ECLI:NL:RBAMS:2023:6937

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
13189045-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot meerdere veroordelingen

Op 24 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Kempten in Duitsland. De vordering tot behandeling van het EAB werd ingediend door de officier van justitie op 10 augustus 2023. De opgeëiste persoon, geboren in Duitsland in 2002, was op dat moment gedetineerd in Nederland zonder vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct was en dat hij de Duitse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 10 oktober 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met 30 dagen verlengd. Het EAB betreft een vrijheidsstraf van in totaal twee jaar en zes maanden, die aan de opgeëiste persoon is opgelegd in verband met meerdere veroordelingen, waaronder feiten die onder het Duitse jeugdstrafrecht vallen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en heeft de overlevering toegestaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/189045-23
Datum uitspraak: 24 oktober 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 10 augustus 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 mei 2023 door het
Amtsgericht Kempten(Allgäu), Duitsland, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedag] 2002,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit andere hoofde gedetineerd in [detentieplaats]
,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 oktober 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Duitse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van het
Amtsgericht Kempten(Allgäu), Duitsland, van 14 mei 2021, in kracht van gewijsde sedert 26 juli 2021, met referentie 1 Ls 110 Js 969/21.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren, inclusief twee eerdere veroordelingen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
Uit het EAB en de aanvullende informatie van 7 september 2023 blijkt dat (vanwege de toepasselijkheid van het Duitse jeugdstrafrecht) in het vonnis van 14 mei 2021 twee eerdere veroordelingen zijn verdisconteerd. Die twee eerdere veroordelingen betreffen de volgende vonnissen:
a. a) een vonnis van het
Amtsgericht Schweinfurt vom 03.07.2018met kenmerk Az: 3 Ls 6 Js 4159/17, waarbij aan de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren en zes maanden is opgelegd en
b) een vonnis van het
Amtsgericht Kempten vom 12.10.2020met kenmerk Az.: 1 Ls 150 Js 9910/20, waarbij aan de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar is opgelegd.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis van 14 mei 2021 heeft geleid. Uit de aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon ook in persoon is verschenen bij de processen die hebben geleid tot de twee eerdere veroordelingen.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB en de feiten zoals omschreven in de onderliggende vonnissen niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
ten aanzien van het vonnis van 14 mei 2021 met kenmerk 1 Ls110 Js 969/21:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl het feit wordt begaan tegen een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt
ten aanzien van het vonnis van 3 juli 2018 met kenmerk Az: 3 Ls 6 Js 4159/17:
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994;
wederspannigheid, terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
zich in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg bevinden;
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast;
wederspannigheid;
overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
mishandeling;
ten aanzien van het vonnis van 12 oktober 2020 met kenmerk Az.: 1 Ls 150 Js 9910/20:
wederspannigheid;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.Overige verweren

De raadsvrouw heeft verzocht om aanvullende vragen te stellen betreffende de straf die nog resteert na aftrek van het voorarrest. Volgens de raadsvrouw moet overlevering worden geweigerd indien blijkt dat de reststraf minder dan 4 maanden bedraagt.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de vraag naar het restant van de straf die de opgeëiste persoon nog uit moet zitten, een aangelegenheid is die aan de orde komt bij de tenuitvoerlegging van de straf. De rechtbank is niet bevoegd daarover in deze procedure te oordelen. Nu de opgelegde vrijheidsstraf twee jaar is (en dus langer dan vier maanden) is aan de vereisten van de OLW voldaan.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 180, 181, 184, 246, 248, 266, 267, 285, 300, 304, 350 en 453 Wetboek van Strafrecht, 8, 9, 11, 163 en 176 Wegenverkeerswet 1994, en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Kempten(Allgäu), Duitsland, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB en de feiten zoals omschreven in de onderliggende vonnissen van 3 juli 2018 en 12 oktober 2020.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 24 oktober 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.