ECLI:NL:RBAMS:2023:691

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
13.063223. 21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak met meerdere oplichtingen via Marktplaats en heling van een scooter

Op 12 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een jeugdzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die beschuldigd werd van meerdere oplichtingen via Marktplaats en heling van een scooter. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers waren ingediend, gevoegd behandeld. De verdachte werd beschuldigd van oplichting in vereniging van verschillende personen in de periode van 7 september 2020 tot en met 7 oktober 2020, alsook van diefstal en heling van een scooter. Tijdens de zitting op 29 december 2022 heeft de officier van justitie, mr. G.M. Kolman, zijn vordering gepresenteerd, en de verdachte en zijn raadsman, mr. E.J. van Gils, hebben hun verweer gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig waren en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de verdachte in sommige zaken vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs, maar heeft hem in andere zaken schuldig bevonden aan oplichting en heling. De rechtbank heeft de verdachte een werkstraf van 100 uren opgelegd, met een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden en bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht van Reclassering Nederland. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [persoon 8] en [persoon 12]. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak voor de verdachte om zijn gedrag te verbeteren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummers: 13.063223.21 (A), 13.262422.21 (B), 13.207444.22 (C) en 13.226688.22 (D)
Datum uitspraak: 12 januari 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2002,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 december 2022.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, B, C en D aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.M. Kolman en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E.J. van Gils, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mevrouw [persoon] , namens Reclassering Nederland, naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Zaak A
in de periode van 16 januari 2021 tot en met 5 maart 2021 te Amsterdam oplichting in vereniging van [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of [persoon 7] en/of [persoon 16] en/of [persoon 8 ] en/of [persoon 9] en/of [persoon 10] ;
op 16 januari 2021 te Amsterdam diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld in vereniging van een telefoon toebehorende aan [persoon 2] ;
in de periode van 23 januari 2021 tot en met 2 februari 2021 te Amsterdam diefstal in vereniging van telefoons toebehorende aan [persoon 16] en/of [persoon 8 ] en/of [persoon 9] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of [persoon 11] en/of [persoon 10] en/of Nationale Politie Amsterdam;
Zaak B
1. in de periode van 7 september 2020 tot en met 7 oktober 2020 te Amsterdam oplichting in vereniging van [persoon 12] en/of [persoon 13] en/of de zoon van [persoon 12] en [persoon 13] en/of [persoon 14] en/of diens moeder [persoon 15] ;
2. diefstal in vereniging van een elektrische step toebehorende aan [persoon 13] op 7 september 2020 te Amsterdam;
3. diefstal in vereniging van een elektrische step toebehorende aan [persoon 14] en/of diens moeder [persoon 15] op 7 oktober 2020 te Amsterdam;
Zaak C
heling in vereniging van een scooter met kenteken [kenteken] op 16 augustus 2022 te Amsterdam;
Zaak D
het voorhanden hebben van een start/alarmpistool (merk BBM / Bruni, model GAP) en een patroon (kaliber 8mm) op 7 september 2022 te Amsterdam.
De tenlasteleggingen, zoals gewijzigd ter terechtzitting, worden als een bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Ten aanzien van het in zaak A onder 2 en 3 en in zaak B onder 2 en 3 ten laste gelegde:
De rechtbank is - in zaak A onder 2 met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat verdachte in deze zaken dient te worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van de ten laste gelegde diefstallen (in zaak A en zaak B) overweegt de rechtbank dat uit de aangiftes blijkt dat in alle gevallen de goederen zijn overhandigd dan wel, in het geval van [persoon 10] , met toestemming gepakt. Daarmee kunnen de gedragingen niet als diefstal worden gekwalificeerd.

