ECLI:NL:RBAMS:2023:6715

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
13/029427-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging tot zware mishandeling en belaging van zijn ex-vrouw, met oplegging van gevangenisstraf en TBS met voorwaarden

Op 26 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 53-jarige man, die werd beschuldigd van het inrijden op zijn ex-vrouw en stalking. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en TBS met voorwaarden. De feiten vonden plaats op 18 januari 2022, toen de verdachte met zijn auto op zijn ex-vrouw inreed, terwijl zij zich te voet verplaatste. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel voor de vrouw heeft aanvaard. Daarnaast heeft de verdachte zijn ex-vrouw gedurende een langere periode stelselmatig lastiggevallen, wat heeft geleid tot een gevoel van onveiligheid en angst bij het slachtoffer. De rechtbank heeft de conclusies van deskundigen over de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte overgenomen en geadviseerd om TBS met voorwaarden op te leggen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van ruim 17.000 euro aan de benadeelde partij toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte de verplichting opgelegd om zich aan de voorwaarden van de TBS te houden, waaronder deelname aan een behandeltraject.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/029427-22
Datum uitspraak: 26 oktober 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 12 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.H. Hulst, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. D. Wiedeman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 18 januari 2022 te Weesp, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (met enige snelheid) is ingereden op
voornoemde [slachtoffer] (terwijl voornoemde [slachtoffer] zich te voet verplaatste), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 januari 2022 te Weesp, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (met enige snelheid) is ingereden op voornoemde [slachtoffer] (terwijl voornoemde [slachtoffer] zich te voet verplaatste), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 18 januari 2022 te Weesp, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (met enige snelheid) op voornoemde Keizerin te rijden (terwijl voornoemde [slachtoffer] zich te voet verplaatste);
2
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 3 februari 2022 te Weesp en/of Amsterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op een anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] door
- eenmaal of meermalen voor de woning van voornoemde [slachtoffer] te staan en/of
- eenmaal of meermalen (met de auto) langs de woning van voornoemde [slachtoffer] te rijden en/of
- veelvuldig berichten naar voornoemde [slachtoffer] te sturen (via WhatsApp) en / of
- veelvuldig te bellen naar voornoemde [slachtoffer] en/of
- eenmaal of meermalen naaktfoto’s van voornoemde [slachtoffer] (via WhatsApp) naar voornoemde [slachtoffer] te sturen en/of
- foto’s van de Instagramaccount van voornoemde [slachtoffer] te kopiëren en op zijn, verdachtes, eigen Instagramaccount te plaatsen en/of
- eenmaal of meermalen met de auto achter voornoemde [slachtoffer] aan te rijden en/of
- de werkgever en/of werkrelaties van voornoemde [slachtoffer] te benaderen en / of
- een of meerdere Instagramaccount(s) aan te maken teneinde voornoemde [slachtoffer] te kunnen volgen en/of een gesprek met haar aan te gaan en/of
- een Airtag op/aan de auto van voornoemde [slachtoffer] te bevestigen/plaatsen teneinde voornoemde [slachtoffer] te kunnen volgen en/of (vervolgens) (via WhatsApp) berichten te sturen, onder andere met de tekst: “Er is altijd een weg in digiland [..]“ en/of
- veelvuldig e-mails naar voornoemde [slachtoffer] te sturen, onder andere met de tekst: “Achterom kijken, ik weet waar je bent” en/of (in de Engelse taal) “Always look behind” en/of
- een hoeveelheid schilderijen van voornoemde [slachtoffer] op de openbare weg te plaatsen nabij de woning van voornoemde [slachtoffer] en/of
- eenmaal of meermalen pakketten en/of goederen en/of etenswaren op het adres van voornoemde [slachtoffer] te laten bezorgen en/of
- eenmaal of meermalen de banden van de scooter van voornoemde [slachtoffer] lek te steken en/of
