ECLI:NL:RBAMS:2023:6826

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
10640103 \ CV EXPL 23-10697
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de kantonrechter in een geschil over schadevergoeding en proceskosten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde van Shevchuk Law & Commerce, een vordering ingesteld tegen DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V. De vordering betreft schadevergoeding in verband met een beroepsfout die DAS zou hebben gemaakt tijdens de vertegenwoordiging van eiseres in een conflict met haar voormalige werkgever, Vluchtelingenwerk Limburg. Eiseres vordert onder andere een vergoeding voor proceskosten en een bedrag van € 9.000,- voor het verlies van een vordering.

DAS heeft verweer gevoerd en een incidentele vordering tot onbevoegdverklaring ingediend, stellende dat de kantonrechter niet bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen. DAS betwist de rechtstitel en wijst erop dat de totale vordering het bedrag van € 25.000,- overschrijdt. Eiseres heeft in haar dagvaarding een vordering tot vergoeding van immateriële schade van € 90.000,- genoemd, maar in deze procedure vordert zij slechts € 9.000,-. De kantonrechter heeft geoordeeld dat, nu eiseres afstand heeft gedaan van het meerdere, de kantonrechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen.

In het incident heeft de kantonrechter de vordering van DAS tot onbevoegdverklaring afgewezen en de proceskosten gecompenseerd. De zaak is vervolgens aangehouden voor een mondelinge behandeling, waarbij partijen inlichtingen kunnen geven en de mogelijkheid van een schikking kan worden onderzocht. De rolzitting is vastgesteld op 17 november 2023, waar de datum voor de mondelinge behandeling zal worden bepaald.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10640103 \ CV EXPL 23-10697
Vonnis van 2 november 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: [gemachtigde] (Shevchuk Law & Commerce),
tegen
DAS NEDERLANDSE RECHTSBIJSTAND VERZEKERINGMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
hierna te noemen: DAS,
gemachtigde: mr. D.R. Oostwouder.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 juni 2023, met producties,
- de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring, met producties,
- een stuk genoemd ‘conclusie van repliek’ met daarin onder meer een antwoord in het incident en een eiswijziging.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
DAS heeft [eiseres] in 2016 vertegenwoordigd in een conflict met haar voormalige werkgever, Vluchtelingenwerk Limburg. [eiseres] en Vluchtelingenwerk Limburg hebben op 8 september 2016 een vaststellingsovereenkomst gesloten ten overstaan van de kantonrechter van de rechtbank Limburg. Daarin hebben zij afgesproken dat Vluchtelingenwerk aan [eiseres] een bedrag zou betalen en dat partijen elkaar daarna over en weer finale kwijting verlenen ter zake van het dienstverband dat tussen hen bestond, met uitzondering van aanspraken van [eiseres] op Vluchtelingenwerk ter zake van eventuele letselschade.
2.2.
In een vonnis van 24 juni 2021 heeft de rechtbank Oost-Brabant een vordering van [eiseres] van € 90.000,- als vergoeding door Vluchtelingenwerk van immateriële schade afgewezen. Daartoe heeft de rechtbank - kort gezegd - overwogen dat de finale kwijting in de vaststellingsovereenkomst hieraan in de weg staat en dat deze vordering tot vergoeding van immateriële schade niet valt onder het voorbehoud dat daarop is gemaakt.
2.3.
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant bij arrest van 25 oktober 2022 bekrachtigd.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
[eiseres] vordert - samengevat en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - DAS te veroordelen tot betaling van:
I. een vergoeding voor de proceskosten ter hoogte van € 15.733,89;
II. een vergoeding voor het verlies van een vordering van € 9.000,-;
III. de proceskosten van deze procedure.
[eiseres] vordert na wijziging van eis geen proceskostenveroordeling (III) als hierdoor het totale beloop van de vorderingen de grens van artikel 93 onder a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) overschrijdt.
3.2.
[eiseres] legt daaraan ten grondslag dat DAS een beroepsfout heeft begaan toen zij [eiseres] vertegenwoordigde in het conflict met Vluchtelingenwerk. [eiseres] heeft daardoor schade geleden. DAS heeft [eiseres] ten onrechte meegedeeld dat haar vordering tot vergoeding van immateriële schade niet onder de finale kwijting zou vallen die was opgenomen in de vaststellingsovereenkomst. Als [eiseres] had geweten dat dit wel zo was, dan was zij niet met de vaststellingsovereenkomst akkoord gegaan. Door de beroepsfout van DAS heeft [eiseres] haar vordering op Vluchtelingenwerk verloren. DAS is hiervoor aansprakelijk en moet de door [eiseres] geleden schade vergoeden. Deze schade bestaat niet alleen uit het verlies van de vordering, waarvoor een vergoeding van € 9.000,- meer dan redelijk is, maar ook uit de kosten van de door [eiseres] gevoerde bodemprocedure en de procedure in hoger beroep, inclusief de daarin uitgesproken proceskostenvergoedingen.
3.3.
DAS voert verweer. DAS concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van haar vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
in het incident
3.4.
DAS vordert dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart van de vorderingen van [eiseres] kennis te nemen en de zaak door te verwijzen naar een andere kamer van de rechtbank, met veroordeling van [eiseres] in de proces- en nakosten in het incident.
3.5.
DAS stelt daartoe - kort weergegeven - het volgende. [eiseres] vorderde in de procedure bij de rechtbank Oost-Brabant € 90.000,- in verband met de door haar gestelde immateriële schade. In deze procedure vordert [eiseres] € 9.000,-, maar onduidelijk is of zij afstand doet van het meerdere. DAS moet er dan ook rekening mee houden dat zij na of naast deze procedure nog meer zal vorderen in verband met haar immateriële schade. Aangezien de totale vordering het bedrag van € 25.000,- te boven gaat en de rechtstitel wordt betwist is de kantonrechter onbevoegd.
3.6.
[eiseres] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Op grond van artikel 93 aanhef en onder a Rv worden zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste € 25.000,- door de kantonrechter behandeld en beslist, tenzij de rechtstitel dat bedrag te boven gaat en die rechtstitel wordt betwist.
4.2.
[eiseres] stelt in de dagvaarding dat haar vordering tot vergoeding van immateriële schade € 90.000,- bedroeg. Zij vordert hiervan in deze procedure € 9.000,-. Nu DAS de rechtstitel van de vordering van [eiseres] betwist, is de kantonrechter onbevoegd, tenzij [eiseres] uitdrukkelijk afstand doet van het meerdere. In haar conclusie van antwoord in het incident beperkt [eiseres] haar vordering tot € 24.733,89 en doet afstand van het meerdere. De gevorderde proceskostenveroordeling leidt niet tot overschrijding van de competentiegrens van de kantonrechter, aangezien deze niet meetelt voor de vraag of de vordering al dan niet hoger is dan € 25.000,-.
4.3.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de kantonrechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. De incidentele vordering van DAS wordt dan ook afgewezen.
4.4.
Hoewel DAS de in het ongelijk gestelde partij is in het incident, heeft [eiseres] pas afstand gedaan van het meerdere nadat DAS haar incidentele vordering tot onbevoegdheid had ingesteld. De kantonrechter ziet daarin aanleiding om de proceskosten in het incident te compenseren, aldus dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