5.Partiële vrijspraken en bewijsmotiveringen

Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde:
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd ten aanzien van de ten laste gelegde oplichtingen met betrekking tot alle aangevers. Het dossier bevat voldoende bewijsmiddelen, ook in de vorm van schakelbewijs, voor de betrokkenheid van verdachte bij deze feiten. Bij de tenlastegelegde feiten is het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte 2] aan aangevers gegeven en is het contact met de aangevers gestart vanaf het IP-adres van verdachte of medeverdachte [medeverdachte 1] . Daarnaast zijn gesprekken aangetroffen in de telefoon van verdachte met medeverdachte [medeverdachte 2] over meerdere Marktplaats/Facebook gerelateerde diefstallen. Er is sprake geweest van eenzelfde modus operandi en van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten.
De raadsman heeft - conform zijn pleitnotities die hij ter zitting aan de rechtbank heeft overgelegd - integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de pseudokoop op 5 maart 2021, waarbij verdachte op heterdaad is aangehouden, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat bij de reeks oplichtingen in de tenlastegelegde periode er veel overeenkomsten zijn, omdat de specifieke handelwijze, de zogenoemde modus operandi, zoals die uit het dossier blijkt, veelal overeenkomt. Telkens werd via bepaalde accounts contact gezocht met verkopers van een telefoon (iPhone) en werd met hen afgesproken in Amsterdam Zuidoost, veelal in de buurt van metrohalte Strandvliet. De verkopers werd dan verzocht hun telefoon leeg te maken en op het moment dat de verdachten de telefoon van de slachtoffers kregen overhandigd, renden zij er met de telefoon vandoor, zonder te betalen.
De rechtbank is van oordeel dat naast de vastgestelde modus operandi er ondersteunend bewijs aanwezig dient te zijn om te kunnen concluderen dat verdachte als (mede)pleger bij de oplichtingen is betrokken.
De rechtbank overweegt allereerst dat zij van oordeel is dat verdachte dient te worden vrijgesproken in de zaken met aangevers [persoon 2] , [persoon 5] , [persoon 6] , [persoon 16] en [persoon 9] omdat uit het dossier, afgezien van de genoemde modus operandi, geen enkele betrokkenheid blijkt van verdachte bij deze zaken, ook niet in de vorm van schakelbewijs. Zo is het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 1] niet direct te linken aan verdachte en is het contact met deze aangevers niet gestart vanaf het IP-adres van verdachte. Daarnaast zijn de signalementen die door aangevers zijn gegeven, te weten een persoon met een donkere huidskleur en donkere kleding, zo algemeen en weinig concreet dat de rechtbank hier geen conclusies aan kan verbinden. Daar waar er wel specifiekere signalementen zijn gegeven, passen deze onvoldoende op het uiterlijk van verdachte.
In de zaak met aangever [persoon 3] is het contact tussen het Marktplaats account ‘ [naam account 1] ’ en de aangever gestart vanaf het IP-adres van verdachte. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zijn wifi-code aan andere personen heeft gegeven. Deze personen hebben, aldus verdachte, mogelijk via het IP-adres van zijn woning contact gezocht met deze aangever. Verdachte heeft ter zitting niet willen verklaren aan wie of wanneer precies hij de wifi-code zou hebben gegeven. Verdachte heeft hiermee weliswaar een alternatief scenario geschetst voor het ten laste gelegde, maar heeft dit niet nader onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank is dit alternatieve scenario dan ook niet aannemelijk geworden. Uit de bewijsmiddelen in het dossier blijkt dat het IP-adres van de woning van verdachte 190 keer is geregistreerd bij Marktplaats. Gezien deze grote hoeveelheid registraties op het IP-adres van de woning van verdachte mag in beginsel worden aangenomen dat door een bewoner van het adres is ingelogd op Marktplaats. Dit is slechts anders als verdachte een verifieerbare verklaring zou afleggen waaruit kan blijken dat hij daarvoor niet verantwoordelijk is. De hiervoor beschreven verklaring van verdachte is echter niet verifieerbaar of concreet. De rechtbank kan daarom niet anders dan concluderen dat het verdachte is geweest die heeft ingelogd op het Marktplaatsaccount ‘ [naam account 1] ’ en contact heeft gezocht met aangever [persoon 3] . Het enkele feit dat verdachte vanaf dit Marktplaats-account het gesprek is gestart met aangever [persoon 3] is echter onvoldoende om te kunnen vaststellen dat verdachte ook de afspraak heeft gemaakt met aangever [persoon 3] of dat verdachte de iPhone van [persoon 3] in ontvangst heeft genomen. Niet duidelijk is wat in de gesprekken met aangever is besproken en welke berichten door verdachte zijn gestuurd. Uit het dossier blijkt dat het Marktplaats-account ‘ [naam account 1] ’ vooral door medeverdachte [medeverdachte 1] werd gebruikt.
