ECLI:NL:RBAMS:2023:6770

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
C/13/723276EVS / HA ZA 22-766
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot vervanging van vloerbedekking conform splitsingsreglement

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 oktober 2023 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen een eiseres en een gedaagde met betrekking tot de vervanging van vloerbedekking in een appartement. De kern van het geschil betreft de vraag of de gedaagde verplicht is om de houten vloer en ondervloer in zijn appartement te vervangen, omdat deze niet voldoen aan de norm zoals vastgelegd in het splitsingsreglement. In een eerder tussenvonnis is geoordeeld dat de norm voor harde vloeren van toepassing is, welke norm een geluidswaarde van 48 decibel of minder vereist. De gedaagde heeft verschillende geluidmetingen laten uitvoeren, maar deze toonden aan dat de vloer niet aan de norm voldeed. De rechtbank heeft de gedaagde de gelegenheid gegeven om met een nieuw rapport aan te tonen dat de vloer voldoet aan de norm, maar ook de meest recente metingen bevestigden dat de vloer niet aan de eisen voldeed.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde verplicht is om de vloerbedekking te vervangen, met inachtneming van een termijn van drie maanden. Tevens is er een dwangsom opgelegd van € 100,00 per dag voor elke dag dat de gedaagde niet voldoet aan de vervangingsplicht, tot een maximum van € 30.000,00. De rechtbank heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.637,24, en in de nakosten. De vordering van de eiseres om de gedaagde te verplichten om binnen twee maanden bewijs te leveren dat de nieuwe vloerbedekking voldoet aan de norm, is afgewezen, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/723276 / HA ZA 22-766
Vonnis van 4 oktober 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. C.G. Huijsmans te Goes,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. S.V. Rutgers te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 maart 2023,
  • de akte uitlatingen van [gedaagde] ,
  • de akte overlegging producties tevens akte uitlatingen van [gedaagde] , met een productie,
  • de akte na tussenvonnis van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Kern van het geschil is of [gedaagde] de houten vloer en ondervloer in zijn appartement moet vervangen door een andere vloerbedekking, omdat de huidige vloer niet voldoet aan de norm uit het splitsingsreglement zoals opgenomen in de splitsingsakte.
2.2.
Voor de leesbaarheid van dit vonnis wordt de relevante bepaling uit de splitsingsakte hier nog eens opgenomen. Duidelijkheidshalve wordt hier ook herhaald dat in de splitsingsakte een aantal wijzigingen en aanvullingen zijn opgenomen ten opzichte van het in de akte toepasselijk verklaarde Modelreglement 1992.
Artikel 12.2 van de splitsingsakte luidt, voor zover van belang:
Artikel 17 lid 5vervalt en wordt vervangen door een nieuw lid 5, luidende:
De vloerbedekkingen van de privégedeelten dienen van een zodanige samenstelling te zijn dat contactgeluiden zo veel mogelijk worden tegengegaan. Voorts is het teneinde het wonen zo aantrekkelijk mogelijk te maken het volgende van toepassing. Indien een eigenaar van een van de appartementsrechten in zijn privégedeelte min of meer harde vloerbedekkingen, zoals parket, plavuizen, marmer en dergelijke, heeft aangebracht, dient hij op eerste verzoek (per aangetekende brief) van het bestuur - zulks naar aanleiding van klachten - een in zijn opdracht en voor zijn rekening opgemaakt rapport van een deskundige te overleggen waarin wordt aangetoond dat de contact-geluidsisolatieindex van de kale vloer inclusief de aangebrachte vloerbedekking een waarde bereikt van lco= + 10 Db of meer.
Indien zulks niet binnen twee maanden na dagtekening van vorenbedoeld verzoek kan worden aangetoond, is de betreffende eigenaar verplicht om binnen één maand na verloop van vorenbedoelde termijn voor eigen rekening en risico de betreffende vloerbedekking te vervangen door een vloerbedekking die wel aan vorenbedoelde norm voldoet, zulks op straffe van een direct opeisbare boete ten behoeve van de Vereniging van Eigenaars als bedoeld in artikel 29 lid 2 voor elke dag dat de niet-nakoming of overtreding voortduurt.”
2.3.
In het tussenvonnis is geoordeeld dat in deze zaak de norm voor harde vloeren van toepassing is en dat die norm overeenkomt met een waarde van 48 decibel of minder (zie rechtsoverweging 4.10 van het tussenvonnis). Op grond van de splitsingsakte moet [gedaagde] aantonen dat de vloer aan die geluidsnorm voldoet.
2.4.
