ECLI:NL:RBAMS:2023:683

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
AMS 22/6354
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake geluidsoverlast door horecabedrijf in De Kwakel

Op 3 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak tussen verzoekers, buren van een horecabedrijf in De Kwakel, en het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn. De verzoekers hebben op 1 september 2022 een handhavingsverzoek ingediend vanwege geluidsoverlast, dat door de gemeente op 12 december 2022 werd afgewezen met het argument dat er zicht was op legalisatie van de situatie. Hiertegen hebben de verzoekers bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 18 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld, waarbij de verzoekers en hun gemachtigde, alsook de gemachtigde van de gemeente aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een lange voorgeschiedenis is met meerdere rechterlijke oordelen over het planologische kader van de gemeente Uithoorn. De voorzieningenrechter oordeelde dat de weigering van de gemeente om handhavend op te treden niet aannemelijk is en dat er geen concreet zicht op legalisatie is, ondanks de aanvraag voor een omgevingsvergunning.

De voorzieningenrechter heeft de gemeente opgedragen om binnen acht weken een beslissing te nemen op het bezwaar van de verzoekers. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De gemeente is ook veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de verzoekers, die zijn vastgesteld op € 1.674,-. De voorzieningenrechter heeft daarnaast mediation als mogelijke oplossing voor het geschil genoemd, maar benadrukt dat dit niet ten koste mag gaan van de gestelde termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/6354

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 februari 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] en [verweerster], uit [woonplaats] , gemeente Uithoorn, verzoekers
(gemachtigde: mr. B.M. Brandenburg-Stroo),
en

het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Harhangi).
Tevens heeft aan het geding deelgenomen:
[derde], uit [plaats] , gemeente Uithoorn.