Aangever [persoon 3] heeft een signalement gegeven van de twee daders. Het gaat om twee mannen rond de 23-24 jaar oud met een donkere huidskleur. Zij heeft daarbij aangegeven dat zij het moeilijk vindt om de leeftijd van de daders in te schatten. De rechtbank kan aan dit signalement geen conclusies verbinden over de betrokkenheid van verdachte bij deze verdenking, omdat dit te algemeen en weinig concreet is. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet vaststellen of verdachte een strafbare rol heeft gehad bij voornoemde tenlastegelegde oplichting en zo ja, wat dan de precieze rol van verdachte hierbij is geweest. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken in de zaak met aangever [persoon 3] .
De rechtbank is van oordeel dat wel wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de oplichtingen in de zaken met de aangevers [persoon 7], [persoon 8 ] en [persoon 10] . Na de aanhouding op 5 maart 2021 hebben de verbalisanten twee telefoons (iPhones) bij verdachte in beslag genomen en onderzocht. In de telefoon (met itemnummer 6033600) werden meerdere chatgesprekken aangetroffen met medeverdachte [medeverdachte 2] over diverse Marktplaats/Facebook gerelateerde oplichtingen. In de applicatie Facebook Messenger zijn 351 gesprekken aangetroffen, waaronder ook gesprekken met de aangevers [persoon 7], [persoon 8 ] en [persoon 10] met het account ‘[naam account 2]’. Deze accountnaam is identiek aan de naam die de aangevers hebben genoemd in hun aangiftes. Ter zitting heeft verdachte de vragen over het aantreffen van deze gesprekken in zijn telefoon niet willen beantwoorden. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte degene is geweest die de gesprekken met de aangevers [persoon 7], [persoon 8 ] en [persoon 10] heeft gevoerd. Hij heeft deze aangevers benaderd via Facebook/Marktplaats en vervolgens een afspraak gemaakt om de telefoons te ‘kopen’ op een locatie die door hem is voorgesteld. Aangevers [persoon 7], [persoon 8 ] en [persoon 10] hebben alle drie verklaard dat de daders zijn weggerend met de telefoon, zonder voor de telefoon te betalen. De rechtbank kan niet met voldoende zekerheid vaststellen dat verdachte ook degene is geweest die uiteindelijk naar de afgesproken locatie is gegaan. De signalementen, zoals opgegeven door de aangevers, zijn wederom niet concreet genoeg. Het zich voordoen als koper van de telefoon, het maken van een afspraak om de telefoon te kopen en vervolgens op de betreffende plek te bekijken of de telefoon naar wens was, geschiedde met de bedoeling om de aangevers te misleiden en hen te bewegen tot afgifte van hun telefoons, zonder hen het afgesproken bedrag te betalen. Daarmee heeft verdachte zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan oplichting.
Ten aanzien van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde:
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd ten aanzien van de ten laste gelegde oplichtingen op 7 september 2020 en 7 oktober 2020.