[gedaagde] heeft voorafgaand aan het tussenvonnis verschillende geluidmetingen laten verrichten. Uit die rapporten volgt dat de vloer tijdens deze metingen niet aan de norm voldeed, ook niet na aanpassingen. Omdat [gedaagde] echter gemotiveerd had aangevoerd dat van de meest recente meting niet kon worden uitgegaan vanwege de positie van het kleed tegen het apparaat tijdens de meting, heeft de rechtbank [gedaagde] toegelaten om – desgewenst – door middel van een nieuw rapport alsnog aan te tonen dat de vloer voldoet aan de norm zoals bepaald in het reglement. [gedaagde] heeft vervolgens op 23 mei 2023 een geluidmeting laten verrichten door Woningborg Advies B.V. (Woningborg). In het rapport van Woningborg is het resultaat van de metingen als volgt samengevat:
2.5.
Uit de samenvatting van het rapport van Woningborg en de bijlagen waarnaar wordt verwezen, volgt dat het aantal decibel dat is gemeten (51, 52, 51 en 50) op alle vier de meetpunten hoger is dan 48 decibel en daarmee dus niet aan de norm van het splitsingsreglement voldoet. [gedaagde] heeft hier tegenin gebracht dat niet zonder meer van de laatste meetresultaten van Woningborg kan worden uitgegaan, aangezien het verloop van de meetresultaten tijdens de verschillende metingen erg opvallend is te noemen. Daarmee miskent [gedaagde] echter dat híj moet aantonen dat de vloer voldoet. Dat de vloer voldoet is ook met het rapport van Woningborg niet aangetoond en dus kan de conclusie niet anders zijn dan dat [gedaagde] verplicht is om de harde vloer in zijn appartement te vervangen door een andere vloerbedekking die wel aan het splitsingsreglement voldoet.
2.6.
In het tussenvonnis is reeds geoordeeld dat andere verweren niet opgaan. De rechtbank komt daar niet van terug. De onder I gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat de ondervloer alleen dient te worden vervangen indien ook dit nodig is om aan de norm te voldoen. Ook zal de rechtbank [gedaagde] een iets langere termijn gunnen om de vloer te vervangen dan gevorderd, namelijk drie maanden, mede gelet op het feit dat aan de veroordeling een dwangsom zal worden verbonden.
2.7.
De gevorderde dwangsom komt de rechtbank redelijk voor en zal als gevorderd worden toegewezen, met dien verstande dat de dwangsommen alleen worden gekoppeld aan het vervangen van de vloer. De dwangsommen worden dus verbeurd indien en zolang [gedaagde] zijn vloer niet vervangt (tot het maximum is bereikt).
2.8.
[eiseres] heeft voorts (onder II) gevorderd om [gedaagde] te veroordelen om binnen twee maanden na dit vonnis door middel van een verklaring van de deskundige bewijsrapportage.nl aan te tonen dat de nieuwe vloerbedekking voldoet aan de norm zoals vermeld in artikel 17.5 splitsingsreglement, op straffe van een dwangsom. Die vordering wordt afgewezen. [eiseres] heeft gesteld dat partijen hierover een afspraak hebben gemaakt, maar zij heeft dit niet verder onderbouwd terwijl [gedaagde] zich tegen de vordering heeft verzet. Voor niet harde vloeren geldt alleen de norm dat de vloerbedekkingen van een zodanige samenstelling dienen te zijn dat contactgeluiden zo veel mogelijk worden tegengegaan. Anders dan voor harde vloeren, geldt dus geen concrete, meetbare norm, en de splitsingsakte biedt geen grondslag voor de door [eiseres] gevorderde verklaring indien [gedaagde] ter vervanging van de huidige vloer een zachte vloerbedekking neerlegt. Voor het geval [gedaagde] opnieuw een (andere) harde vloer legt, vangt de procedure zoals opgenomen in de splitsingsakte opnieuw aan. Voor het toewijzen van de vordering onder II bestaat op dit moment dan ook geen grond.
2.9.
[gedaagde] zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 127,24
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat €
1.196,00(2,0 punten × tarief € 598,00)
Totaal € 1.637,24
2.10.
Ook wordt [gedaagde] ambtshalve veroordeeld in de nakosten. Dit zijn kosten die standaard worden toegewezen aan de partij die in het gelijk is gesteld (in dit geval [eiseres] ), als vergoeding voor advocaatkosten en eventuele betekeningskosten die ontstaan na het wijzen van dit vonnis. Onder de beslissing staat om welk(e) bedrag(en) het gaat.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie maanden na dit vonnis voor eigen rekening en risico de houten vloerbedekking en zo nodig de ondervloer in zijn appartement aan de [adres] te vervangen door een vloerbedekking die voldoet aan de norm zoals vermeld in artikel 17.5 splitsingsreglement,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag dat hij niet de houten vloerbedekking en ondervloer heeft vervangen voor een andere vloer, tot een maximum van € 30.000,00 is bereikt,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.637,24,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.J. Elte-Hamming en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023. [1]

Voetnoten

1.type: