ECLI:NL:RBAMS:2023:6728

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
C/13/739922 / KG ZA 23-871
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot nakoming van omgangsregeling in kort geding tussen ex-echtgenoten

In deze zaak, die op 16 oktober 2023 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die ex-echtgenoten zijn. De man vorderde dat de vrouw op straffe van een dwangsom zou worden veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling zoals vastgelegd in hun ouderschapsplan. De vrouw voerde verweer en betwistte dat zij de zorgregeling niet nakwam. De procedure vond plaats na een mondelinge behandeling op 9 oktober 2023, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De man werd bijgestaan door een tolk Turks.

De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen zijn gehuwd geweest en hebben samen een minderjarig kind. Na de echtscheiding in oktober 2022 is een ouderschapsplan opgesteld waarin de omgangsregeling is vastgelegd. De man heeft de echtelijke woning op 19 september 2023 verlaten, waarna er onenigheid ontstond over de uitvoering van de omgangsregeling. De vrouw heeft op 23 september 2023 de omgang geweigerd, wat leidde tot een conflict tussen partijen. De man heeft vervolgens een kort geding aangespannen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de zorgregeling niet nakomt. De rechter concludeerde dat er geen grond was om de vrouw te veroordelen tot nakoming van de zorgregeling op straffe van een dwangsom. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van overleg tussen partijen in dergelijke situaties.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/739922 / KG ZA 23-871 HH/BB
Vonnis in kort geding van 16 oktober 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser bij dagvaarding van 29 september 2023,
advocaat mr. H. Tülü te Haarlem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. C.A. Madern te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw worden genoemd.