De raadsman heeft, conform zijn pleitnotities, integrale vrijspraak bepleit.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij niets te maken heeft met de oplichting van aangever [persoon 12] op 7 september 2020. Verdachte weet niet wie ‘[naam]’ is en hoe het kan dat deze persoon gebruik heeft gemaakt van verdachtes telefoonnummer. Verdachte leent zijn telefoon uit aan anderen en mogelijk heeft iemand uit zijn omgeving met zijn telefoon de gesprekken gevoerd met de aangever. Tijdens het politieverhoor op 8 oktober 2020 heeft verdachte, anders dan ter terechtzitting, verklaard dat ‘[naam]’ een vriend is van school en dat deze jongen de gesprekken met [persoon 12] heeft gevoerd. Ten aanzien van de pseudokoop op 7 oktober 2020 heeft verdachte aangegeven dat hij een testrondje deed en dat hij van plan was terug te rijden naar de verkoper, maar toen werd hij al aangehouden door de politie. Bij de politie heeft verdachte hierover verklaard dat hij een deel van het afgesproken bedrag bij zich had om de step te kopen en dat [naam] het andere deel van het geldbedrag zou meenemen
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 12 september 2020 heeft [persoon 12] (namens zijn zoon) aangifte gedaan. Op 6 september 2020 heeft hij via Marktplaats afspraak gemaakt met ene ‘[naam]’. Deze persoon maakte gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] en hij wilde graag afspreken bij de [adres 2]. Aangever is samen met zijn vrouw en zoon naar de afgesproken locatie gegaan. ‘[naam]’ is ongeveer 14 jaar oud, hij heeft een donkere huidskleur en een smal klein postuur. ‘[naam]’ zou de step kopen voor € 400,-. Hij vroeg of hij een testrondje met de step kon maken. Vervolgens is hij weggereden en niet meer teruggekomen. Uit het onderzoek van de politie blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] van verdachte is en dat het contact met de aangever vanaf het IP-adres van verdachte is gestart.
Op 7 oktober 2020 heeft de politie een melding gekregen van Marktplaats dat er opnieuw een dergelijke koop/verkoop van een elektrische step plaats zou vinden, deze keer tussen verkoper [persoon 14] en ‘[naam]’. Ook deze verkoop, op 7 oktober 2020, zou plaatsvinden bij de [adres 2]. ’[naam] zou de step kopen voor € 275,-. De verbalisant is - in overleg met [persoon 14] - als verkoper naar de afspraak gegaan. Hij was in burger gekleed. De verbalisant zag verdachte naar de afspraak komen. Hij herkende verdachte van de politiefoto die hij eerder had gezien. Tijdens het gesprek gaf verdachte aan dat hij voor de elektrische step kwam en dat hij graag eerst een testrondje wilde maken. Vervolgens reed hij met de step weg, waarbij hij steeds meer vaart maakte. Kort daarna is verdachte aangehouden.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde oplichting. De rechtbank stelt allereerst vast dat (ook) bij deze oplichtingen veel overeenkomsten zijn; de modus operandi. [persoon 14] en aangever [persoon 12] zijn beiden op Marktplaats benaderd door ‘[naam]’ en met beiden werd afgesproken in de buurt van de [adres 2]. In beide gevallen is een prijs afgesproken waarvoor de step zou worden gekocht. Na het maken van een testrondje is de ‘koper’ in beide zaken zonder te betalen niet meer teruggekeerd. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte degene is geweest die met het account ‘[naam]’ heeft gereageerd op de advertentie van [persoon 14] en aangever [persoon 12], nu het contact met deze aangevers vanuit zijn IP-adres is gestart en tijdens het gesprek zijn telefoonnummer aan de verkoper is gegeven. In zijn telefoon is een screenshot van het gesprek met [persoon 12] aangetroffen. Hij past daarnaast in het signalement zoals opgegeven door [persoon 12]. Ook had verdachte tijdens de fouillering een bedrag van slechts € 58,50 bij zich, terwijl er met [persoon 14] een bedrag van € 275,00 was afgesproken. Hieruit leidt de rechtbank af dat hij niet van plan is geweest [persoon 14] te betalen. Voorts heeft verdachte wisselend verklaard over de identiteit van ‘[naam]’, waardoor zijn verklaring niet verifieerbaar is.
