoorden en zijn bereid om op zoek te gaan naar de donor. Voor een eventueel tweede kind zal worden geprobeerd om gebruik te maken van materiaal van dezelfde donor zodat de kinderen ook in zoverre gelijk zijn, aldus verzoeksters.
3.2.
De Raad adviseert het verzoek toe te wijzen. De Raad heeft ter zitting onder meer meegedeeld dat de Raad de visie van de wetgever dat een kind het recht heeft om te weten van wie het afstamt, onderschrijft. Het is van belang dat een kind zijn beide ouders leert kennen omdat daarmee ook de vraag van het kind wie hij of zij is, wordt beantwoord.
Van handel in genetisch materiaal waarvoor gewaakt moet worden, is in dit geval geen sprake. Wanneer naar het belang van [minderjarige] wordt gekeken, kan worden geconstateerd dat hij in een heel liefdevol gezin woont waar hij enorm gewenst is. Het is in zijn belang dat deze veilige plek voor hem zo goed mogelijk wordt gewaarborgd. Dat er sprake is van twee moeders wordt nog niet overal in de wereld erkend. Problemen in het buitenland waarvoor verzoeksters vrezen kent de Raad niet maar die vrees lijkt heel belastend voor verzoeksters. Er moet voorkomen worden dat verzoeksters en [minderjarige] hiermee belast worden. Nu verzoeksters er voor open staan om op alle mogelijke manieren te proberen te achterhalen wie de donor is, en de donor zelf er bovendien voor heeft gekozen om anoniem te zijn, adviseert de Raad om het verzoek tot adoptie toe te wijzen.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
Op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de Nederlandse rechter bevoegd kennis te nemen van het verzoek.
4.2.
Nu verzoeksters kiezen voor de rechtsmacht van de rechtbank Amsterdam en wensen dat de zaak niet wordt verwezen naar de bevoegde rechtbank, acht de rechtbank zich bevoegd kennis te nemen van het onderhavige verzoek.
4.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 10:105, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is Nederlands recht van toepassing op de adoptie.
Inhoudelijk
4.4.
In de artikelen 1:227 en 228 BW zijn de voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan om te kunnen adopteren. Uit artikel 1:227 lid 3 BW volgt dat het verzoek tot adoptie alleen kan worden toegewezen indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is. In lid 4 is bepaald dat indien het kind is of wordt geboren binnen de relatie van de adoptant en de ouder, en het kind door en ten gevolge van kunstmatige donorbevruchting als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting is verwekt en een door de stichting, bedoeld in die wet, ter bevestiging hiervan afgegeven verklaring wordt overgelegd waaruit blijkt dat de identiteit van de donor aan de vrouw bij wie de kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden onbekend is, het verzoek wordt toegewezen, tenzij de adoptie kennelijk niet in het belang van het kind is of niet is voldaan aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW.
4.5.
De rechtbank stelt vast dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde genoemd in lid 4 van artikel 1:227 BW, nu er gebruik is gemaakt van een volledig anonieme donor. Vervolgens dient naar het oordeel van de rechtbank te worden gekeken of het verzoek tot adoptie, ondanks dat niet is voldaan aan dit vierde lid, in het belang van [minderjarige] toch moet worden toegewezen. Uit artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) volgt immers dat bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het kind de eerste overweging vormen.
4.6.
De rechtbank overweegt in dit kader dat het voor kinderen van groot belang is om te kunnen achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. In Nederland wordt het kunnen achterhalen van die ontstaansgeschiedenis door een kind als een van de kernwaarden beschouwd. De Hoge Raad onderkent in zijn jurisprudentie al gedurende ruime tijd het recht om te weten van welke ouders men afstamt en ook uit de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap in het rapport ‘Kind en ouders in de 21ste eeuw’ volgt dat het van belang is dat deze kernwaarde wordt gewaarborgd.
4.7.
