ECLI:NL:RBAMS:2023:6773

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
C/13/735928 / KG ZA 23-571
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integriteitsonderzoek bij aanbesteding van parkeerhandhaving door de Gemeente Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen EGIS PARKING SERVICES B.V. (EPS) en de Gemeente Amsterdam, met Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS VI B.V. als tussengekomen partij. EPS vorderde een diepgaand onderzoek naar mogelijke belangenverstrengeling bij de aanbesteding van parkeerhandhaving, nadat haar inschrijving was afgewezen ten gunste van Q-Park. De Gemeente had op 14 juni 2023 de gunningsbeslissing genomen, waarbij EPS niet als economisch meest voordelige inschrijving werd aangemerkt. EPS stelde dat er integriteitsrisico's waren, onder andere door de betrokkenheid van medewerkers van de Gemeente die banden zouden hebben met Q-Park.

Tijdens de zitting op 25 juli 2023 werd besloten dat de zitting openbaar zou zijn, ondanks een verzoek van de Gemeente om deze achter gesloten deuren te houden. De voorzieningenrechter behandelde de vorderingen van EPS en de verweren van de Gemeente en Q-Park. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen objectieve gegevens waren die de onpartijdigheid van de betrokken medewerkers in twijfel trokken. De vorderingen van EPS werden afgewezen, evenals de vorderingen van Q-Park om EPS niet-ontvankelijk te verklaren.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de Gemeente geen verdere onderzoeken hoefde te verrichten, omdat er geen aanwijzingen waren voor belangenverstrengeling. EPS werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor transparantie en objectiviteit in aanbestedingsprocedures, maar bevestigt ook dat beschuldigingen van belangenverstrengeling goed onderbouwd moeten zijn om tot verder onderzoek te leiden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/735928 / KG ZA 23-571 HH/TF
Vonnis in kort geding van 10 augustus 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EGIS PARKING SERVICES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 4 juli 2023,
advocaten mr. C.D. Nelemans en T. Meijlink te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelend te Amsterdam,
gedaagde,
advocaten mr. M.H. de Vries en mr. D.L. Sinaij te Amsterdam,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS VI B.V.,
gevestigd te Den Haag,
tussengekomen partij,
advocaten mr. B.J.H. Blaisse-Verkooijen en mr. E.C. Wolters te Haarlem.
Partijen zullen hierna EPS en de Gemeente en Q-Park worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Voorafgaand aan de zitting van 25 juli 2023 heeft de Gemeente bij e-mail van 20 juli 2023 verzocht om een behandeling van dit kort geding achter gesloten deuren, zoals bedoeld in artikel 27 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
1.2.
Partijen hebben bij aanvang van de zitting achter gesloten deuren hierover hun standpunt kunnen toelichten. Na verder debat heeft de voorzieningenrechter beslist dat de zitting openbaar is en heeft zij de deuren geopend.
1.3.
Vervolgens is de door Q-Park voorafgaand aan de zitting ingediende akte incidentele conclusie tot tussenkomst, subsidiair voeging behandeld.
1.4.
Op de zitting is aan deze partij toegestaan om tussen te komen, nu het verzoek aan de criteria voldoet en EPS en de Gemeente daartegen geen bezwaar hadden.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft voorts beslist dat op de eveneens voorafgaand aan de zitting door EPS ingediende incidentele vordering tot inzage in informatie op grond van artikel 843a Rv en/of artikel 22 Rv bij vonnis zal worden beslist. Nadat op de zitting is geconstateerd dat aan deze vordering deels is voldaan, hebben partijen debat gevoerd over of ook inzage moet worden gegeven in de overige verzochte informatie.
1.6.
EPS heeft voorts de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. De Gemeente heeft verweer gevoerd. Q-Park heeft eveneens verweer gevoerd en gevorderd zoals hierna is vermeld. EPS op haar beurt heeft hierop gereageerd. EPS en de Gemeente hebben producties ingediend en alle partijen een pleitnota. Vonnis is bepaald op heden.
1.7.