5.1.
De kantonrechter is van oordeel dat de zaak zich leent voor een mondelinge behandeling.
5.2.
Op de rolzitting van 17 november 2023 zal worden bepaald op welke datum de mondelinge behandeling zal plaatsvinden.
5.3.
Tot uiterlijk drie werkdagen vóór die rolzitting kunnen partijen hun verhinderdata over een periode van vijf maanden, ingaande vier weken na heden, schriftelijk opgeven aan het Bureau Teamplanner per post (postbus 70515, 1007 KM Amsterdam) of per e-mail (TeamplannerD.kanton.rb.amsterdam@rechtspraak.nl). Bij de opgave van de verhinderdata moeten kenmerk van de zaak en de datum van de rolzitting vermeld worden.
5.4.
Op deze rolzitting hoeven partijen dus nog niet te verschijnen. Na afloop van de rolzitting krijgen partijen schriftelijk bericht van de datum waarop de mondelinge behandeling zal plaatsvinden.
5.5.
Partijen kunnen maximaal 20 dagdelen als verhindering opgeven. Indien toch meer dan 20 dagdelen als verhindering worden opgegeven, zal daar niet in alle gevallen rekening mee kunnen worden gehouden.
5.6.
Indien een partij binnen genoemde termijn geen verhinderdata opgeeft, zal het tijdstip van de mondelinge behandeling worden vastgesteld zonder verhinderingen van die partij in de planning te betrekken.
5.7.
Na vaststelling van de datum van de mondelinge behandeling wordt geen uitstel van die datum verleend.
5.8.
Stukken voor de mondelinge behandeling moeten uiterlijk zeven werkdagen voor de datum van de mondelinge behandeling per post of per e-mail, onder gelijktijdige verzending per post, ingediend worden bij de griffie van de afdeling privaatrecht, team kanton van de rechtbank. Kopieën van deze stukken moeten tegelijkertijd gezonden worden naar (de gemachtigde van) de andere partij(en).
5.9.
Voor de mondelinge behandeling is 60 minuten ingepland.
5.10.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De kantonrechter
in het incident6.1. wijst de vordering af,
6.2.
compenseert de proceskosten, aldus dat elke partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
6.3.
bepaalt dat een mondelinge behandeling zal worden gehouden waarop partijen inlichtingen aan de kantonrechter kunnen geven en waar de mogelijkheid van een schikking zal worden onderzocht,
6.4.
bepaalt dat de zaak weer zal dienen ter rolzitting van
17 november 2023te 10:00 uur om een datum voor de mondelinge handeling vast te stellen,
6.5.
bepaalt dat verhinderdata kunnen worden opgegeven zoals hiervoor vermeld,
6.6.
draagt partijen op gevolg te geven aan de hierboven vermelde instructies,
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. Jöbsis, kantonrechter, bijgestaan door mr. J.M. Eisenhardt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2023.