In de afgelopen jaren is de discussie over de anonieme donor met name gevoerd in het kader van draagmoederschap waarbij gebruik is gemaakt van een anonieme eiceldonor. Maar ook in de onderhavige zaak, waarin gebruik is gemaakt van een anonieme spermadonor, zal het voor verzoeksters en later [minderjarige] zeer moeilijk, zo niet onmogelijk, zijn om zijn volledige afstammingsinformatie te achterhalen. De rechtbank is van oordeel dat dit in strijd is met het fundamentele (mensen)recht van een kind om zijn of haar afstamming te kunnen herleiden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het gebruik van een anonieme donor in strijd is met een beginsel en waarde die in de Nederlandse rechtsorde als fundamenteel wordt beschouwd en dat in het kader van het traject dat is doorlopen, daarom de zorgvuldigheidseisen onvoldoende in acht zijn genomen. Dat verzoeksters voor de zwangerschap van verzoekster [verzoekster 2] niet wisten dat een anonieme donor niet in het belang van het kind wordt geacht, maakt geen verschil.
4.8.
Verzoeksters stellen dat het in het belang van [minderjarige] is dat de adoptie wordt uitgesproken, omdat daarmee de familieband die er tussen [minderjarige] en verzoeksters bestaat wordt bevestigd en de juridische status met de feitelijke status in overeenstemming wordt gebracht. Met adoptie is de positie van verzoekster [verzoekster 1] internationaal sterker dan met erkenning, aldus verzoeksters.
4.9.
De rechtbank is met verzoeksters van oordeel dat het van belang is dat er een familierechtelijke betrekking tussen [minderjarige] en verzoekster [verzoekster 1] tot stand wordt gebracht. Afwijzing van het verzoek tot adoptie leidt er echter niet toe dat verzoeksters geen familierechtelijke betrekking tussen haar en [minderjarige] tot stand kunnen brengen. In Nederland is immers ook de erkenning mogelijk waarmee deze familierechtelijke betrekking ook tot stand komt. De rechtbank passeert de stelling van verzoeksters dat de positie van verzoekster [verzoekster 1] met erkenning internationaal minder sterk zal zijn dan met adoptie en dat zij zich daar zorgen over maken. Verzoeksters hebben naar het oordeel van de rechtbank slechts algemeen gesteld en niet voldoende onderbouwd waarom dit in hun geval maakt dat in het belang van [minderjarige] toch de adoptie moet worden uitgesproken. Naast het feit dat niet specifiek en onderbouwd is gesteld dat de juridische status die zal ontstaan door erkenning in de ons omringende landen België of Duitsland, waar verzoeksters vlakbij wonen en regelmatig verblijven, tot problemen zou kunnen leiden, is ook niet onderbouwd dat reizen naar andere (vakantie)landen op deze grond tot problemen zullen leiden. Dit geldt eveneens voor een mogelijke studie van [minderjarige] in het buitenland. De stelling van verzoeksters over zorgelijke ontwikkelingen in het buitenland kunnen hen in dit verband -en ook overigens- niet baten. Dat verzoeksters zich zorgen maken is wel duidelijk, maar gesteld noch gebleken is dat deze zorgen van verzoeksters van een dusdanige orde zijn dat die de ongestoorde verhouding tussen hen en [minderjarige] zullen verstoren. .
4.10.
Concluderend overweegt de rechtbank als volgt. Het gebruik van een anonieme donor is in strijd met een beginsel en waarde die in de Nederlandse rechtsorde als fundamenteel wordt beschouwd en de rechtbank is van oordeel dat de zorgvuldigheidseisen door verzoeksters in dit kader onvoldoende in acht zijn genomen. Verzoeksters hebben bovendien de mogelijkheid om de familierechtelijke band tussen [minderjarige] en verzoekster [verzoekster 1] tot stand te brengen door middel van erkenning. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet is komen vast te staan dat, ondanks dat niet is voldaan aan lid 4 van artikel 1:227 BW, het belang van [minderjarige] maakt dat de verzochte adoptie dient te worden toegewezen. De rechtbank zal het verzoek tot adoptie en de daarmee verband houdende overige verzoeken dan ook afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Rozemeijer, voorzitter tevens kinderrechter,
mr. J. Kloosterhuis en mr. M. Nijssen, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. T.M.M.P. Westbroek, griffier, op 2 november 2023. [1]
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beschikking ondertekend door de oudste rechter,
mr. J. Kloosterhuis.

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).