1.De procedure

Op de mondelinge behandeling van 9 oktober 2023 heeft de man de vordering zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. De vrouw heeft verweer gevoerd.
Beide partijen hebben producties ingediend en de vrouw tevens een pleitnota.
Ter zitting waren partijen met hun advocaten aanwezig. De man werd bijgestaan door M. Erbek (tolk Turks).
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest en hebben samen een kind, [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] .
2.2.
Bij beschikking van 21 oktober 2022 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken en is bepaald dat de vrouw huurster zal zijn van de echtelijke woning op het adres [adres] . Verder maakt van de echtscheidingsbeschikking deel uit een door partijen op 2 maart 2022 ondertekend ouderschapsplan.
2.3.
In het ouderschapsplan is ten aanzien van de omgang tussen de man en [minderjarige] het volgende opgenomen:
‘Het kind zal door de week bij haar moeder verblijven en zodra dat gelet op de leeftijd van het kind mogelijk is, in overleg in de weekenden bij haar vader. Tot die tijd zal de man op de zaterdagen en zondagen van 11.00 uur tot 17.00 uur omgang met het kind hebben. De exacte haal- en brengtijden zijn flexibel en zullen ouders in onderling overleg met elkaar afstemmen. Indien vader het kind niet kan halen of brengen, is het mogelijk dat familieleden van vader of moeder hierbij helpen.’
2.4.
Op 19 september 2023 heeft de man de echtelijke woning (onder begeleiding van de politie) definitief verlaten. Partijen verschillen erover van mening of zij in de periode van 1 januari 2022 tot de zomervakantie 2023 gezamenlijk in de echtelijke woning zijn blijven wonen. Volgens de man is dat het geval; volgens de vrouw heeft de man in die periode elders verbleven (met uitzondering van een korte tijd in september van dit jaar) en vond er toen op onregelmatige basis omgang plaats tussen de man en [minderjarige] .
2.5.
Op 23 september 2023 heeft de vrouw [minderjarige] niet voor omgang aan de man willen meegeven. Dat heeft voor een flinke ruzie gezorgd waarbij de politie betrokken is geweest.
2.6.
Op zaterdag 30 september 2023 heeft de man [minderjarige] van 10.30 uur tot 15.30 uur bij zich gehad. Op zondag 1 oktober 2023 heeft de man aan de vrouw laten weten dat er die dag geen omgang kon plaatsvinden omdat hij ziek was.
2.7.
In het weekend van 7 en 8 oktober 2023 heeft er evenmin omgang plaatsgevonden.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert samengevat - de vrouw op straffe van een dwangsom te veroordelen tot nakoming van de zorgregeling zoals opgenomen in het ouderschapsplan, met veroordeling van haar in de proceskosten.
3.2.
De vrouw voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uitgangspunt is dat de zorgregeling zoals in het ouderschapsplan is overeengekomen moet worden nagekomen, tenzij zwaarwegende belangen van [minderjarige] zich daartegen verzetten. Dat daarvan sprake is, is gesteld noch gebleken.
De zorgregeling moet dan ook worden nagekomen. Volgens de man doet de vrouw dat niet, maar de vrouw heeft dat betwist. Zij heeft aangevoerd dat sinds de man de echtelijke woning in januari 2022 heeft verlaten er altijd omgang is geweest. Volgens de vrouw heeft zij zich daarbij altijd zeer flexibel opgesteld omdat zij het belangrijk vond dat er contact was tussen de man en [minderjarige] . Vaak kon de omgang niet in het weekend plaatsvinden omdat de man moest werken. Dan werd er omgang op doordeweekse dagen afgesproken. De man kwam dan naar de echtelijke woning om [minderjarige] te zien en nam haar soms mee voor een uitje. Na de zomervakantie, die partijen (gedeeltelijk) samen in Turkije hebben doorgebracht kon de man niet meer in zijn gehuurde kamer terecht en heeft de vrouw hem tijdelijk weer toegelaten in de echtelijke woning. Dat ging echter niet lang goed waarna de man de echtelijke woning op 19 september 2023 heeft moeten verlaten. Hij was daar erg boos over en [minderjarige] was op zaterdag 23 september 2023 ziek. Daarom heeft de vrouw op die dag geen omgang toegestaan, waarna een flinke ruzie is ontstaan tussen partijen. Op zaterdag 30 september 2023 heeft er wel omgang plaatsgevonden. Dat was de laatste keer omdat de man de omgang op zondag 1 oktober 2023 heeft afgezegd en in het weekend van 7 en 8 oktober 2023 de omgang niet is doorgegaan vanwege het kort geding, aldus de vrouw. De vrouw wil een wijziging van de huidige regeling maar heeft daartoe geen vordering in reconventie ingediend. Zij heeft ter zitting toegezegd de huidige regeling te zullen blijven nakomen totdat in een bodemprocedure een andere regeling wordt vastgesteld.
4.2.
Gelet op de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen is niet aannemelijk geworden dat de vrouw de in het ouderschapsplan overeengekomen zorgregeling niet nakomt dan wel zal nakomen. Vanaf het moment dat de man de echtelijke woning op 19 september 2023 heeft verlaten zijn er maar enkele weekenden geweest waarin omgang plaats had kunnen vinden. Door omstandigheden, die niet aan de vrouw te wijten zijn, heeft de man [minderjarige] op 23 september 2023 niet van de vrouw meegekregen, maar nergens uit blijkt dat zij daarna de omgang heeft gefrustreerd. De vrouw heeft in dit verband onweersproken gesteld dat de man de omgang op zondag 1 oktober 2023 vanwege ziekte heeft afgezegd en de omgang in het weekend van 7 en 8 oktober 2023 niet is doorgegaan vanwege het kort geding. Gelet op het korte tijdsverloop is het onbegrijpelijk dat de man meteen nadat hij [minderjarige] op 23 september 2023 niet mee had gekregen een kort geding is gestart en dit heeft doorgezet ook nadat er weer omgang was geweest. Het was logischer en beter voor de verhoudingen geweest als hij (dan wel zijn advocaat) met de vrouw (dan wel haar advocaat) in overleg was gegaan en de situatie even had aangekeken. Op zaterdag 30 september 2023 heeft er immers gewoon omgang plaatsgevonden en ook daarna is er nog – zij het kort - contact tussen de man en [minderjarige] geweest.
Onder deze omstandigheden is er geen aanleiding te veronderstellen dat de vrouw haar toezegging de omgang voorlopig na te zullen blijven komen niet gestand zal doen. Er bestaat dan ook geen grond om haar op straffe van een dwangsom tot nakoming van de zorgregeling te veroordelen. Gezien de woonsituatie van de man, aanvankelijk verklaarde hij in een auto te leven en later dat hij bij een vriend logeert, zijn er eerder twijfels of de man de zorgregeling wel kan nakomen. Wat daar ook van zij, de man zal in verband met zijn woonsituatie wel steeds aan de vrouw moeten doorgegeven waar hij met [minderjarige] verblijft tijdens de omgang.
4.3.
Nu partijen ex-echtgenoten zijn zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorziening,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. B.P.W. Busch, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2023. [1]

Voetnoten

1.type: BPWB