Ter zitting waren, voor zover van belang, aanwezig:
aan de kant van EPS: [naam 1] ( [functie 1] ) met mr. Nelemans en mr. Meijlink,
aan de kant van de Gemeente: [naam 2] ( [functie 2] ),
[naam 3] en [naam 4] met mr. De Vries en mr. Sinaij,
aan de kant van Q-Park: [naam 5] ( [functie 3] ), [naam 6] ( [functie 4] ) met mr. Blaisse-Verkooijen en mr. Wolters.

2.De feiten

2.1.
EPS houdt zich bezig met het bedrijfsmatig uitvoeren van parkeerhandhaving en aanverwante dienstverlening voor overheden. Sinds 2016 voert zij – na een gewonnen aanbesteding – de parkeerhandhaving voor de Gemeente uit. Op 1 januari 2024 eindigt de opdracht.
2.2.
In oktober 2022 is de Gemeente een Europese Niet-openbare procedure gestart voor parkeerdiensten. Het gaat om een aanbesteding waarop de Aanbestedingswet 2012 (Aw) van toepassing is. De Gemeente heeft op 23 december 2022 een Gunningsleidraad uitgebracht (hierna Leidraad).
2.3.
De aanbesteding betreft een grote opdracht voor een periode van acht jaar, van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2031 en de minimale inschrijfsom bedraagt € 275 miljoen. De opdracht bestaat uit parkeerhandhaving, operationalisering van het vergunningenbeleid en beheer en onderhoud van de parkeerautomaten. In § 4.1 Leidraad staat dat de Gemeente de economisch meest voordelige inschrijving (EMVI) hanteert, op basis van de beste prijs-kwaliteitsverhouding als gunningscriterium. In § 4.3 Leidraad is vermeld dat de beoordeling van de kwaliteitsonderdelen van de inschrijvingen wordt uitgevoerd door de beoordelingscommissie, die onder meer bestaat uit een vertegenwoordiging van de directie Parkeren en fiscale ketenpartners. In deze paragraaf staat verder dat ieder lid de kwaliteitsonderdelen afzonderlijk beoordeelt en dat na individuele beoordeling de resultaten gezamenlijk met alle leden worden besproken onder leiding van een procesbegeleider, waarna op basis van consensus een unanieme waardering per kwalitatief gunningscriterium zal worden vastgesteld met een definitief scoringspercentage.
De beoordelingscommissie bestaat uit vijf leden.
2.4.
Op 26 april 2023 heeft EPS ingeschreven op de opdracht. Ook Q-Park heeft een inschrijving ingediend. Daarnaast heeft nog één ander bedrijf een geldige inschrijving gedaan.
2.5.
In de gunningsbeslissing van 14 juni 2023 heeft de Gemeente aan EPS meegedeeld dat haar inschrijving niet is aangemerkt als de economisch meest voordelige inschrijving en dat de Gemeente voornemens is de opdracht aan Q-Park te gunnen. Daarnaast staat in de gunningsbeslissing dat als EPS het niet eens is met deze beslissing binnen 20 kalenderdagen een kort geding bij deze rechtbank aanhangig kan worden gemaakt.
2.6.
Bij brief van 30 juni 2023 heeft EPS bij de Gemeente een klacht ingediend over een (mogelijk) belangenconflict bij de aanbesteding. In de brief staat – kort gezegd – dat EPS op 15 juni 2023 door een medewerker van de Gemeente is geïnformeerd over mogelijke integriteitsrisico’s, nadat eerder een ander persoon daar ook al melding van had gemaakt. EPS heeft geschreven dat deze personen anoniem willen blijven en hebben meegedeeld dat in de beoordelingscommissie één persoon zou zitten die (te) nauwe banden heeft met Q-Park en dat een directeur van de Gemeente op 11 mei 2023 op excursie naar Q-Park in Maastricht is geweest. EPS heeft in de brief de Gemeente ten eerste verzocht om onderzoek te doen naar mogelijke integriteitsrisico’s die uit deze informatie volgt en de gevolgen voor de beoordeling van de inschrijvingen. Ten tweede heeft EPS de Gemeente om informatie verzocht.
