ECLI:NL:RBAMS:2023:6918

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
13.052059.23 (A), 13.136705.23 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandelingen en bedreiging met zorgmachtiging in Amsterdam

Op 3 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere mishandelingen en een bedreiging. De rechtbank heeft de zaken, aangeduid als zaak A en zaak B, gevoegd behandeld. In zaak A is de verdachte beschuldigd van het mishandelen en bedreigen van [persoon 2] op 24 januari 2023, terwijl in zaak B de verdachte [persoon 3] en [persoon 4] op 2 juni 2023 heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn en dat de rechtbank bevoegd is om de ten laste gelegde feiten te behandelen. De officier van justitie, mr. A.C. Bennis, heeft gevorderd dat het volwassen strafrecht wordt toegepast, terwijl de raadsvrouw, mr. C.H. Pentinga, pleitte voor het jeugdstrafrecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een zorgmachtiging voor opname in een zorginstelling. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [persoon 2] gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van € 41,78 aan materiële schade en € 350,- aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummers: 13.052059.23 (A), 13.136705.23 (B)
Parketnummers vorderingen tul: 13.184297.21, 13.256831.22
Datum uitspraak: 3 november 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaken tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
Ingeschreven en verblijvende bij de [locatie] op het adres: [adres]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 augustus 2023 en 20 oktober 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De strafzaken tegen verdachte zijn gelijktijdig behandeld met het verzoek een zorgmachtiging voor verdachte te verstrekken
(zaaknummer / rekestnummer: C/13/740859 – FA RK 23/6890, kenmerk: ZM/IND/120339).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C. Bennis en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.H. Pentinga, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [persoon 1] namens de Kinderbescherming (hierna: de Raad), en de moeder van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlasteleggingen

2.1.
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
in zaak A:
Feit 1: mishandeling van [persoon 2] op 24 januari 2023 in Amsterdam.
Feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van die [persoon 2] op 24 januari 2023.
In zaak B:
Feit 1: mishandeling van [persoon 3] op 2 juni 2023 in Amsterdam.
Feit 2: mishandeling van [persoon 4] op 2 juni 2023 in Amsterdam.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in zaak A
feit 1:
hij op 24 januari 2023 te Amsterdam, [persoon 2] heeft mishandeld door
- met voornoemde [persoon 2] in worsteling en/of gevecht te geraken waardoor zij op de grond kwam te vallen en
- op voornoemde [persoon 2] te gaan zitten en/of te vallen en
- te krabben in het gezicht van voornoemde [persoon 2] en
- te slaan tegen het gezicht van voornoemde [persoon 2];
Feit 2:
hij op 24 januari 2023 te Amsterdam, [persoon 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en door die [persoon 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je neersteken”.
In zaak B
feit 1:
hij op 2 juni 2023 te Amsterdam, [persoon 3] heeft mishandeld door met kracht met zijn vuist tegen het hoofd van voornoemde [persoon 3] te slaan.
Feit 2:
hij op 2 juni 2023 te Amsterdam, [persoon 4], heeft mishandeld door meermaals, met kracht tegen het hoofd en/of lichaam van voornoemde [persoon 4] te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in
een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

De officier van justitie acht alle feiten bewezen. De officier van justitie heeft gevorderd dat het volwassen strafrecht wordt toegepast en dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Hierbij dienen de door Inforsa Reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden opgelegd.
Beide vorderingen tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling dienen afgewezen te worden en in de vordering met parketnummer 13.256831.22 dienen de bijzondere voorwaarden geschrapt te worden.
De raadsvrouw heeft bepleit het jeugdstrafrecht toe te passen. Zij vindt dat verdachte inmiddels te lang vastzit. Met deze omstandigheid als ook dat hij in de toekomst waarschijnlijk een Verklaring Omtrent Gedrag zal moeten aanvragen, dient rekening gehouden te worden bij de strafoplegging,
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de straf en bij de vaststelling van de duur daarvan het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich midden op de dag in de buurt van de winkels van het Delflandplein schuldig gemaakt aan een drietal mishandelingen en een bedreiging. Door deze feiten heeft verdachte angst, letsel en pijn veroorzaakt bij de slachtoffers. Bovendien kan worden aangenomen dat dit soort incidenten op de openbare weg omstanders en buurtbewoners een onveilig gevoel geven.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
van 24 augustus 2023 waaruit blijkt dat verdachte eerder strafrechtelijk is veroordeeld en in twee proeftijden liep.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van kinder- en jeugdpsychiater [persoon 5], opgemaakt op 5 oktober 2023, het reclasseringsadvies van 12 oktober 2023, opgemaakt door Inforsa Reclassering en de medische verklaring die in het kader van het verzoek een zorgmachtiging te verlenen is opgesteld door psychiater [persoon 6] d.d. 11 oktober 2023.
De psychiater [persoon 5] heeft vastgesteld dat bij verdachte sprake is van verschillende stoornissen, namelijk een psychotische stoornis, een stoornis in het gebruik van cannabis en een trauma gerelateerde stoornis. Deze stoornissen waren aanwezig tijdens het tenlastegelegde.
Uit de voorgeschiedenis en zijn huidige functioneren blijkt dat er een grote mate van gevoeligheid is voor aanrakingen en fysieke nabijheid. Deze leiden bijna tot panische reacties waarvan de inhoud van de begeleidende gedachten onduidelijk zijn
gebleven. Wel kan worden gesteld dat het een behoorlijke mate van inperking oplevert,
ook in het huidige dagelijkse functioneren van verdachte. Vanwege het niet duidelijk
zijn van de onderliggende angsten en gedachten is de differentiatie tussen een ‘overmatige
gevoeligheid ten gevolge van trauma’ dan wel een ‘onderliggende waan’ niet goed te maken. Wel kan gesteld worden dat hem het handelen in dergelijke situaties als ten
hoogste verminderd toe te rekenen valt.
De invloed van het middelengebruik is moeilijk te meten, ook omdat kwantitatieve gegevens over de mate van middelengebruik ontbreken. Duidelijk is wel dat de
gevoeligheden die hem destijds parten speelden ook nu nog (dus zonder middelenge-
bruik, gedurende langere tijd) belemmeren in een adequaat functioneren.
Het recidiverisico moet als verhoogd worden ingeschat.
Het primaat van risicoreductie lijkt te liggen in het adequaat behandelen van de psychotische stoornis en mogelijk onderliggende dan wel comorbide stoornissen (middelen
en trauma gerelateerde stoornissen). Verdachte functioneert sociaal-maatschappelijk moeizaam.
Er komen geen indicaties naar voren voor toepassen van het jeugdstrafrecht, eerder contra-indicaties. De psychiater adviseert dan ook het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Kijkend naar de zorgbehoefte en de mogelijkheden tot beïnvloeding van de risicofactoren van verdachte lijkt het dat de diagnostiek verder opgehelderd dient te worden naast het verder stabiliseren en resocialiseren na de psychotische episode. Ook
zal het behandelbeleid er op gericht moeten zijn dat een terugval zo goed als kan wordt
voorkomen. Dit zal dienen te gebeuren door een continuering van de medicatie (anti-
psychotica), het geven van psycho-educatie omtrent de (gevoeligheid voor het ontwikke-
len van een) psychotische stoornis en het geven van levensstijladviezen ter preventie van
een nieuwe episode. Ook het uitvoeren van een NPO lijkt nuttig te zijn, na het stabiliseren
van de psychotische episode.
De diagnostiek zal deels moeten (en kunnen) plaatsvinden op basis van zogeheten ‘pro-
cesdiagnostiek’ waarbij gaandeweg steeds duidelijker wordt waar de focus (-sen) van
preventie en behandeling op moet liggen door de verdieping van het behandelcontact en
deels zal dit moeten plaatsvinden op basis van het beloop van de klachten die er nu zijn
(en wellicht nog zullen ontstaan).
De psychiater adviseert om de bovenstaande behandeling binnen het juridische kader van een voorwaardelijke veroordeling vorm te geven. Hierbij dient als bijzondere voorwaarde gesteld te worden dat er een klinische opname dient plaats te vinden waarbij zowel aandacht is voor de (aanleidingen en gevolgen) van de psychotische stoornis als voor de comorbide problematiek van middelenmisbruik en mogelijk trauma-gerelateerde stoornissen. De behandeling hiervan zal beter kunnen worden gegarandeerd wanneer er naast dit forensische kader ook een kader binnen de WVGGZ bestaat, zodat behandeling ook daadwerkelijk kan plaatsvinden, ook op momenten dat het wellicht moeilijker vol te houden is voor verdachte.
Psychiater [persoon 6] heeft in zijn medische verklaring gesteld dat sinds januari 2021 Jeugdbescherming betrokken is naar aanleiding van diverse zorgmeldingen vanuit de politie. Er is veelvuldig sprake van agressie-incidenten, delict gedrag en middelengebruik. Dit heeft geleid tot diverse uithuisplaatsingen naar open en gesloten settingen in het kader van een ondertoezichtstelling en machtiging gesloten Jeugdzorg. Na zijn klinische ontslag bij [hulpinstantie] in mei 2022 en daaropvolgend verblijf in de Dominicaanse Republiek is hij eind juni 2022 middels een crisismaatregel wederom kortdurend opgenomen geweest bij [hulpinstantie] vanwege psychotische decompensatie. Na zijn klinisch ontslag kwam zijn ambulante behandeling niet van de grond vanwege weerstand bij de betrokkene. Tijdens ambulante huisbezoeken wordt een wisselend psychotisch beeld geobserveerd waarbij sprake is van verward en oninvoelbaar gedrag, gedachtenstops, bradyfrenie, echolalie, en is hij bij diverse gelegenheden fors dreigend naar zijn behandelaars. Nadat hij op 02-06-2023 is gedetineerd vanwege verdenking van dealen/bezit van crack en een nieuw geweldsdelict verblijft hij thans in voorlopige hechtenis op de FOBA (Forensische Observatie-, en Begeleidingsafdeling) van [locatie]. Omdat betrokkene zich structureel onttrekt aan ambulante zorgafspraken en niet bereid is medicatie in te nemen wordt een klinisch traject ten behoeve van verdere diagnostiek en eventueel instellen op medicamenteuze therapie noodzakelijk geacht om een verdere teloorgang en schizofrene ontwikkeling af te wenden.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiaters over en maakt deze tot de hare.
Inforsa Reclassering heeft in het advies van 12 oktober 2023 geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen. Verdachte functioneert maatschappelijk moeizaam maar dit laat zich niet vertalen naar ‘minder-meerderjarig’. Inforsa Reclassering heeft geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden dat verdachte wordt verplicht mee te werken aan een meldplicht bij de reclassering, een opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en dat hij een dagbesteding heeft.
De Raad heeft aangegeven dat zij zich kan vinden in het advies van Inforsa Reclassering.
De rechtbank is, gelet op de conclusies van de deskundigen en het hoge recidiverisico, van oordeel dat het noodzakelijk is dat verdachte zo snel mogelijk met een zorgmachtiging wordt opgenomen in de Woenselse Poort of soortgelijke instelling. Daartoe heeft de rechtbank op 24 oktober jl. een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 2:3 Wet forensische zorg verleend voor de duur van een half jaar.
Om recht te doen aan het afstraffen van de gepleegde feiten ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Zij zal hierbij ook het volwassenenstrafrecht toepassen omdat uit de rapportages van de deskundigen niet is gebleken van een noodzaak tot een pedagogische aanpak. Verdachte maakt ook al langere tijd geen deel meer uit van een gezin en eerder ingezette gedragsinterventies hebben niet geleid tot een gedragsverandering.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de door Inforsa Reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Zij zal daarom de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 2]

