ECLI:NL:RBAMS:2023:6935

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
13-141584-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 24 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy w Gdańsku in Polen. De officier van justitie had op 14 augustus 2023 verzocht om de behandeling van het EAB, dat was uitgevaardigd op 21 december 2022, en dat strekte tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1972. De rechtbank heeft de zitting gehouden op 10 oktober 2023, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. F.S. Baardman, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de procedure die leidde tot het verzamelvonnis, waar het EAB op is gebaseerd. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedure en zijn verdedigingsrechten zijn geschonden. De officier van justitie betoogde echter dat de oproep voor de zitting was verzonden naar een adres dat de opgeëiste persoon had opgegeven in eerdere procedures.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de procedure die tot het verzamelvonnis heeft geleid. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen bewijs is dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure en dat zijn verdedigingsrechten zijn geschonden. Daarom heeft de rechtbank de overlevering geweigerd en de (geschorste) overleveringsdetentie opgeheven. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/141584-23 (EAB 2)
Datum uitspraak: 24 oktober 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 14 augustus 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 december 2022 door
Sąd Okręgowy w Gdańsku, Polen, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1972,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 oktober 2023, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. F.S. Baardman, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een verzamelvonnis van het
District Courtin
Gdańskvan 12 januari 2022 met referentie IV K 180/21, waarin drie onderliggende vonnissen zijn opgenomen
(verdicts of the District Court in Gdańsk dated 28 december 2015 in the case no. IV K 254/14, Regional Court Gdańsk-South in Gdańsk dated 4 february 2016, in the case no. II K 7/14, and of the Regional Court Gdańsk-South in Gdańsk imposed on 5 july 2016 in the case II K 272/14).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde verzamelvonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, nu de opgeëiste persoon niet aanwezig is geweest in de procedure die tot het verzamelvonnis heeft geleid en geen sprake is van een van de situaties bedoeld in artikel 12, onder a tot en met d, OLW. Ook kan niet worden afgezien van weigering, nu het verzamelvonnis
ex officiois gewezen en de oproepingen voor de zitting zijn gestuurd naar een adres dat niet in deze procedure is opgegeven. Daarom kan niet worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon van de procedure op de hoogte was, zodat zijn verdedigingsrechten zijn geschonden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dient te worden afgezien van toepassing van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW. Zij voert daartoe aan dat de oproep voor het proces dat heeft geleid tot het verzamelvonnis is verzonden naar het adres dat de opgeëiste persoon heeft opgegeven in twee van de drie onderliggende procedures, zodat artikel 12 OLW niet aan overlevering in de weg staat.
De rechtbank stelt allereerst vast dat aan het EAB een verzamelvonnis ten grondslag ligt, waaraan een drietal onderliggende vonnissen ten grondslag liggen. Dit brengt mee dat zowel de onderliggende vonnissen, als het verzamelvonnis moeten worden getoetst aan artikel 12 OLW nu bij de onderliggende vonnissen onherroepelijk uitspraak is gedaan over de schuld van de opgeëiste persoon en hem op grond daarvan vrijheidsstraffen zijn opgelegd. Ook het verzamelvonnis valt onder de reikwijdte van artikel 12 OLW omdat daarin de duur van de straffen is gewijzigd en de bevoegde autoriteit over een beoordelingsmarge heeft beschikt.
Ten aanzien van het verzamelvonnis van 12 januari 2022 vanthe District Courtin Gdańsk
met kenmerk IV K 180/21
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. In het EAB is vermeld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is gedagvaard maar anderszins daadwerkelijk op de hoogte is gesteld van het proces dat tot de beslissing heeft geleid. In de toelichting is vermeld dat de oproep is verzonden naar het laatste verblijfadres van de opgeëiste persoon en niet door hem is opgehaald.
De rechtbank kan niet vaststellen dat één van de situaties zoals bedoeld in artikel 12, onder a tot en met c OLW aan de orde is. Evenmin is sprake van een verzetgarantie als bedoeld in artikel 12 onder d OLW. Gelet daarop kan de overlevering worden geweigerd.
In het onderhavige geval ziet de rechtbank geen aanleiding om af te zien van weigering.
Uit de aanvullende informatie van 19 september 2023 volgt dat het verzamelvonnis
ex officiois gewezen. De opgeëiste persoon heeft dus niet om een verzamelvonnis gevraagd.
Evenmin kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het verzamelvonnis. De rechtbank is daarom van oordeel dat in deze situatie niet kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon op ondubbelzinnige wijze uitdrukkelijk of stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon aanwezig te zijn, dan wel om zijn verdedigingsrechten uit te oefenen.
Ook kan de rechtbank niet vaststellen dat de opgeëiste persoon onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat het opgeven van een adres in een onderliggende procedure niet (zonder meer) betekent dat de opgeëiste persoon er ook na het wijzen van dat onderliggende vonnis rekening mee moest houden dat naar dat adres een oproep voor een verzamelvonnis-procedure zou worden gezonden. Uit de aanvullende informatie volgt niet dat de in de onderliggende procedure(s) verstrekte adresinstructie zich ook uitstrekte over een verzamelvonnis-procedure.
Aangezien reeds aanvullende vragen zijn gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit omtrent de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon, ziet de rechtbank geen aanleiding om hierover wederom nadere vragen te stellen.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren op grond van artikel 12 OLW.

4.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Sąd Okręgowy w Gdańsku, Polen, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
HEFT OPde (geschorste) overleveringsdetentie.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 24 oktober 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.