2.7.
EPS heeft in de voornoemde brief verwezen naar [naam 4] , [functie 5] ,
hierna medewerker A, en [naam 3] , [functie 6] ,
hierna medewerker B. Medewerker A is lid van de beoordelingscommissie en medewerker B [functie 6] en heeft de gunningsbeslissing van 14 juni 2023 ondertekend.
2.8.
Op 3 juli 2023 heeft de Gemeente aan EPS bericht dat zij haar brief van
30 juni 2023 in behandeling zal nemen en de klacht wordt beoordeeld.
2.9.
Een verklaring van 3 juli 2023 van [naam 7] (hierna [naam 7] ), directielid van EPS luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Korte samenvatting zoals ik het mij herinner:
Na afloop van de Workshop EPS met ketenpartners en Ombudsman Metropool, op maandag 16 januari 2023. Locatie (…) maakte ik kennis met [medewerker A].
Tijdens deze introductie besproken wij kort ons beider arbeidsverleden, waarbij ik aangaf geen directe werkervaring te hebben mbt. (lokale) overheid; hierop reageerde [medewerker A]; “Ik heb mijzelf ook nooit gezien als ambtenaar en ben altijd in een commerciële omgeving werkzaam geweest, bovendien kom ik uit een ondernemersgezin, waarbij mijn vader en broer werkzaam zijn in de parkeergarage branche.”
Hierbij meen ik mij te herinneren dat zij refereerde aan P1 in relatie tot vader-broer-garage branche; ik ben hier echter niet 100% zeker van.”
2.10.
Op 4 juli 2023 heeft de Gemeente aan EPS bericht dat het haar niet duidelijk is waarop de klacht over mogelijke belangenverstrengeling is gebaseerd, maar dat zij deze desondanks heeft voorgelegd aan het Bureau Integriteit.
2.11.
In een brief van 20 juli 2023 heeft (de advocaat van) de Gemeente aan EPS meegedeeld dat het Bureau Integriteit heeft geoordeeld dat er op basis van de door EPS aangedragen informatie geen sprake is van een concreet vermoeden van één of meer integriteitsschendingen De advocaat van de Gemeente heeft vervolgens uiteengezet waarom volgens de Gemeente geen sprake is van belangenverstrengeling.
2.12.
De twee door EPS in het geding gebrachte ongedateerde en anonieme verklaringen van personen die volgens EPS hebben geklaagd, luiden, voor zover van belang, als volgt:
“Het belangrijkste wat ik aan te merken heb op het verloop van de aanbesteding is dat het gunningsproces in mijn ogen niet eerlijk is verlopen. Mijn zorg ziet op de onpartijdigheid van de beoordeling. Naar mijn weten hebben 4 mensen de concrete beoordelingen gedaan, waarvan 1 persoon [medewerker A] kort geleden nog voor de markt werkte en het binnen de gemeente breed bekend is dat zij warme banden heeft met parkeerbedrijf P1/Q-Park. Gezien haar werkverleden kan ik me niet voorstellen dat zij alle partijen gelijk heeft beoordeeld. (…)”
en:
“Het vermoeden is dat [medewerker A] familie is van en leverancier van parkeerapparatuur.
[Medewerker A] heeft aangegeven aan mij dat zij familie is van een grote organisatie die parkeerapparatuur verkoopt en hiermee indirecte connecties zou kunnen hebben met de mogelijke nieuwe partij die de tijdelijke gunning heeft gekregen voor het overkoepelde contract parkeerhandhaving van de gemeente Amsterdam
(…)
ik twijfel niet aan de integriteit van [medewerker A] maar, vindt dat iedere mogelijke kans tot een belangenverstrengeling weg genomen moet worden. (…)”

3.Het geschil

3.1.