Ten aanzien van het in zaak C ten laste gelegde:
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van de ten laste gelegde heling van de scooter met kenteken [kenteken] .
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 3] hebben verklaard dat er een sleutel zat in het contactslot van de scooter. Uit het dossier blijkt verder ook niet dat er sprake was van (braak)schade.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 16 augustus 2022 zagen de verbalisanten op een fietspad een witte scooter rijden. Op deze scooter zaten twee jongens. Op de achterkant van de scooter was een zwarte doos bevestigd die gebruikt wordt voor het bezorgen van maaltijden. Ook zat er op de scooter een gele kentekenplaat met kenteken [kenteken] . Deze jongens vielen op, omdat maaltijden over het algemeen niet door twee personen worden bezorgd. De verbalisanten kregen over de portofoon te horen dat de eigenaar van de scooter op 28 juli 2022 aangifte heeft gedaan van diefstal. Hierop hebben de verbalisanten het politietransparant aangezet en een stopteken gegeven, maar de jongens bleven doorrijden. Op een gegeven moment zagen de verbalisanten de scooter op de grond liggen. Het contactslot was iets verbogen en er zat geen sleutel in. Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 3] zijn kort daarna aangehouden.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij niet wist dat de scooter van diefstal afkomstig was. Er zat volgens hem een sleutel in het contactslot en tijdens de fouillering zat de sleutel zelfs in zijn zak. Hij vindt het (ook) vreemd dat de verbalisanten de sleutel niet hebben aangetroffen in één van zijn zakken. Op verdere vragen heeft verdachte geen antwoord willen geven, behalve dat het volgens hem duidelijk is dat hij de waarheid spreekt aangezien zijn verklaring overeenkomt met de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3].
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde heling op 16 augustus 2022 te Amsterdam. Beide verdachten hebben weliswaar verklaard dat zij niet wisten dat de scooter afkomstig was van diefstal, omdat er (volgens hen) een sleutel in het contactslot zat, maar deze verklaringen vinden geen steun in de bevindingen van de verbalisanten. Ook is de sleutel tijdens de fouillering niet aangetroffen in één van de zakken van verdachte. Het had daarom op zijn weg gelegen om meer duidelijkheid te geven over deze verdenking. Nu hij dit niet heeft gedaan concludeert de rechtbank dat verdachte wist dat hij op een gestolen scooter reed.
Ten aanzien van het in zaak D ten laste gelegde:
De raadsman heeft geen bewijsverweren gevoerd en hij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde voorhanden hebben van een start/alarmpistool (merk BBM/Bruni) (model GAP) en één patroon (kaliber 8 mm) wettig en overtuigend bewezen is.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde:
hij in de periode van 16 januari 2021 tot en met 5 maart 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 7] en [persoon 8 ] en [persoon 10] , heeft bewogen tot de afgifte van een telefoon (van het merk IPhone X en IPhone SE) door:
- zich via Facebook Marketplace en Facebook Messenger) voor te doen als [naam account 2] en
- via Messenger een datum en tijdstip en locatie in Amsterdam voor te stellen en
- vervolgens op locatie de telefoon, onder valse voorwendselen te willen bekijken ten gevolge waarvan voornoemde [persoon 7] en [persoon 8 ] en [persoon 10] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte, en
- vervolgens met het goed weg te rennen en
- vervolgens de betaling niet na te komen;
Ten aanzien van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde:
hij in de periode van 7 september 2020 tot en met 7 oktober 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 12] en [persoon 13] en de zoon van [persoon 12] en [persoon 13] en [persoon 14] heeft bewogen tot de afgifte van elektrische steppen, door
- zich via Marktplaats en Marktplaats Messenger voor te doen als [naam] en/of [naam] en
- via Marktplaats Messenger zijn, verdachtes, telefoonnummer (eindigend op [telefoonnummer 2]), te geven en vervolgens te vragen hem, verdachte, een bericht te sturen via WhatsApp en
- via Marktplaats Messenger en WhatsApp een datum en tijdstip en locatie in Amsterdam, te weten locatie Huigenbos voor te stellen en
- via Marktplaats Messenger en WhatsApp geld aan te bieden als tegemoetkoming in de reiskosten, die worden gemaakt om naar de door hem, verdachte, en/of zijn mededaders, voorgestelde locatie te komen en
- vervolgens op locatie de elektrische step, onder valse voorwendselen te willen bekijken en een proefrit te willen maken ten gevolge waarvan [persoon 12] en [persoon 13] en de zoon van [persoon 12] en [persoon 13] en een medewerker van Politie Eenheid Amsterdam werden bewogen tot bovenomschreven afgifte, en
- vervolgens met het goed weg te rijden en
- vervolgens de betaling niet na te komen;
Ten aanzien van het in zaak C ten laste gelegde:
hij op 16 augustus 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een scooter (gekentekend [kenteken] ), voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Ten aanzien van het in zaak D ten laste gelegde:
op 7 september 2022 te Amsterdam, een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een, start/alarmpistool (merk BBM/Bruni) (model GAP) en één patroon (kaliber 8 mm) van categorie III, van de Wet Wapens en Munitie, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte vonnis gehecht.

8.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.Motivering van de straf en maatregel

De officier van justitieheeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 100 uren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast dient aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden te worden opgelegd met een proeftijd van 2 jaren. Aan dat voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden te worden opgelegd zoals door de hulpverlening geadviseerd (inclusief het contactverbod met de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ) en dient verdachte toezicht en begeleiding te krijgen van Reclassering Nederland.
De raadsmanheeft bepleit om bij de strafmaat meer rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Gelet op alle afspraken van verdachte met de hulpverlening is een werkstraf voor de duur van 100 uren, zoals geëist door de officier van justitie, niet redelijk. Het is van belang dat verdachte overzicht houdt op zijn verplichtingen en niet overvraagd wordt door een forse onvoorwaardelijke werkstraf. Ten aanzien van de geadviseerde bijzondere voorwaarden heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte beseft ook dat hij hulp en begeleiding nodig heeft om positieve stappen te kunnen zetten. Tot slot heeft de raadsman ten aanzien van de bewezenverklaring in parketnummer 13.226688.22 (het voorhanden hebben van een start/alarmpistool en een patroon) verzocht om artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, te weten een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, toe te passen.
Gezien het advies van de reclassering en de indruk die verdachte op de rechtbank heeft gemaakt, geeft de persoon van de verdachte aanleiding tot het toepassen van het adolescentenstrafrecht. De rechtbank zal het advies van de reclassering volgen en toepassing geven aan het adolescentenstrafrecht.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit gepleegd door
first offenders.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen anderen schuldig gemaakt aan drie oplichtingen via Facebook Marketplace/Marktplaats. De aangevers hebben hierdoor schade geleden en zij zijn ontzettend geschrokken van de werkwijze van de daders. Dit soort kwesties komt ook het algehele beeld van sites als Marktplaats niet ten goede en tast het vertrouwen in het gebruik van dit soort sites aan. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een scooter en het voorhanden hebben van een start/alarmpistool en een patroon. Gelet op de houding van verdachte ter zitting is het voor de rechtbank moeilijk te peilen of hij gevoelens van spijt heeft en of hij kan reflecteren op zijn handelen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d.13 december 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Verdachte wordt dan ook aangemerkt als
first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt, waaronder het meest recente rapport van Reclassering Nederland van 28 november 2022. Ter zitting heeft
Reclassering Nederlandgeadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in dit rapport.
De rechtbankis van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden - waaronder de schending van de redelijke termijn en nu de rechtbank minder feiten bewezen acht dan waar de officier van justitie bij haar strafvordering vanuit is gegaan - er aanleiding bestaat om bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Gelet op het pedagogische karakter van het jeugdstrafrecht en de meerderjarigheid van verdachte ziet de rechtbank geen meerwaarde meer in een (voorwaardelijke) jeugddetentie. Verdachte heeft daarnaast de laatste maanden vooral een positieve ontwikkeling laten zien die, ook volgens de deskundige, gestimuleerd dient te worden. Hij gaat naar school, hij werkt mee met de behandeling bij Inforsa, hij neemt deel aan het traject van begeleid wonen bij [begeleid wonen] en hij staat onder bewind, waardoor er meer zicht is op zijn financiële situatie. Ter zitting heeft de deskundige toegelicht dat verdachte vooral moeite ervaart met de meldplicht (in de afgelopen weken was hij steeds vaker onbereikbaar). Hij is in staat om een werkstraf uit te voeren. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de consequenties van zijn delictgedrag dient te ervaren en zal daarom aan hem een deels voorwaardelijke werkstaf opleggen (met aftrek van voorarrest) met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd, inclusief de meldplicht bij Reclassering Nederland. Mocht verdachte om wat voor reden dan ook niet op de afspraken kunnen verschijnen, dan dient hij Reclassering Nederland tijdig te informeren over de reden hiervan.

11.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

[persoon 8 ] (zaak A)
De benadeelde partij [persoon 8 ] vordert € 350,00 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel, nu de gestolen telefoon op Marktplaats te koop stond voor € 380,00.
De raadsman heeft - gelet op de bepleite vrijspraak - primair verzocht om de vordering af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank overweegt dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht; dit is ook niet inhoudelijk door de raadsman betwist. Het gevorderde bedrag van
€ 350,00voor een telefoon van het merk IPhone SE komt de rechtbank niet onredelijk voor en zal daarom geheel en hoofdelijk worden toegewezen.
In het belang van [persoon 8 ] wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegde ter hoogte van
€ 350,00vermeerderd met wettelijke rente, welk bedrag bestaat uit materiële schade. Het uitgangspunt is dat er geen gijzeling wordt opgelegd aan verdachten die volgens het jeugdstrafrecht worden berecht. De rechtbank zal daarom de maximale duur van de gijzeling bepalen op 0 dagen.
[persoon 2] en [persoon 9] (zaak A)
De benadeelde partijen [persoon 2] en [persoon 9] zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte in deze zaken is vrijgesproken.
[persoon 12] (zaak B)
De benadeelde partij [persoon 12] vordert € 369,00 aan materiële schadevergoeding en € 2.000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor de materiële schade geheel kan worden toegewezen, met toewijzing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is voldoende onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie toegelicht dat zij het begrijpelijk vindt dat het slachtoffer nog steeds last heeft van de negatieve gevolgen van het incident, maar dat deze vordering onvoldoende is onderbouwd om het gevorderde bedrag te kunnen toewijzen. De vordering ten aanzien van de immateriële schade dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De raadsman heeft - gelet op de bepleite vrijspraak - primair verzocht om de vordering in zijn geheel niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair kan de raadsman zich vinden in het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank overweegt als volgt. Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft de factuur bijgevoegd van de elektrische step, waarop te zien is dat hij deze op 28 augustus 2020 voor € 369,00 heeft gekocht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vordering ten aanzien van de materiële schade geheel en hoofdelijk kan worden toegewezen.
