ECLI:NL:RBAMS:2023:6743

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
10525355 CV EXPL 23-7661
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling na tanken zonder te betalen met bewijsvoering en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap, eiseres, en een gedaagde die wordt beschuldigd van het niet betalen van brandstof na tanken. De eiseres, die een tankstation exploiteert, vorderde betaling van € 24,86 voor de getankte brandstof, alsook een schadevergoeding van € 131,00 en bijkomende kosten. De gedaagde, die op 1 januari 2023 tankte, beweerde dat hij contant had betaald, maar kon dit niet onderbouwen met bewijs. De kantonrechter oordeelde dat de bewijslast bij de gedaagde lag, zoals vastgelegd in artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Aangezien de gedaagde geen bewijs van betaling kon overleggen en de eiseres de vordering had betwist, werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, de schadevergoeding en de proceskosten. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in verzuim was met zijn betalingsverplichtingen en dat de eiseres recht had op vergoeding van de gemaakte kosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de gedaagde werd in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10525355 CV EXPL 23-7661
vonnis van: 10 oktober 2023
fno.: 57327

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap [eiseres] B.V.

gevestigd te [vestigingsplaats] (gemeente Oosterhout)
eiseres
nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. G.E. Hamer
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • de dagvaarding van 15 mei 2023, met producties;
  • het proces-verbaal van het mondelinge antwoord;
  • het instructievonnis;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
Vervolgens is de datum voor het vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[eiseres] heeft een tankstation onder de naam Shell Station [naam] aan de [locatie] (hierna: het tankstation).
1.2.
[gedaagde] was op 1 januari 2023 de kentekenhouder van een auto met het kenteken [kenteken] . Op 1 januari 2023 heeft [gedaagde] met deze auto getankt bij het tankstation. Hij is daarna naar de kassa gegaan en heeft geprobeerd te betalen met zijn pinpas, maar die betaling werd geweigerd.
1.3.
Op 3 januari 2023 heeft (de gemachtigde van) [eiseres] aan [gedaagde] een brief gestuurd, waarin zij [gedaagde] verzoekt om het bedrag waarvoor brandstof is getankt, € 24,86, te betalen. Ook verzoekt zij [gedaagde] in deze brief om de incassokosten van € 40,00 te betalen en de kosten die de gemachtigde heeft gemaakt om bij RDW te achterhalen op wiens naam de auto stond.
1.4.
Op 11 januari 2023 heeft (de gemachtigde van) [eiseres] nog een brief gestuurd, waarin zij naast de kosten voor de brandstof ook een schadebedrag van € 131,00 in rekening brengt bij [gedaagde] .
1.5.
[gedaagde] heeft daarna contact opgenomen met de gemachtigde van [eiseres] en een betalingsregeling getroffen.
1.6.
[gedaagde] heeft het bedrag niet betaald.

Vordering

2. [eiseres] vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van primair:
€ 24,86 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2023 tot het bedrag is betaald;
€ 131,00 aan schadevergoeding;
€ 0,34 aan wettelijke rente, berekend tot 5 mei 2023;
e proceskosten.
3. Subsidiair vordert [eiseres] , als [gedaagde] niet zelf heeft getankt, [gedaagde] voorwaardelijk te veroordelen tot bovenstaande kosten en om hem te veroordelen om de gegevens te verstrekken van degene die wel heeft getankt.
4. [eiseres] stelt hiertoe dat sprake is van een onrechtmatige daad of een wanprestatie: [gedaagde] heeft de afgenomen brandstof niet betaald en is bewust weggereden. Daarom wil [eiseres] dat [gedaagde] betaalt voor de brandstofkosten en dat hij een bedrag aan schadevergoeding betaalt.

Verweer

5. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij na het tanken naar de kassa is gegaan en met zijn pinpas probeerde te betalen, maar dat dit niet lukte. Hij heeft toen contant afgerekend. Omdat hij niet goed Nederlands spreekt en leest en omdat hij wil voorkomen dat hij in de problemen komt, heeft hij een betalingsregeling getroffen toen hij brieven kreeg. Later vertelde iemand hem dat het ging om het tanken bij het tankstation, waarvoor hij al had betaald. Het is niet logisch dat hij niet betaald zou hebben, want dan hadden de medewerkers bij het tankstation hem niet weg laten gaan zonder een rijbewijs of iets anders achter te laten. Hieruit blijkt dat hij betaald heeft.