- eenmaal of meermalen de banden van de auto van voornoemde [slachtoffer] lek te steken en/of de auto van voornoemde [slachtoffer] te vernielen en/of
- eenmaal of meermalen verzekeringen op naam van voornoemde [slachtoffer] af te sluiten en/of
- eenmaal of meermalen offertes op naam van voornoemde [slachtoffer] op te vragen en/of
- voornoemde [slachtoffer] aan te melden voor diverse nieuwsbrieven en/of reclamefolders en/of
- vanuit een provider e-mails te sturen van de naam van voornoemde [slachtoffer] en/of
- e-mails aan te maken op naam van voornoemde [slachtoffer] en/of sterk gelijkend op het e-mailadres van voornoemde [slachtoffer] ,
met het oogmerk voornoemde [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
3
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 maart 2022 tot en met 26 april 2022 te Weesp en/of Amsterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] door
- veelvuldig te bellen naar voornoemde [slachtoffer] en/of
- één of meerdere Instagram account(s) aan te maken (onder andere:‘ [account 1] ’ en/of ‘ [account 2] ’ en/of ‘ [account 3] ’) en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] te volgen (op haar Instagram account) en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] via Instagram een vriendschapsverzoek te sturen en/of
- een digitale (geheel zwarte) (Greetz) kaart (zonder opdruk/tekst) te sturen/zenden aan voornoemde [slachtoffer] en/of
- voornoemde [slachtoffer] via/namens Bunq (bank) een bericht en/of vriendschapsverzoek te sturen en/ of
- e-mails aan te maken op naam van voornoemde [slachtoffer] en/of sterk gelijkend op het e-mailadres van voornoemde [slachtoffer] ,
met het oogmerk voornoemde [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir – op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde niet kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling kan worden bewezen op grond van de inhoud van het dossier, nu er sprake is van voldoende steunbewijs voor de aangifte.
Met betrekking tot feit 2 is (partiële) vrijspraak verzocht van de vernielingen aan de auto en scooter van aangeefster, alsmede van een deel van de tenlastegelegde periode, te weten van 1 oktober 2020 tot 14 juli 2021. Ten aanzien van het overige dat onder 2 is tenlastegelegd, alsook met betrekking tot hetgeen onder 3 is tenlastegelegd, kan op grond van de inhoud van het dossier tot een bewezenverklaring worden gekomen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – onder verwijzing naar haar pleitnotities – primair volledige vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde wegens gebrek aan bewijs dat verdachte met een auto op [slachtoffer] is ingereden. Al het bewijs komt voort uit één bron, te weten aangeefster, en daarmee wordt niet voldaan aan het bewijsminimum als vervat in artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Subsidiair is volledige vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde bepleit wegens het ontbreken van opzet op de dood van [slachtoffer] dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 2 verzocht verdachte (partieel) vrij te spreken van een aantal in de tenlastelegging opgenomen handelingen (gedachtestreepjes), almede van een deel van periode, te weten van 1 oktober 2020 tot 14 juli 2021. Voor het overige heeft zij zich wat feit 2 betreft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Aangeefster [slachtoffer] heeft aangifte gedaan van poging tot doodslag, dan wel zware mishandeling, door verdachte gepleegd op 18 januari 2022. Uit die aangifte volgt dat toen [slachtoffer] die dag rond 17:10 uur haar huis uit liep, zij in haar straat op het midden van de weg de auto van verdachte zag staan, met verdachte als bestuurder. Zij heeft onder meer verklaard dat toen zij de andere kant opliep, zij hoorde dat verdachte hard gas gaf. Zij hoorde vervolgens dat verdachte met hoge snelheid op haar afreed. Ze hoorde dat verdachte achter haar reed en voelde vervolgens dat verdachte met (hoge) snelheid tegen de linkerkant van haar lichaam aanreed. Zij werd geraakt door de spiegel van de auto, waardoor zij met haar schouder tegen de auto van verdachte viel.
Verdachte ontkent dat hij met een auto op [slachtoffer] is ingereden. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 18 januari 2022 helemaal niet in de straat van [slachtoffer] is geweest.
Voldoende steunbewijs voor de aangifte?