EPS vordert – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. de Gemeente te gebieden binnen 14 dagen na dit vonnis diepgaand onderzoek te (laten) starten naar mogelijke belangenverstrengeling binnen de aanbesteding, om binnen een redelijke termijn aan de hand van de onderzoekresultaten te bepalen of en, zo ja, welke maatregelen door de Gemeente moeten worden getroffen voor de aanbesteding;
2. de Gemeente te gebieden de standstill-termijn voor verdere afwikkeling van de aanbesteding uit te stellen totdat a) het onderzoek onder 1 is afgerond en b) de onderzoeksresultaten kenbaar zijn gemaakt aan de inschrijvers en aan hen opnieuw een termijn van tenminste 20 kalenderdagen is geven om hun juridische bezwaren tegen de nieuwe gunningsbeslissing kenbaar te maken, althans gedurende deze periode onder deze voorwaarden de Gemeente te verbieden gevolg te geven aan haar voornemen tot gunning aan Q-Park.
Tot slot vordert EPS de Gemeente te veroordelen in de proceskosten (inclusief nakosten), te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
EPS legt het volgende aan haar vordering ten grondslag.
De Gemeente is gehouden een integriteitsonderzoek te doen naar aanleiding van de gesignaleerde integriteitsrisico’s bij deze aanbesteding. Doel van het onderzoek is om vast te stellen of sprake is van belangenverstrengeling in de zin van artikel 1.10b Aw en of er maatregelen moeten worden getroffen. Het leidend arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU 12 maart 2015), zaak C-538/13 (eVigilo) moet daarbij worden gevolgd.
3.3.
De Gemeente voert – samengevat – als verweer, dat uit haar onderzoek is gebleken dat de aantijgingen van EPS onjuist zijn en er geen sprake is van objectieve gegevens op grond waarvan aan de onpartijdigheid van medewerker A en medewerker B kan worden getwijfeld. Er is dus geen reden voor nader onderzoek.
De vorderingen moeten worden afgewezen.
3.4.
Q-Park vordert, samengevat:
1. EPS niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans haar vorderingen af te wijzen, althans te ontzeggen;
2. de Gemeente te gebieden de gunningsbeslissing in stand te houden en te gebieden deze opdracht aan Q-Park te gunnen, en
3. EPS te gebieden om te gehengen en te gedogen dat de Gemeente definitief met Q-Park een overeenkomst sluit voor de voorlopig gegunde opdracht.
Tot slot vordert Q park EPS te veroordelen in de proceskosten (inclusief nakosten), te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
Q-Park legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag.
Aan de kant van EPS is sprake van ongefundeerde verdenkingen en verdachtmakingen die niet tot uitstel van gunning mogen leiden. Objectieve gegevens die maken dat er twijfel is over de integriteit van de gemeentelijke ambtenaren in kwestie bestaat, ontbreken. Er is geen reden voor een diepgaand onderzoek.
3.6.
EPS voert hiertegen verweer, dat hiervoor onder 3.2 aan de orde is gekomen.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van EPS vloeit voort uit de aard van de vorderingen.
De incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv en/of artikel 22 Rv
4.2.
EPS heeft gevorderd om inzage in (i) de namen van de implementatieorganisatie zoals aangeboden door Q-Park en (ii) de door Q-Park aangeboden oplossingen en systemen van onderaannemers/leveranciers, omdat deze informatie mogelijk leidt tot (extra) objectieve gegevens over de vermeende belangenverstrengeling. Bij e-mail van 24 juli 2023 heeft de Gemeente, na instemming van Q-park, de informatie onder (i) verstrekt en meegedeeld dat zij geen inzage zal verstrekken in de informatie onder (ii), omdat die bedrijfsvertrouwelijk is.
De voorzieningenrechter is met de Gemeente van oordeel dat de informatie onder (ii) niet hoeft te worden verstrekt. Het betreft in de eerste plaats, zoals de Gemeente stelt, vertrouwelijke informatie en bovendien ontbreekt het belang bij EPS om deze informatie te verkrijgen. De voorzieningenrechter oordeelt immers hierna dat het in deze zaak ontbreekt aan objectieve gegevens waaruit de eventuele partijdigheid blijkt en de gevraagde informatie zal niet tot een andere oordeel kunnen leiden.
