ECLI:NL:RBAMS:2023:6908

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
C/13/717934 / FA RK 22/3162
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van vaderschap, gezag, omgang en kinderalimentatie

Op 14 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, gezag, omgang en kinderalimentatie. De verzoekende partij, de moeder, heeft verzocht om het ouderschap van de man vast te stellen, een omgangsregeling te treffen en kinderalimentatie te bepalen. De man, die onder bewind staat, heeft erkend de biologische vader te zijn, maar verzet zich tegen de voorgestelde omgangsregeling en de kinderalimentatie, verwijzend naar zijn financiële situatie en schuldenlast. De rechtbank heeft vastgesteld dat het DNA-onderzoek bevestigt dat de man de biologische vader is en heeft het verzoek tot vaststelling van het ouderschap toegewezen. De rechtbank heeft ook een omgangsregeling vastgesteld waarbij de man elke eerste vrijdag van de maand twee uur omgang heeft met de minderjarige, in aanwezigheid van de moeder. Het verzoek van de man om gezamenlijk gezag is afgewezen, omdat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem raakt tussen de ouders. De rechtbank heeft de verzoeken om kinderalimentatie afgewezen, gezien de financiële situatie van de man. De proceskosten zijn gecompenseerd. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. L. van der Heijden, rechter en kinderrechter.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/717934 / FA RK 22/3162 (LH/MW)
Beschikking van 14 november 2023 betreffende gerechtelijke vaststelling vaderschap, gezag, omgang en kinderalimentatie
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. F. Spieker te Heemstede,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. I.K. Oosterveen te Rotterdam
en
[bewindvoerder] te [vestigingsplaats] ,
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van de man,
hierna mede te noemen de bewindvoerder.
verwerende partijen.
Als belanghebbende is aangemerkt:
mr. S.J. VAN DER WOUDE,
kantoorhoudende te Amsterdam,
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator over na te noemen minderjarige,
hierna te noemen de bijzondere curator,
als advocaat voor zichzelf verschijnende.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 26 oktober 2023 is Verilabs tot deskundige benoemd en is de verdere behandeling aangehouden in afwachting van het deskundigenrapport.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de hierna ingekomen stukken, te weten:
  • het deskundigenrapport van Verilabs, ingekomen op 29 december 2022;
  • het F-9 formulier van de bijzondere curator met zijn reactie op het deskundigenrapport van 17 februari 2023;
  • het F-9 formulier van de moeder voorzien van een begeleidend schrijven met haar reactie op het deskundigenrapport van 17 februari 2023;
  • het F-9 formulier van de man voorzien van een begeleidend schrijven van 22 februari 2023, met zijn reactie op het deskundigenrapport;
  • het verweerschrift van de man, tevens houdende zelfstandige verzoeken, van 25 maart 2023;
  • het F-9 formulier van de man voorzien van nadere producties van 12 oktober 2023;
  • het F-9 formulier van de man voorzien van nadere producties van 13 oktober 2023;
  • de ter zitting door de advocaat van de man overgelegde volmacht van de bewindvoerder.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2023.. Verschenen zijn: - partijen en hun advocaten; - de bijzondere curator; De bewindvoerder van de man is niet ter zitting verschenen.
1.4.
De datum van de beschikking is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De minderjarige is [minderjarige], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2022, hierna mede te noemen [minderjarige] .
De verzoeken van de moeder
2.2.
De moeder verzoekt:
  • het ouderschap van de man gerechtelijk vast te stellen;
  • te bepalen dat een omgangsregeling wordt vastgelegd waarbij de man [minderjarige] twee maal per week maximaal twee uur onder begeleiding kan zien;
  • te bepalen dat de man haar een kinderalimentatie betaalt van € 350,- per maand, met ingang van de geboorte van [minderjarige] , dan wel met ingang van de datum van het verzoek;
  • een proceskostenregeling te treffen.
Het verweer van de vader en zijn zelfstandige verzoeken
2.3.