Beoordeling

6. In deze zaak moet de kantonrechter beoordelen of [gedaagde] op 1 januari 2023 heeft getankt en is weggereden zonder te betalen, en of hij daarom de schade moet vergoeden die [eiseres] daardoor heeft geleden.
7. [gedaagde] zegt dat hij op 1 januari 2023 heeft getankt bij het tankstation en contant heeft betaald. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [gedaagde] erkent dat tussen hem en [eiseres] een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Hij voert bij wijze van verweer aan dat aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
8. In artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is vastgelegd dat de stelplicht en bewijslast liggen bij degene die zich beroept op een rechtsgevolg van een door hem gesteld feit. Dat komt in deze zaak op het volgende neer. [gedaagde] beroept zich op een rechtsgevolg, namelijk dat de verbintenis - de verplichting om te betalen - niet meer bestaat omdat hij heeft betaald. [gedaagde] moet daarom stellen en zo nodig bewijzen dat hij heeft betaald.
9. Omdat [eiseres] betwist dat [gedaagde] heeft betaald, zal [gedaagde] in ieder geval gemotiveerd moet stellen en zo nodig bewijzen dat hij wel heeft betaald. Dit heeft hij niet gedaan: hij heeft geen betaalbewijs overgelegd. Hij voert aan dat het niet logisch is dat hij niet betaald zou hebben, omdat hij dan zijn rijbewijs of iets anders achter moeten laten. Omdat de medewerker van het tankstation dat niet heeft gedaan, blijkt daaruit volgens [gedaagde] dat hij heeft betaald.
10. Hiermee is de kantonrechter het niet eens. Uit de feiten kan immers ook volgen dat [gedaagde] , zoals door [eiseres] ook is gesteld, na een mislukte pintransactie, weg is gereden zonder te betalen. Verder is dan ook niet goed te volgen waarom hij eerder wel een betalingsregeling heeft willen afspreken. Dat sprake was van een vergissing van [gedaagde] en hij niet een betalingsregeling voor dit feit wilde afspreken wordt niet zomaar aangenomen. Kortom, [gedaagde] heeft op geen enkele manier onderbouwd dat hij heeft betaald.
11. De kantonrechter zal daarom de hoofdsom, de kosten voor de afgenomen brandstof, toewijzen.
12. De wettelijke rente over dit bedrag zal als niet betwist worden toegewezen.
13. Gelet op wat hiervoor is geschreven, is vast komen te staan dat [gedaagde] in verzuim is met het voldoen aan zijn betalingsverplichtingen. De schade die [eiseres] hierdoor heeft geleden, moet [gedaagde] dan vergoeden.
14. [eiseres] stelt dat zij voor een bedrag van € 131,00 schade heeft geleden. Het bedrag baseert zij op een aantal handelingen die zij heeft moeten uitvoeren, zoals het veiligstellen van de videoregistratie en het doen van aangifte en wat administratieve handelingen. Daarbij heeft zij de benodigde tijd genoemd die zij voor die handelingen nodig had, en een uurtarief van € 70,00 per uur. Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking, in totaal betreft dit een bedrag van € 93,50. De bemoeienis van de deurwaarder moet worden gekwalificeerd als buitengerechtelijke kosten. De buitengerechtelijke kosten bedragen € 40,00. De kantonrechter oordeelt dat dit redelijke kosten zijn die in redelijkheid zijn gemaakt en zal deze dan ook toewijzen.
15. Omdat [gedaagde] in het ongelijk is gesteld, moet hij de proceskosten betalen.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van:
- € 24,86 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2023 tot aan de voldoening;
- € 131,00 aan schadevergoeding;
- € 0,34 aan wettelijke rente, berekend tot 5 mei 2023;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
exploot € 107,84
salaris € 78,00
griffierecht € 128,00
-----------------
totaal € 313,84
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 19,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T. Beuving, kantonrechter, bijgestaan door mr. D.C. Vink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2023.