Ten aanzien van de immateriële schade zal de rechtbank het standpunt van de officier van justitie volgen. Uit de vordering blijkt dat de benadeelde partij erg geschrokken is van het voorval. Hij wordt vooral angstig wanneer hij zich in Amsterdam bevindt. Hij wordt dan nerveus en hij blijft de hele tijd om zich heen kijken. Ook is hij het vertrouwen in de mensen kwijtgeraakt. Deze vordering is echter niet onderbouwd met stukken. In dit geval is het voor de rechtbank niet ondenkbaar dat de benadeelde partij nog altijd last heeft van de ten laste gelegde oplichting. Echter, gelet op het ontbreken van geweldshandelingen en/of bedreigingen door verdachte en zijn medeverdachte(n) en het ontbreken van de verdere onderbouwing over de gevolgen van het incident voor de benadeelde partij, is het naar het oordeel van de rechtbank niet mogelijk om een bedrag vast te stellen voor de geleden emotionele schade. De rechtbank zal daarom dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [persoon 12] wordt als extra waarborg voor betaling aan hem, de maatregel van 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd ter hoogte van
€ 369,00vermeerderd met wettelijke rente, welk bedrag bestaat uit materiële schade. De rechtbank zal de maximale duur van de gijzeling bepalen op 0 dagen.

12.Beslag

Onder verdachte zijn blijkens de beslaglijst de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • 9 STK Verdovende Middelen, omschrijving: G6053598, hashish
  • 1 STK Weegschaal, omschrijving: G6053597, Digitale
De officier van justitieheeft gevorderd dat de in beslag genomen goederen worden onttrokken aan het verkeer.
De raadsman van verdachteheeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de goederen die op de beslaglijst zijn vermeld.
De rechtbankoverweegt als volgt. Nu de voorwerpen die op de beslaglijst zijn vermeld van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, zal de rechtbank bevelen dat deze voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer.

13.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 311, 326, 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

14.Beslissing

Verklaart het in zaak A onder 2 en 3 en in zaak B onder 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 en het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde:
oplichting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het in zaak C bewezen verklaarde:
opzetheling, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van het in zaak D bewezen verklaarde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een
werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren,met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen, onder aftrek van de dagen, omgerekend in uren, die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Beveelt dat een gedeelte, groot
50 (vijftig) uren, van deze werkstrafnietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelastop grond van het overtreden van de na te noemen algemene en bijzondere voorwaarden.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 25 (vijfentwintig) dagen.
Stelt de proeftijd vast op
2 (twee) jarenonder de algemene voorwaarde dat veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich blijft melden bij Reclassering Nederland volgens de geldende afspraken op het adres [adres 3], zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk vindt;
  • meewerkt aan het hebben en behouden van een positieve dagbesteding in de vorm van een opleiding of een baan;
  • zijn medewerking verleent aan de behandeling die reeds is gestart bij Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- meewerkt met het traject van begeleid wonen bij [begeleid wonen] of bij een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de wooninstelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt dat veroordeelde dient mee te werken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering en zijn bewindvoerder inzicht in zijn financiën en schulden;
- op geen enkele wijze contact opneemt met de medeverdachten [medeverdachte 2] (geboren op [geboortedag 2] 2004 te [geboorteplaats 2]) en [medeverdachte 1] (geboren op [geboortedag 3] 2004 te [geboorteplaats 3]).
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[persoon 8 ]geheel toe en veroordeelt verdachte tot betaling van € 350,00 (zegge driehonderdvijftig euro) voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 3 februari 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 8 ] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van
[persoon 8 ]ter hoogte van € 350,00 (zegge driehonderdvijftig euro). Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 3 februari 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[persoon 12]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling van € 369,00 (zegge driehonderdnegenenzestig euro) voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 7 september 2020, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 12] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van
[persoon 12]ter hoogte van € 369,00 (zegge driehonderdnegenenzestig euro). Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 7 september 2020, tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade
niet-ontvankelijkin zijn vordering is.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 9]
niet-ontvankelijkin haar vordering.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 2]
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Verklaartonttrokken aan het verkeer:
  • 9 STK Verdovende Middelen, omschrijving: G6053598, hashish
  • 1 STK Weegschaal, omschrijving: G6053597, Digitale
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.M. Marseille, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. I.M. Nusselder en M.P.G. Rietbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Bakir, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 januari 2023.
[...]