Volgens de man kan het vaderschap gerechtelijk worden vastgesteld, nu uit het rapport van Verilabs blijkt dat hij de biologische vader van [minderjarige] is. Volgens de man dient de door de moeder verzochte omgangsregeling te worden afgewezen. Financieel is het voor hem niet haalbaar om wekelijks naar Amsterdam te reizen en hij vindt het belangrijk om afspraken te maken die hij kan nakomen. Hij verzoekt in het kader van een omgangsregeling een minimumregeling vast te leggen, waarbij wordt vastgelegd dat hij één keer per maand een uur of twee omgang heeft met [minderjarige] . Hij kan zich er in vinden dat de moeder in eerste instantie hierbij aanwezig is. De man verweert zich tegen de verzochte kinderalimentatie. Het ontbreekt hem aan draagkracht. Hij staat onder bewind in verband met een grote schuldenlast. Er wordt gewerkt aan de afbetaling van zijn schulden. De man heeft nog twee andere kinderen en wil in de toekomst in financieel opzicht verantwoordelijkheid dragen voor al zijn drie kinderen. Hij verzoekt tevens om naast de moeder met het gezamenlijk gezag te worden belast.

3.De beoordeling

Gerechtelijke vaststelling vaderschap
3.1.
Ingevolge artikel 10:97 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is op het onderhavige verzoek Nederlands recht van toepassing.
3.2.
Het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap is gegrond op artikel 1:207 BW. Op grond van dit artikel kan het ouderschap van een persoon op de grond dat deze de verwekker is van het kind of op de grond dat deze als levensgezel van de moeder ingestemd heeft met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, door de rechtbank worden vastgesteld.
3.3.
Nu het verzoek is ingediend binnen vijf jaren na de geboorte van de minderjarige, kan de moeder in het verzoek worden ontvangen.
3.4.
De rechtbank stelt vast dat dat de uitkomst van het DNA-onderzoek bevestigend is. De conclusie luidt dat praktisch bewezen is dat de man de biologische vader is van [minderjarige] . Dit betekent dat de man kan worden aangemerkt als verwekker in de zin van voornoemd artikel 1:207 BW. De rechtbank neemt in aanmerking dat partijen het er over eens zijn dat, gelet op de uitkomst van het deskundigenonderzoek, het verzoek kan worden toegewezen. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat haar afstamming komt vast te staan en dat zij familierechtelijke banden zal hebben met de man. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.
3.5.
De rechtbank stelt vast dat de moeder ter zitting heeft verklaard dat zij wil dat [minderjarige] haar geslachtsnaam houdt.
Kosten DNA-onderzoek
3.6.
De vrouw heeft verzocht de man in de kosten van het DNA-onderzoek te veroordelen. Volgens de man dienen partijen ieder bij helfte in de kosten te worden veroordeeld. Nu de verhouding tussen partijen ertoe heeft geleid dat slechts door middel van een deskundigenonderzoek dit resultaat kon worden bereikt, zullen partijen bij helfte de hieraan verbonden kosten dienen te voldoen. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit algemene uitgangspunt af te wijken.
Omgang
3.7.
Ter zitting is gebleken dat partijen ten aanzien van de omgang overeenstemming hebben bereikt. Zij zijn het er over eens dat de man iedere eerste vrijdag van de maand in bijzijn van de moeder twee uur omgang met [minderjarige] zal hebben in Amsterdam. De eerste paar keer zal de omgang plaatsvinden ook in aanwezigheid van de ‘tweede moeder’ van de moeder. Daarnaast zullen de moeder en de man regelmatig beeldbellen, zodat de man ook op deze wijze contact met [minderjarige] zal hebben. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat zij omgang met de man heeft en dat de vast te stellen omgangsregeling wordt nagekomen. De rechtbank zal hetgeen partijen zijn overeengekomen daarom als minimale regeling vastleggen in deze beschikking.
Gezag
3.8.
De man verzoekt om naast de moeder met het ouderlijk gezag te worden belast. De moeder heeft zich ter zitting tegen gezamenlijke gezagsuitoefening verweerd.