De benadeelde partij [persoon 2] vordert aan materiële schade een bedrag van € 25,90 (verlies arbeidsvermogen) en € 15,88 (reiskosten), totaal € 41,78, en aan immateriële schade een bedrag van € 600,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (24 januari 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal kan worden toegewezen, met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw meent dat de vordering goed is onderbouwd maar heeft verzocht de verzochte immateriële schadevergoeding enigszins te matigen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden. Nu de vordering op dit punt niet is betwist, zal de materieel verzochte schadevergoeding worden toegewezen. De rechtbank acht een bedrag aan € 350,- voor immateriële schadevergoeding redelijk en billijk. De bedragen worden toegewezen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering wordt voor het overige afgewezen.

10.Tenuitvoerleggingen na voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 11 augustus 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13.184297.21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 8 april 2022 van de kinderrechter van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Ook bevindt zich bij de stukken de op 11 augustus 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13.256831.22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 21 december 2022 van de kinderrechter van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 40 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar.
Weliswaar heeft verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijden aan strafbare feiten schuldig gemaakt, toch ziet de rechtbank – zoals bij overweging 8 overwogen, aanleiding om de tenuitvoerlegging van beide vorderingen af te wijzen. Nu er in deze strafzaak nieuwe bijzondere voorwaarden opgelegd worden, waarbij verdachte wordt verplicht mee te werken aan de uitvoering van de verleende zorgmachtiging, zal de rechtbank bepalen dat de in parketnummer 13.256831.22 opgelegde bijzondere voorwaarden bij uitspraak van onderhavig vonnis komen te vervallen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 285, 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder feit 1 en feit 2 en in zaak B onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A onder feit 1 en zaak B onder de feiten 1 en 2:
telkens, mishandeling.
Ten aanzien van zaak A onder feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
1 (één) maand, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij
een proeftijd van 3 (drie) jarenvast onder de
algemenevoorwaarde dat veroordeelde
- zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt;
en onder de
bijzonderevoorwaarden dat de veroordeelde:
- zich houdt aan de meldplicht bij Inforsa Reclassering;
- zijn medewerking verleent aan de opname bij De Woenselse Poort of soortgelijke instelling;
- zijn medewerking verleent aan ambulante behandeling;
- zijn medewerking verleent aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- zijn medewerking verleent aan het hebben en behouden van een dagbesteding.
Van
rechtswegegelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Geeft opdracht aan de Inforsa Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaar zijn.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 2] gedeeltelijk toe tot een bedrag aan materiële schade van € 25,90 (verlies arbeidsvermogen) en € 15,88 (reiskosten), totaal
€ 41,78, en aan immateriële schade van € 350,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (24 januari 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon 2], te betalen de som van € 25,90 en € 15,88, totaal € 41,78, en aan immateriële schade van € 350,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (24 januari 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening
Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Wijst de tenuitvoerlegging van de straf, voorzover deze voorwaardelijk is opgelegd in parketnummer 13.184297.21 bij vonnis d.d. 8 april, AF.
Wijst de tenuitvoerlegging van de straf, voorzover deze voorwaardelijk is opgelegd in parketnummer 13.256831.22 bij vonnis d.d. 21 december 2022, AF, en bepaalt dat de bij dit vonnis opgelegde bijzondere voorwaarden bij uitspraak van onderhavig vonnis komen te vervallen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte in parketnummer 13.052059.23 met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K. Oldekamp-Bakker, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. I.M. Nusselder en E.J. Verster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Pandelitschka, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 november 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen.
[...]