De (eerste) vraag die voorligt is of de verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Daarbij is – ingevolge geldende rechtspraak – niet vereist dat elk onderdeel van de tenlastelegging steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de aangifte voldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Zo blijkt uit een zich in het dossier bevindend proces-verbaal van bevindingen dat er die dag om 17:16 uur bij de meldkamer van het Regionaal Service Centrum van de politie een melding binnenkomt waarin [slachtoffer] melding maakt van het incident op het moment dat het net zou zijn gebeurd. In het opgenomen telefoongesprek met de centralist zegt [slachtoffer] onder meer dat verdachte gas gaf, op haar af kwam rijden en vervolgens een bochtje maakte, zodat hij met de zijkant tegen haar aanreed. Het dossier bevat verder een getuigenverhoor van de dochter van [slachtoffer] , waaruit blijkt dat deze die dag [slachtoffer] de deur uit hoorde gaan en [slachtoffer] ongeveer 20 minuten later hoorde roepen. Zij zag vervolgens dat haar moeder aan het huilen was en in paniek was. [slachtoffer] vertelde op dat moment aan haar dochter dat verdachte in de straat was geweest en haar met zijn auto had aangereden. De dochter heeft verklaard dat haar moeder erg overstuur was. Volgens de dochter arriveerde daarna ook vrienden van haar moeder die haar moeder na de aanrijding had gebeld. Het dossier bevat voorts een getuigenverklaring van getuige [getuige] (vriendin van [slachtoffer] ). [getuige] heeft verklaard dat zij op 18 januari 2022 rond 17:30 uur werd gebeld door [slachtoffer] . [slachtoffer] was zodanig overstuur dat zij nauwelijks een woord kon uitbrengen, behalve dat er iets was gebeurd dat met verdachte te maken had. [getuige] is daarop naar de woning van [slachtoffer] gegaan, waar zij rond ongeveer 18:10 uur aankwam. Zij trof daar [slachtoffer] angstig en overstuur aan. [getuige] heeft verklaard dat zij heeft gekeken naar het letsel van [slachtoffer] . Volgens [getuige] kon [slachtoffer] haar arm en schouder wel bewegen, maar werd het iets blauw en opgezet en zij zag aan het gezicht van [slachtoffer] dat zij pijn had. Het dossier bevat tevens een letselverklaring waarin de huisarts beschrijft dat [slachtoffer] op 20 januari 2022 een bezoek heeft gebracht in verband met een aanrijding met een auto en dat waarschijnlijk sprake is van: “contusio elleboog en schouder”. De aangifte van [slachtoffer] wordt verder ondersteund door een getuigenverklaring van de broer van verdachte. De broer van verdachte heeft verklaard dat verdachte aan hem heeft verteld over het feit dat verdachte [slachtoffer] heeft aangereden. Daarbij heeft verdachte onder meer aan getuige verteld dat hij [slachtoffer] had aangereden, maar dat er toch geen camerabeelden zijn, zodat de politie niets kan bewijzen. Ten slotte wordt de aangifte ondersteund door de verklaring van getuige [naam getuige] . [naam getuige] heeft met verdachte gedetineerd gezeten (van 4 februari 2022 tot en met 1 maart 2022) en heeft verklaard dat verdachte aan hem heeft verteld dat hij, verdachte, een keer op [slachtoffer] is ingereden.
Anders dan door de raadsvrouw gesteld is het voornoemde steunbewijs niet allemaal afkomstig van één bron ( [slachtoffer] ), maar ook van twee getuigen die niet zijn terug te voeren op [slachtoffer] , maar op verdachte zelf.
De rechtbank schuift dan ook de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij niet op [slachtoffer] is ingereden en daar die dag helemaal niet is geweest, terzijde. Op grond van het voorgaande kan worden bewezen dat verdachte met een door hem bestuurde personenauto met enige snelheid is ingereden op aangeefster.
Kwalificatie van het handelen van verdachte
De vraag die dan voorligt is hoe dit handelen van verdachte dient te worden gekwalificeerd.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat het handelen van verdachte een poging tot zware mishandeling oplevert en overweegt daartoe als volgt.
Naar algemene ervaringsregels levert een aanrijding door een auto met enige snelheid met een voetganger de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt. Voetgangers zijn ten opzichte van een auto nu eenmaal zeer kwetsbare verkeersdeelnemers en kunnen bijvoorbeeld ten val komen door de aanrijding, met alle mogelijke gevolgen van dien. Zoals hiervoor overwogen blijkt uit het dossier dat verdachte gas heeft gegeven en met enige snelheid met een auto op [slachtoffer] is ingereden in een smalle straat. De rechtbank concludeert daarom dat verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Gezien de aard van het handelen van verdachte en de omstandigheden waaronder dit is verricht, is dit handelen naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, ook daadwerkelijk heeft aanvaard. Aanwijzingen van het tegendeel zijn niet gebleken. Sterker, uit de opgenomen melding bij de politie kan worden afgeleid dat verdachte juist een bochtje maakte in de richting van [slachtoffer] en dus opzettelijk op haar is ingereden.
