ECLI:NL:RBAMS:2023:6942
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot overlegging van bewijsstukken in kort geding tussen broers over nalatenschap
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, vorderde eiser, een van de twee broers en erfgenamen van hun overleden moeder, dat gedaagde, zijn broer, hem schriftelijk bewijs zou overhandigen waaruit blijkt dat hij een bedrag van € 1,1 miljoen aan hun moeder heeft geschonken. De zaak werd behandeld in kort geding op 12 oktober 2023, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. Eiser stelde dat hij rechtmatig belang had bij de vordering om te kunnen vaststellen of gedaagde het genoemde bedrag daadwerkelijk aan hun moeder heeft geschonken, wat van invloed zou zijn op de afwikkeling van de nalatenschap. Gedaagde voerde verweer en stelde dat eiser niet ontvankelijk was, omdat hij de verkeerde partij had gedagvaard en dat de gevorderde bescheiden niet relevant waren voor de afwikkeling van de nalatenschap.
De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser ontvankelijk was in zijn vordering, maar dat hij niet voldoende rechtmatig belang had aangetoond. De rechter concludeerde dat de vordering van eiser niet kon worden toegewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat gedaagde daadwerkelijk een bedrag van € 1,1 miljoen aan hun moeder had overgemaakt. Bovendien beschikte eiser over een volmacht om zelf de benodigde bankafschriften op te vragen, waardoor hij niet afhankelijk was van gedaagde. De rechter wees de vordering af en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.