Inleiding

Verzoekers hebben op 1 september 2022 bij verweerder een handhavingsverzoek ingediend vanwege geluidsoverlast. Verweerder heeft het handhavingsverzoek met het besluit van 12 december 2023 afgewezen, omdat sprake is van zicht op legalisatie. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [verzoeker] , de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigde van verweerder en [naam 1] van [derde] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter gaat allereerst in op de voorgeschiedenis van deze zaak. Vervolgens gaat de voorzieningenrechter in op de vraag of de weigering om handhavend op te treden naar verwachting in bezwaar stand zal houden. Ten slotte zal de voorzieningenrechter partijen nog wijzen op de ter zitting besproken mediation.
Voorgeschiedenis2. De familie [familie] heeft aan de rand van het dorp [plaats] , in de gemeente Uithoorn, een pand aangetroffen waarin zij hun droom, een [derde] wilden verwezenlijken. Hen was duidelijk dat de realisatie van hun wensen in strijd was met het bestemmingsplan “Landelijk gebied – Langs de Vuurlinie”. Zij hebben zich daarom gewend tot de gemeente.
3. De raad van de gemeente Uithoorn heeft vervolgens op 26 maart 2020 een bestemmingsplan vastgesteld voor het perceel [derde] . Het plan maakt op die locatie een horecabedrijf met recreatieve voorzieningen en teambuilding activiteiten mogelijk. De locatie heeft daarvoor de bestemming "Recreatie" gekregen.
4. [derde] heeft na de vaststelling van het bestemmingsplan voorzieningen op de locatie gerealiseerd. Er zijn inmiddels twee zalen met bar voor bruiloften en partijen, bedrijfsbijeenkomsten, presentaties en vergaderingen, een sport- en speelhal, een speelveld voor spelende kinderen en teambuilding activiteiten en terrassen. Verder wordt nog een recreatief nachtverblijf gerealiseerd.
5. Verzoekers wonen op het aangrenzende perceel. Hun woning, ligt aan de perceelsgrens. Zij hebben beroep ingesteld tegen het bestemmingsplan, omdat zij vrezen dat uitvoering van het plan hun woon- en leefklimaat ernstig zal aantasten. Het gaat hen daarbij vooral om de te verwachten geluidhinder.
6. Hangende dat beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft de raad van de gemeente Uithoorn bij besluit van 28 oktober 2021 een herstelbesluit genomen en het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.
7. De Afdeling heeft op de zitting van 11 april 2022 partijen in de gelegenheid gesteld om met een voorstel voor aanpassing van de planregels te komen. De raad van de gemeente Uithoorn heeft met een brief van 8 juni 2022 meegedeeld dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt.
8. Hangende de procedure tegen de bestemmingsplanbesluiten is een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend door verzoekers, die is toegewezen met de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 22 maart 2021 [1] . Met de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 28 mei 2021 [2] is de getroffen voorlopige voorziening ambtshalve gewijzigd.
9. Zowel het oorspronkelijke als het herstelbesluit van de raad van de gemeente Uithoorn zijn vervolgens door de Afdeling vernietigd op 24 augustus 2022 [3] . Dat betekent dat het bestemmingsplan “Landelijk gebied – Langs de Vuurlinie” op dit moment het geldende bestemmingsplan is.
10. Een week na de uitspraak van de Afdeling van 24 augustus 2022 hebben verzoekers bij verweerder om handhaving verzocht. Dat verzoek is afgewezen omdat er volgens verweerder concreet zicht op legalisatie bestaat.
Het thans aanhangige verzoek om een voorlopige voorziening
11. Mede gelet op de hierboven geschetste voorgeschiedenis met meerdere oordelen van de (voorzieningenrechter bij de) Afdeling neemt de voorzieningenrechter bij de rechtbank aan dat sprake is van spoedeisend belang.
12. De vraag is vervolgens of de weigering om handhavend op te treden naar verwachting in bezwaar zal standhouden.
Bij de thans voorliggende gegevens is de voorzieningenrechter daarvan bepaald niet overtuigd.
13. Daartoe stelt de voorzieningenrechter voorop dat het enkel doen van een aanvraag om een omgevingsvergunning niet maakt dat sprake is van concreet zicht op legalisatie, eens te minder niet indien er reeds sprake is geweest van meerdere inhoudelijke rechterlijke oordelen over het door de gemeente gehanteerde planologische kader.
Vanzelfsprekend komt de gemeente Uithoorn vrijheid toe bij het maken van afwegingen over de inrichting van de ruimte op haar grondgebied, maar die vrijheid wordt wel begrensd door wet en recht. Dat de [derde] en de gemeente voornemens zijn over te gaan tot legalisatie van de situatie, maakt dan niet dat ook daadwerkelijk sprake is van zicht op legalisatie.
14. Volgens verweerder ligt er een aanvraag van de [derde] voor een omgevingsvergunning voor strijdig gebruik voor de duur van maximaal 10 jaar. Verweerder heeft echter nog geen besluit genomen op de aanvraag, omdat het in afwachting is van het geluidstechnisch rapport, dat zich in de afrondende fase bevindt.
Verzoekers hebben met e-mails onderbouwd dat zij zes maal tevergeefs bij verweerder hebben verzocht om toezending van die vergunningsaanvraag. Dat heeft echter onbetwist niet plaatsgevonden. Die aanvraag bevindt zich bovendien niet onder de gedingstukken. Verzoekers hebben daardoor ook niet (of niet volledig) de mogelijkheid om gronden aan te voeren op dat punt.
Waar het betreft het nog lopende geluidstechnisch onderzoek valt verder bepaald niet op voorhand in te zien dat dat de ruimte biedt om te komen tot legalisatie. Daarbij wijst de voorzieningenrechter er met nadruk op dat het punt van de geluidsoverlast in alle procedures bij de Afdeling centraal stond, maar daar niet is opgelost. Dat evenmin geheel kan worden uitgesloten dat dat onderzoek daarvoor in de toekomst ruimte biedt, is dan onvoldoende om te spreken van een concreet zicht op legalisatie.
15. Het is dan ook voor ernstige twijfel vatbaar of de weigering tot handhaving in bezwaar stand zal houden. Daarbij wijst de voorzieningenrechter er nog op dat op verweerder een beginselplicht tot handhaving rust die alleen in uitzonderingssituaties achterwege kan blijven. Dat sprake is van een dergelijke uitzondering ligt bezien tegen de gehele voorgeschiedenis bepaald niet direct voor de hand.
16. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom toe in die zin dat hij verweerder opdraagt binnen een termijn van acht weken na verzending van deze uitspraak te beslissen op het bezwaar van verzoekers. De voorzieningenrechter stelt die termijn vanwege de lange voorgeschiedenis van deze zaak, die ertoe noopt om deze kwestie nu met voorrang op te lossen. Ter zitting heeft verweerder die termijn desgevraagd ook voldoende lang bevonden.
Bij de vaststelling van die termijn heeft de voorzieningenrechter mede in aanmerking genomen dat in de winterperiode minder geluidsoverlast door verzoekers wordt ervaren dan in de zomerperiode. De voorzieningenrechter bepaalt verder gelet op de voorgeschiedenis dat wanneer de beslissing op het bezwaar niet op tijd wordt genomen, verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, zie hij aanleiding te bepalen dat verweerder het griffierecht moet vergoeden en dat verzoekers ook een vergoeding krijgen van hun proceskosten. De proceskosten stelt de voorzieningenrechter vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
17. Voor verdergaande voorzieningen ziet de voorzieningenrechter op dit moment geen aanleiding. Wel wijst de voorzieningenrechter partijen nog ten overvloede op het volgende.
18. Ter zitting is gesproken over mediation als traject om te komen tot een buitengerechtelijke oplossing van het geschil. Dat heeft tot op heden niet plaatsgevonden, ondanks het feit dat daarover ook in de eerdere procedures bij de Afdeling al is gesproken.
Ter zitting is wel gebleken dat verzoekers naast de problematiek van de ervaren geluidsoverlast, ook andere hen direct rakende punten hebben die zij met de gemeente en de buren zouden willen bespreken. Daarvoor biedt mediation wel ruimte, om te zoeken naar oplossingen. Een bestuursrechtelijke handhavingsprocedure biedt die ruimte niet. Ook de [derde] heeft er blijk van gegeven welwillend te staan tegenover mediation, en de gemeente heeft ter zitting toegezegd dat te willen faciliteren.
Mediation kost tijd. Niet kan worden uitgesloten dat daarbij overschrijding dreigt van de in deze uitspraak gestelde termijnen. De voorzieningenrechter wijst erop dat het dan partijen vrij staat om (alleen in volledige onderlinge overeenstemming) af te wijken van die termijnen en eisen, bijvoorbeeld in de situatie dat vertrouwen is ontstaan in een beslissing via mediation, die alleen nog niet geheel is gerealiseerd.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat verweerder wordt opgedragen binnen acht weken een beslissing op het bezwaar te nemen;
- bepaalt dat verweerder aan verzoekers een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.H.E. Swinkels, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2023.
Griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.