De rechtbank is dan ook – met de officier van justitie – van oordeel dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
Feit 2
Onder feit 2 wordt verdachte verweten dat hij [slachtoffer] in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 3 februari 2022 heeft belaagd. Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van belaging, maar dat een aantal onder 2 tenlastegelegde handelingen (gedachtestreepjes) niet kunnen worden bewezen, evenals een deel van de tenlastegelegde periode. De rechtbank zal deze onderwerpen hierna bespreken.
Welke handelingen kunnen worden bewezen (vrijspraak van een aantal gedachtestreepjes)
De verdediging heeft vrijspraak verzocht van de gedachtestreepjes: 8, 9, 10 (voor zo ver het pakketten en/of goederen betreft), 13, 14 en 15. Ten aanzien van gedachtestreepjes 14 en 15 heeft ook de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de tenlastegelegde handelingen ten aanzien waarvan naar het oordeel van de rechtbank het dossier onvoldoende steun biedt aan de aangifte van [slachtoffer] en derhalve niet wordt voldaan aan het bewijsminimum als vervat in artikel 342 lid 2 Sv,of de in dat gedachtestreepje (6, 9) genoemde handelingen geen wederrechtelijke inbreuk behelzen op de levenssfeer van aangeefster. Dit betekent dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de gedragingen genoemd in de gedachtestreepjes 6, 8, 9, 14, 15, 16, 17, 18, 19 en 20.
Ten aanzien van de handelingen tenlastegelegd onder de overige gedachtestreepjes (1, 2, 3, 4, 5, 7, 10, 11, 12 en 13) acht de rechtbank de aangifte(s) in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier.
Anders dan de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte pakketten en/of goederen heeft laten bezorgen (gedachtestreepje 10) nu zowel uit de inhoud van het dossier als de verklaring van verdachte ter terechtzitting volgt dat hij een bestelling heeft geplaatst bij Scapino en die bij [slachtoffer] heeft laten bezorgen.
Tevens acht de rechtbank – anders dan de raadsvrouw – bewezen dat verdachte een airtag heeft geplaatst op of aan de auto van [slachtoffer] (gedachtestreepje 13). Het dossier bevat immers een screenshot van de op het voertuig van [slachtoffer] aangetroffen airtag (p. 26 dossier). Op die screenshot is het serienummer van de airtag zichtbaar, alsmede de laatste vier cijfers van het telefoonnummer waaraan de airtag is gekoppeld. De laatste vier cijfers komen overeen met het telefoonnummer van verdachte. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de airtag op deze screenshot dezelfde airtag betreft als die op de auto van [slachtoffer] is aangetroffen en vervolgens is in beslag genomen. De rechtbank verwerpt dit verweer nu in de kennisgeving van in beslagname van de airtag die is aangetroffen op de auto van [slachtoffer] , het serienummer staat vermeld. Dit serienummer komt overeen met het serienummer op de airtag afgebeeld op voornoemde screenshot. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het om dezelfde airtag gaat, die aldus is gekoppeld aan het telefoonnummer van verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat gelet hierop en de overige inhoud van het dossier, bewezen kan worden dat die airtag daar door verdachte is geplaatst. Daarbij neemt de rechtbank onder meer in aanmerking dat uit het dossier volgt dat verdachte in die periode naar [slachtoffer] een bericht heeft gestuurd met de inhoud: “
er is altijd een weg in digiland..[..]”.
Belaging in de zin van artikel 285b Sr
Met betrekking tot de bewezen geachte gedragingen van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat deze belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sv opleveren. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer] .