De inhoudelijke beoordeling
Juridisch kader
4.3.
In artikel 1.10b lid 1 Aw staat dat een aanbestedende dienst passende maatregelen neemt om een belangenconflict tijdens een aanbestedingsprocedure doeltreffend te voorkomen, te onderkennen en op te lossen, om vervalsing van de mededinging te voorkomen, transparantie van de procedure te waarborgen en gelijke behandeling van ondernemers te verzekeren. In lid 2 staat dat onder belangenconflicten in ieder geval valt, de situatie waarin
personeelsleden van de aanbestedende dienst –die betrokken zijn bij de uitvoering van de aanbestedingsprocedure of invloed kunnen hebben op het resultaat van deze procedure – (in)directe belangen hebben die hun onpartijdigheid of onafhankelijkheid in deze procedure kunnen schaden.
4.4.
In het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU 12 maart 2015), zaak C-538/13 (eVigilo), is voorts bepaald dat als een afgewezen inschrijver
objectieve gegevensverstrekt op grond waarvan
de onpartijdigheidvan de deskundige van de aanbestedende dienst kan worden
betwijfeld, de aanbestedende dienst alle relevante omstandigheden moet onderzoeken die hebben geleid tot vaststelling van de gunningsbeslissing, om een belangenconflict te voorkomen, te onderkennen en te beëindigen, zo nodig door partijen te verzoeken om bepaalde informatie te verstrekken. Uitgangspunt is dus dat EPS in beginsel niet hoeft aan te tonen dat het beoordelingsproces is beïnvloed, wel dient zij objectieve gegevens te verstrekken waaruit twijfel over onpartijdigheid kan ontstaan, die de Gemeente dan dient te onderzoeken.
4.5.
EPS heeft de Gemeente gewezen op het belangenconflict dat de medewerkers A en B volgens haar hebben veroorzaakt. Zij baseert zich daarbij op de anonieme verklaringen van medewerkers van de Gemeente, die overigens niet verifieerbaar zijn. Hierna wordt per medewerker verder ingegaan op de door EPS aangevoerde risico’s.
Medewerker A
4.6.
EPS stelt – kort gezegd – dat voor medewerker A als lid van de beoordelingscommissie serieuze risico’s op belangenverstrengeling bestaan, omdat:
1. Medewerker A in de periode van januari 2005 tot juli 2012 werkzaam is geweest bij de winnende inschrijver Q-park. In totaal een periode van zeven jaar en zeven maanden.
2. Medewerker A in haar daaropvolgende baan als adviseur bij Spark B.V. (hierna Spark) intensief heeft samengewerkt met de voormalig commercieel directeur van P1 Holding B.V. (P1), genaamd [naam 8] (hierna [naam 8] ) en dat P1 op
17 september 2019 is overgenomen door Q-park.
3. Medewerker A aan één van de directieleden van EPS heeft verteld uit een echte “parkeerfamilie” te komen, omdat haar vader en broer eigenaar zijn of waren van een parkeerbedrijf en dat dit voor EPS een risico op belangenverstrengeling kan opleveren als dit bedrijf een (in)directe link heeft met Q-Park. De verklaring van het betreffende directielid is weergegeven onder 2.9.
4. Tijdens een Nationaal Congres Parkeren en Mobiliteit is gebleken dat medewerker A zeer vriendschappelijk omgaat met veel medewerkers van Q-Park waardoor het de vraag is wat dat betekent voor haar rol in de beoordelingscommissie.
4.7.
De Gemeente heeft aangevoerd dat al deze gegevens geen twijfel doen ontstaan over de onpartijdigheid van medewerker A. Het betreffen immers geen objectieve gegevens die duiden op belangenverstrengeling. De voorzieningenrechter volgt dat standpunt. Hierna worden de specifieke risico’s besproken.
4.8.