3.9.
Op grond van artikel 1:253c lid 1 van het BW kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of
. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.10.
De rechtbank stelt vast dat de man – na het in kracht van gewijsde gaan van deze beschikking – een tot het gezag bevoegde vader is in de zin van dit artikel. De rechtbank zal bij de beoordeling van dit verzoek er vanuit gaan dat de man een tot het gezag bevoegde vader is. De man heeft ter zitting toegelicht dat hij ook met het ouderlijk gezag over zijn andere kinderen is belast en dat hij vreest, dat als de moeder alleen met het gezag zal zijn belast, de moeder met [minderjarige] definitief naar het buitenland zal vertrekken. De moeder heeft ter zitting benadrukt dat zij met [minderjarige] in Amsterdam woont en dat zij dat wil blijven doen. Zij heeft geen plannen om naar het buitenland te verhuizen. De moeder vreest dat gezamenlijk gezag tot problemen zal leiden en de man zijn gezag zal misbruiken. Het is de rechtbank duidelijk dat dat de man een moeilijke periode achter de rug heeft. Zo is hij een periode dakloos geweest en heeft hij een zeer grote schuldenlast. De man is nu bezig zijn leven op orde te krijgen en heeft hier met behulp van diverse hulpverlening positieve stappen in gezet. De positieve ontwikkelingen zijn echter nog pril. Ter zitting is bovendien gebleken dat de man [minderjarige] laatstelijk in april jl. fysiek heeft gezien. Naar het oordeel van de rechtbank is het in het licht van deze omstandigheden te vroeg voor gezamenlijk gezag en bestaat thans een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening klem en verloren raakt. De rechtbank zal het verzoek van de man op dit punt daarom afwijzen.
Kinderalimentatie
3.11.
De rechtbank neemt in aanmerking dat man bij beschikking van 23 september 2022 onder bewind is gesteld tot 24 september 2027, met benoeming van [bewindvoerder] , te [vestigingsplaats] , als zijn bewindvoerder. Duidelijk is dat de man een schuldenlast heeft van bijna € 44.000,-. Ter zitting is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat de man nu geen draagkracht heeft voor een kinderbijdrage. De rechtbank is van oordeel dat de man zolang hij geen inkomsten uit arbeid heeft, hij geen draagkracht heeft voor een kinderbijdrage. De rechtbank zal het verzoek om kinderalimentatie daarom afwijzen. De rechtbank gaat er vanuit dat indien deze situatie wijzigt en de man wel inkomsten uit arbeid heeft, de bewindvoerder opnieuw zal bezien of er financiële ruimte is voor een kinderbijdrage ten behoeve van [minderjarige] .
Proceskosten
3.12.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank de proceskosten op de gebruikelijke wijze compenseren.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
stelt vast het ouderschap van de man:
[de man],
geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 1985,
wonende te [woonplaats 2] ,
ten aanzien van:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2022.
4.2.
draagt de griffier op, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats 2] ;
4.3.
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator beëindigd, tenzij tegen de afstammingsuitspraak een rechtsmiddel wordt ingesteld;
4.4.
veroordeelt de man en de moeder elk bij helfte in de kosten verbonden aan het deskundigenonderzoek en deze als volgt te voldoen:
aan de griffier van deze rechtbank:
€ 685,- aldus voor elk € 342,50 (driehonderd twee en veertig euro en vijftig eurocent),
en verklaart dit onderdeel van de beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
bepaalt in het kader van een omgangsregeling:
  • dat de man iedere eerste vrijdag van de maand in bijzijn van de moeder twee uur omgang met [minderjarige] zal hebben in Amsterdam, met inachtneming van hetgeen onder 3.7 staat vermeld;
  • dat de moeder op regelmatige basis contact via beeldbellen tussen de man en [minderjarige] faciliteert.
4.6.
bepaalt de beslissing ten aanzien van de omgang uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
4.8.
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van der Heijden, rechter, tevens kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.W. van der Weel, griffier, op 14 november 2023. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).