In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 oktober 2023 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen een eiseres en een gedaagde met betrekking tot de vervanging van vloerbedekking in een appartement. De kern van het geschil betreft de vraag of de gedaagde verplicht is om de houten vloer en ondervloer in zijn appartement te vervangen, omdat deze niet voldoen aan de norm zoals vastgelegd in het splitsingsreglement. In een eerder tussenvonnis is geoordeeld dat de norm voor harde vloeren van toepassing is, welke norm een geluidswaarde van 48 decibel of minder vereist. De gedaagde heeft verschillende geluidmetingen laten uitvoeren, maar deze toonden aan dat de vloer niet aan de norm voldeed. De rechtbank heeft de gedaagde de gelegenheid gegeven om met een nieuw rapport aan te tonen dat de vloer voldoet aan de norm, maar ook de meest recente metingen bevestigden dat de vloer niet aan de eisen voldeed.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde verplicht is om de vloerbedekking te vervangen, met inachtneming van een termijn van drie maanden. Tevens is er een dwangsom opgelegd van € 100,00 per dag voor elke dag dat de gedaagde niet voldoet aan de vervangingsplicht, tot een maximum van € 30.000,00. De rechtbank heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.637,24, en in de nakosten. De vordering van de eiseres om de gedaagde te verplichten om binnen twee maanden bewijs te leveren dat de nieuwe vloerbedekking voldoet aan de norm, is afgewezen, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.