De omstandigheid dat medewerker A (het risico onder 1) van 2005 tot 2012, ruim elf jaar geleden, werkzaam was bij Q-park maakt niet dat getwijfeld moet worden aan haar onpartijdigheid. De Gemeente heeft immers verklaard dat zij bij het samenstellen van de beoordelingscommissie zich bewust was van het werkverleden van medewerker A, maar dat niet als reden heeft gezien om haar niet te kiezen. De Gemeente heeft medewerker A gekozen om haar expertise. Dit komt niet onredelijk voor. Er is immers al ruim elf jaar verstreken sinds medewerker A weg is gegaan bij Q-Park en niet gebleken is dat zij destijds betrokken is geweest bij een opdracht voor de Gemeente die vergelijkbaar was met deze aanbesteding. Dat de Gemeente, zoals EPS stelt, door het aanstellen van medewerker A als lid van de beoordelingscommissie haar eigen integriteitsbeleid heeft doorkruist, is dan ook onaannemelijk.
4.9.
Ook het risico onder 2 vormt geen aanknopingspunt voor belangenverstrengeling. De Gemeente stelt dat niet is komen vast te staan dat [naam 8] , die op 1 februari 2007 [functie 3] werd bij Spark voor Q-Park werkzaam is geweest. Uit een openbare publicatie van september 2005 leidt de Gemeente af dat [naam 8] destijds verbonden was aan P1. P1 is echter pas in 2019 onderdeel geworden van Q-Park. De connectie tussen [naam 8] en Q-Park ontbreekt dan ook, aldus de Gemeente. Hiertegen heeft EPS niets substantieels kunnen inbrengen. Kortom, niet kan worden gezegd dat medewerker A, als adviseur bij Spark, heeft samengewerkt met [naam 8] , die kan worden gelinkt aan Q-Park.
4.10.
Op de zitting heeft EPS aanvullend betoogd dat in deze aanbesteding het uitvoeren van parkeeronderzoek een belangrijk onderdeel van de scope van de opdracht is en dat het vermoeden is gerezen dat Q-Park een of meerdere parkeerproducten die afkomstig zijn van het aan Spark gelieerde Monit Data B.V. in haar inschrijving heeft opgenomen. Dit zou volgens EPS kunnen betekenen dat beide voormalige werkgevers van medewerker A grote commerciële belangen hebben bij deze aanbesteding. Dit moet worden onderzocht, aldus EPS.
De voorzieningenrechter is van oordeel deze vermeende aanwijzing voor partijdigheid aan de zijde van medewerker A in het licht van al het onder 4.6 tot en met 4.9 overwogene wel heel vergezocht is. De link tussen al deze gegevens ontbreekt. Op de zitting is nog aan de orde geweest dat Monit Data B.V. wel in de inschrijving van Q-Park voorkomt. Aannemelijk is echter dat dit bedrijf niet als onderaannemer of leverancier van Q-Park is genoemd, maar als voorbeeld van een bedrijf dat bepaalde data kan checken. De Gemeente en Q-Park hebben uitdrukkelijk bevestigd dat deze dienst geen onderdeel van de inschrijving uitmaakt.
De voorzieningenrechter volgt dat dan ook. Tot slot is nog van belang dat uit het hierna overwogene onder 4.13 volgt dat medewerker A de inschrijving van EPS als beste heeft beoordeeld en niet die van Q-Park. De vermeende belangverstrengeling, zo die er al zou zijn, heeft dus in elk geval niet tot bevoordeling geleid.
4.11.
Voorts is ook het derde risico, dat medewerker A heeft verklaard uit een echte parkeerfamilie te komen, omdat haar vader en broer eigenaar waren of zijn van een parkeerbedrijf, geen aanwijzing voor belangenverstrengeling. Deze veronderstelling kan immers niet worden aangemerkt als objectief gegeven dat belangenverstrengeling suggereert.
De Gemeente heeft namelijk geconstateerd dat de broer van medewerker A bestuurder is van een ombouwbedrijf voor personen- en rolstoelverhuur, dat hij heeft overgenomen van zijn vader. Er is geen sprake van een parkeerbedrijf gelinkt aan Q-Park, ook niet van een bedrijf dat zich toelegt op verkoop van parkeerapparatuur zoals in de verklaring onder 2.12 wordt gesuggereerd. Medewerker A heeft dit ter zitting ook herhaald. Voorts heeft zij op de zitting verklaard dat alleen de zoon van haar schoonzus werkzaam is bij een parkeerbedrijf (al dan niet P1). Dit betreft echter ‘verre familie’ en is in dit kader niet van belang. Medewerker A heeft bovendien ontkend dat zij tegen [naam 7] gezegd heeft uit een parkeerfamilie te komen. Volgens medewerker A heeft zij gezegd uit een
automotive-familiete komen. Vooralsnog is dat ook het aannemelijker, nu dat aansluit op wat haar vader en broer hebben gedaan of doen.
4.12.
Tot slot vormt ook het vierde aangevoerde risico van mogelijk vriendschappelijke banden geen aanwijzing voor belangenverstrengeling. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van de Gemeente dat deze klacht te vaag is om een aanwijzing voor partijdigheid uit te destilleren. De vraag rijst namelijk om welke medewerkers het gaat en hoe die vriendschappelijk band zich op het congres heeft geuit. Medewerker A heeft verklaard geen vriendschappelijke banden te onderhouden met personen die bij Q-Park werken. Dit geldt overigens ook voor [naam 6] , die op de zitting namens Q-Park aanwezig was, en [naam 9] die op de overgelegde lijst namen van de implementatieorganisatie van Q-Park staat. Vooralsnog is er geen reden om daaraan te twijfelen en moet daarvan uit worden gegaan. Ter zitting heeft EPS nog gesteld dat medewerker A onder haar connecties op LinkedIn oud-collega’s van Q-Park en Spark heeft staan. Dit betekent echter niet dat zij met deze personen intensief omgaat. Een connectie op LinkedIn vormt, zoals de Gemeente stelt, geen aanwijzing voor een vriendschappelijke band, nu LinkedIn een netwerk in de zakelijke sfeer is en medewerker A een groot aantal LinkedIn contacten heeft blijkens de door EPS overgelegde stukken.
4.13.
De Gemeente heeft tot slot aangevoerd dat de individuele scores, die medewerker A aan Q-Park heeft toegekend niet wijzen op vooringenomenheid of partijdigheid. Medewerker A heeft namelijk de inschrijving van EPS als beste van alle inschrijvers beoordeeld. De voorzieningenrechter is van oordeel dat hieruit blijkt dat de vermoedens van partijdigheid van EPS onjuist waren.
Medewerker B
4.14.
EPS stelt dat voor medewerker B serieuze risico’s op belangenverstrengeling bestaan, omdat hij op 11 mei 2023, na sluiting van de inschrijftermijn van de aanbesteding op 26 april 2023 en voorafgaand aan de beoordelingsfase, op excursie naar Q-Park in Maastricht is geweest. De enkele omstandigheid dat medewerker B bij die excursie aanwezig was, vormt echter geen objectieve aanwijzing voor belangenverstrengeling. Het belangrijkste argument is dat medewerker B niet in de beoordelingscommissie zat. Weliswaar heeft hij de gunningsbeslissing ondertekend, maar dat deed hij op grond van een mandaat van B&W van de Gemeente, zoals blijkt uit de door de Gemeente overgelegde besluitenlijst van de betreffende vergadering van B&W. Niet aannemelijk is geworden dat hij op een andere wijze betrokkenheid heeft gehad bij de aanbestedingsprocedure. Op de zitting heeft medewerker B verklaard dat hij een tijd niet heeft gewerkt en pas in april 2023 bij de Gemeente in deeltijd is teruggekeerd. Zijn vervanger heeft de beoordelingscommissie ingesteld. Voor zover deelname aan de excursie toch vragen oproept, is door de Gemeente en Q-Park tijdens de mondelinge behandeling afdoende uiteengezet dat deze excursie een kennisdelingsbijeenkomst betrof, waarin het onderwerp van de aanbesteding niet aan de orde is geweest. Tijdens die excursie stond namelijk niet
straatparkerencentraal, maar de operationele kant van
garageparkeren. Dit vormde voor de Gemeente een interessant thema, omdat zij zelf ook parkeergarages exploiteert en Q-Park als commerciële parkeerexploitant op verschillende gebieden voorloopt. De afdelingsmanager
garageparkerenvan de Gemeente heeft daarom voorgesteld deze kennisdelingsbijeenkomst te organiseren, waarmee Q-Park heeft ingestemd. Het initiatief ging dus niet uit van Q-Park en van enige beïnvloeding door Q-Park tijdens die bijeenkomst is niet gebleken, nog los van het feit dat medewerkers van de afdeling
straatparkerenwaar de aanbesteding op ziet niet bij die bijeenkomst aanwezig waren, met uitzondering dan van medewerker B [functie 6] .
Onjuiste beoordeling
4.15.
EPS stelt zich zijdelings op het standpunt dat uit de gunningsbeslissing volgt dat in deze aanbesteding fouten bij de beoordeling van haar inschrijving zijn gemaakt, die met de belangenverstrengeling te maken
kunnenhebben of door onzorgvuldigheid aan de kant van de beoordelingscommissie. In dit kort geding zal dit niet (marginaal) worden onderzocht, nu daarvoor de onderliggende informatie en noodzaak ontbreekt. Dit kort geding heeft zich toegespitst op de hiervoor besproken of de door EPS aangevoerde risico’s. Bovendien is er ook geen herbeoordeling gevorderd zodat als al sprake zou zijn van onzorgvuldigheid daar geen gevolg aan kan worden verbonden. Verder blijft staan dat medewerker A die in de beoordelingscommissie zit en volgens EPS degene was die partijdig zou kunnen zijn geweest uiteindelijk EPS als winnaar zag.
Conclusie
4.16.
Gelet op het voorgaande is niet gebleken van belangenverstrengeling aan de kant van medewerker A en B en is verder onderzoek niet nodig en worden de vorderingen van EPS afgewezen. EPS heeft op de zitting betoogd dat haar belang bij het winnen van deze aanbesteding groot is, omdat haar bedrijf in zijn huidige vorm ophoudt te bestaan als zij haar dienstverlening voor de Gemeente moet staken. Dit risico is echter een gevolg van de aanbestedingssytematiek, die juist maakt dat ook andere aanbieders een kans moeten hebben om overheidsopdrachten uit te voeren, en dus inherent aan het uitvoeren van overheidsopdrachten die nu eenmaal beperkt zijn in tijd, ook al gaat het om opdrachten met een jarenlange duur. Daarnaast zal het overgrote deel van het personeel van EPS dat de opdracht voor de Gemeente thans uitvoert in het kader van de “overgang van een onderneming”-wetgeving overgaan naar Q-Park, zoals tijdens de mondelinge behandeling ook toegelicht door Q-Park. De Gemeente dient op haar beurt aan haar aanbestedingsplicht te voldoen en mag de opdracht niet zonder inachtneming van het aanbestedingsrecht wederom aan de huidige opdrachtnemer gunnen. In dit geval is voor een belangenafweging dan ook geen plaats. De vorderingen van Q-Park worden eveneens afgewezen. Het belang bij de vordering onder 2 ontbreekt, omdat er geen aanleiding is te veronderstellen dat de Gemeente de opdracht niet aan Q-Park zal gunnen. Daarnaast is de vordering onder 3 te vérstrekkend om toe te wijzen, omdat het neerkomt op een verbod voor EPS om op te komen voor haar rechten.
4.17.
EPS zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de kant van de Gemeente en Q-Park worden in de hoofdzaak voor elk begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 1.755,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen
zowelin het incident op grond van artikel 843a Rv en/of artikel 22 Rv
alsin de hoofdzaak,
5.2.
veroordeelt EPS in de proceskosten, aan de kant van de Gemeente en Q-Park tot op heden voor elk begroot op € 1.755,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.3.
veroordeelt EPS voor de Gemeente en Q-Park in de na dit vonnis ontstane kosten, voor elk begroot op € 173,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met
€ 90,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G.H. Felix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2023. [1]

Voetnoten

1.type: GHF