T.a.v. de periode
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben vrijspraak verzocht van een deel van de tenlastegelegde periode, te weten de periode van 1 oktober 2020 tot 14 juli 2021. Dit vanwege de omstandigheid dat er eerst op 14 juli 2021 door de politie een stopgesprek is gevoerd met verdachte. Door zowel de verdediging als de officier van justitie wordt het plaatsvinden van de bewezen geachte handelingen van verdachte in de periode van 1 oktober 2020 tot 14 juli 2021 – waaronder onder meer het veelvuldig bellen, het veelvuldig sturen van berichten via diverse kanalen (met naaktfoto’s van [slachtoffer] en soms nare en onheilspellende teksten), het verschijnen bij de woning van [slachtoffer] , het achter haar aanrijden et cetera – niet betwist. Gesteld wordt echter dat deze handelingen niet kunnen worden aangemerkt als belaging, omdat er op dat moment nog geen stopgesprek met verdachte had plaatsgevonden en het derhalve voor hem niet volledig duidelijk was dat zijn handelen ongewenst was. Gelet hierop zou nog geen sprake zijn van een wederrechtelijk krakater, en daarmee zou niet kunnen worden gezegd dat sprake is van geweest van een opzettelijk inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] .
De rechtbank volgt dit standpunt niet en overweegt daartoe als volgt. In de eerste plaats geldt dat het plaatsvinden van een stopgesprek geen vereiste is om tot een bewezenverklaring van belaging te kunnen komen. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen ook de handelingen van verdachte in de periode tussen 1 oktober 2020 en 14 juli 2021 gelet op de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer] , worden aangemerkt als belaging in de zin van artikel 285b, eerste lid Sr. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [slachtoffer] ook in die periode duidelijk aan verdachte heeft aangegeven dat zij de wijze waarop hij contact zocht en zijn handelen niet op prijs stelde. Zij zocht ook zelf niet op eigen initiatief (dergelijk) contact met verdachte. In de gevallen dat [slachtoffer] reageerde op de berichten van verdachte, was dit (hoofdzakelijk) om hem duidelijk te maken dat hij moest stoppen met het zoeken van contact op die manier. Van wederkerig contact was aldus geen sprake. Ondanks dat [slachtoffer] aangaf het contact van verdachte, en de wijze waarop hij dit deed, niet op prijs te stellen, ging hij telkens door op die intense wijze. Daar komt bij dat verdachte reeds in die periode (begin juli 2021) ook is aangevangen met het volgen van [slachtoffer] via een airtag, hetgeen in die situatie zonder meer als een wederrechtelijk inbreuk heeft te gelden. Gezien al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte ook in de periode van oktober 2020 tot 14 juli 2021 een wederrechtelijk karakter had. Zijn handelen was, objectief gezien, reeds op dat moment een opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] en zij ervaarde dat ook zo.
Feit 3
De rechtbank acht op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 3 tenlastegelegde belaging, met uitzondering van het laatste gedachtestreepje, omdat het dossier daarvoor onvoldoende steunbewijs bevat, zoals hierna onder 5. bewezenverklaard.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1
op 18 januari 2022 te Weesp, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met enige snelheid is ingereden op voornoemde [slachtoffer] terwijl voornoemde [slachtoffer] zich te voet verplaatste,, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 3 februari 2022 te Weesp en Amsterdam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] door
- voor de woning van voornoemde [slachtoffer] te staan en
- met de auto langs de woning van voornoemde [slachtoffer] te rijden en
- veelvuldig berichten naar voornoemde [slachtoffer] te sturen via WhatsApp en
- veelvuldig te bellen naar voornoemde [slachtoffer] en
- naaktfoto’s van voornoemde [slachtoffer] (via WhatsApp) naar voornoemde [slachtoffer] te sturen en
- met de auto achter voornoemde [slachtoffer] aan te rijden en
- een Airtag op/aan de auto van voornoemde [slachtoffer] te bevestigen/plaatsen teneinde voornoemde [slachtoffer] te kunnen volgen en (vervolgens) (via WhatsApp) berichten te sturen, onder andere met de tekst: “Er is altijd een weg in digiland [..]“ en
- veelvuldig e-mails naar voornoemde [slachtoffer] te sturen, onder andere met de tekst: in de Engelse taal “Always look behind” en
- schilderijen van voornoemde [slachtoffer] op de openbare weg te plaatsen nabij de woning van voornoemde [slachtoffer] en
- meermalen pakketten en/of goederen en/of etenswaren op het adres van voornoemde [slachtoffer] te laten bezorgen en,
met het oogmerk voornoemde [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
3
in de periode van 2 maart 2022 tot en met 26 april 2022 te Weesp en/of Amsterdam,, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] door
- veelvuldig te bellen naar voornoemde [slachtoffer] en
- Instagram accounts aan te maken (onder andere:‘ [account 1] ’ en/of ‘ [account 2] ’ en/of ‘ [account 3] ’) en (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] te volgen (op haar Instagram account) en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] via Instagram een vriendschapsverzoek te sturen en
- een digitale geheel zwarte (Greetz) kaart (zonder opdruk/tekst) te sturen/zenden aan voornoemde [slachtoffer] en
- voornoemde [slachtoffer] via Bunq bank een bericht en/of vriendschapsverzoek te sturen,
met het oogmerk voornoemde [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 523 dagen, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden zal worden opgelegd en dat deze dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard. Tevens heeft de officier van justitie verzocht om de door de reclassering geadviseerde Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel ex artikel 38z Sr (hierna: GVM) op te leggen. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd om ook een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr op te leggen, inhoudende een contact- en locatieverbod.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – mede gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte – verzocht te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform voorarrest met daarnaast een voorwaardelijk strafdeel waaraan bijzondere voorwaarden kunnen worden verbonden. De raadsvrouw heeft verzocht om niet tot de oplegging van TBS met voorwaarden over te gaan nu in de eerste plaats geen sprake is van een persoonlijkheidsstoornis. Tevens is de oplegging van een TBS met voorwaarden in het geval van verdachte niet proportioneel. De op te leggen voorwaarden kunnen evengoed worden gekoppeld aan een voorwaardelijk strafdeel. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht om niet tot de oplegging van de maatregelen 38z en 38v Sr over te gaan.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen straf en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling en belaging, gepleegd tegen zijn ex-vrouw. Dit zijn ernstige strafbare feiten. Verdachte heeft gedurende een langere periode zijn ex-vrouw stelselmatig lastiggevallen op zeer veel verschillende manieren. De belaging bestond onder meer uit het veelvuldig bellen en sturen van berichten via allerlei kanalen met soms nare en onheilspellende boodschappen. Ook heeft hij pakketten en goederen bij zijn ex laten bezorgen. Daarnaast heeft hij een airtag geplaatst op haar auto teneinde haar te kunnen volgen, reed hij met zijn auto achter haar aan en verscheen hij meermaals bij of in de buurt van haar woning. Door de duur en de frequentie waarmee verdachte [slachtoffer] lastig viel, alsmede de aard van ervan, heeft verdachte langdurig op grove en indringende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van [slachtoffer] en daarmee (in het verlengde daarvan) ook op dat van de destijds minderjarige dochter van [slachtoffer] , die bij [slachtoffer] woont en zodoende alles heeft meegekregen. [slachtoffer] voelde zich op enig moment zo onveilig dat zij eind 2021 samen met haar dochter is verhuisd. Op 18 januari 2022 had verdachte [slachtoffer] echter weer gevonden en is hij zelfs een stap verder gegaan door haar fysiek geweld aan te doen door met zijn auto op haar in te rijden. De rechtbank acht het zeer kwalijk en tevens zorgelijk dat verdachte ook daarna, terwijl hij in een schorsing liep voor voornoemde feiten, opnieuw tot belaging van [slachtoffer] is overgegaan (feit 3). Ook bij een tweede schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis heeft verdachte opnieuw, tegen de schorsingsvoorwaarden in, contact gezocht met [slachtoffer] , waardoor die schorsing werd opgeheven. De invloed van dit alles op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer] en haar dochter is – blijkens ook de slachtofferverklaring – aanzienlijk. Verdachte heeft zich op geen enkel moment rekenschap gegeven van het effect van zijn handelen op [slachtoffer] , en haar dochter.
8.3.2.
Persoon van de verdachte en adviezen deskundigen
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 14 september 2023. Alhoewel verdachte blijkens zijn strafblad niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, constateert de rechtbank dat verdachte zich achtereenvolgens heeft schuldig gemaakt aan de ernstige strafbare feiten van belaging (feit 2) en poging tot zware mishandeling (feit 1) van zijn ex-partner. Vervolgens heeft verdachte zich, toen het bevel tot voorlopige hechtenis ten aanzien van voornoemde feite werd geschorst, opnieuw schuldig gemaakt aan de belaging van zijn ex-partner (feit 3). Voorts heeft verdachte – op het moment dat het bevel tot voorlopige hechtenis ten aanzien van de onderhavige feiten voor een tweede keer werd geschorst – zijn ex-partner opnieuw benaderd (naar aanleiding waarvan die schorsing wederom werd opgeheven). De rechtbank vindt dit een zorgelijke ontwikkeling,
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op een Pro Justitia rapportage d.d. 30 augustus 2023 van het Pieter Baan Centrum (hierna PBC), opgemaakt door C.A.M. van der Meijs, psychiater en F.H.A. Berkelbach van de Sprenkel, GZ-psycholoog. Hieruit blijkt onder meer het volgende.
De deskundigen komen tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van persoonlijkheidsproblematiek met borderline- en narcistische persoonlijkheidskenmerken, een aanpassingsstoornis met gemengde stoornis van emoties en gedrag, een (ernstige) stoornis in het gebruik van alcohol en een stoornis in het gebruik van cocaïne en cannabis. Dit was ook ten tijde van het tenlastegelegde het geval en de deskundigen zien dat daardoor verdachtes gedragskeuzes en gedragingen zijn beïnvloed. De realiteitstoetsing was echter voorafgaand aan, en ten tijde van de feiten voldoende in tact en verdachte had nog wel enige keuzevrijheid. Gelet hierop wordt geadviseerd om verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Het risico op gewelddadig gedrag word matig ingeschat, maar het risico op herhaling met betrekking tot stalkingsgedrag wordt gemiddeld tot hoog ingeschat. De deskundigen achten dan ook een intensieve behandeling noodzakelijk. Zij achten onder meer een intensieve vorm van psychotherapie en behandeling ten aanzien van middelengebruik geïndiceerd.
Ter uitvoering van bovenstaande interventies is het noodzakelijk om verdachte eerst in een
forensisch klinische setting te behandelen. Voor voornoemde behandeling wordt een stevig juridisch kader noodzakelijk geacht. Zij achten interventies in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel niet haalbaar. Onder meer omdat verdachte onvoldoende inzicht toont in de noodzaak van een klinisch behandeltraject. De deskundigen achten het risico in dat geval te groot dat verdachte onbehandeld, dan wel onvoldoende behandeld terugkeert in de maatschappij. Zij adviseren de rechtbank daarom om de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen. In dat geval vormt de mogelijkheid tot omzetting van die maatregel naar TBS met dwangverpleging een goede stok achter de deur voor verdachte om bovenstaande intensieve behandeling te volgen en niet terug te vallen in het gebruik van alcohol.
De beide deskundigen zijn op de terechtzitting van 12 oktober 2023 gehoord en zij hebben het advies bevestigd. De deskundigen hebben daarbij nog toegelicht dat weliswaar geen diagnose van een persoonlijkheidsstoornis op grond van DSM V kan worden gesteld, maar dat de geconstateerde problematiek zeer ernstig is.
Naar aanleiding van de adviezen van de deskundigen heeft de reclassering op 3 oktober 2023 een rapport opgesteld. De reclassering heeft onder meer onderzoek gedaan naar de mogelijkheid en haalbaarheid van TBS met voorwaarden. Hieruit blijkt onder meer het volgende.
De reclassering concludeert dat verdachte weliswaar eerder gedurende schorsingen van de voorlopige hechtenis in de onderhavige strafzaak, de voorwaarden overtrad, maar dat hij thans goed begrijpt wat een TBS met voorwaarden inhoudt, en weet wat de gevolgen kunnen zijn, mocht hij zich niet aan de voorwaarden houden. De reclassering komt dan ook tot het advies om TBS maatregel met voorwaarden op te leggen. Verdachte heeft zich bereid verklaard mee te werken aan de daarbij door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Een klinische start van de behandeling maakt de kans van slagen van het behandeltraject groter. Daarnaast is het volgens de reclassering van belang dat er bij de behandeling ingezet wordt op de middelenproblematiek van verdachte en dat hij zich ervan bewust wordt dat zijn middelengebruik delict gerelateerd is. De reclassering heeft geadviseerd de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Daarnaast adviseert de reclassering een GVM als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen
,zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden kunnen worden toegepast na de eventueel op te leggen tbs maatregel (of een op te leggen gevangenisstraf). Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van een gevangenisstraf of TBS-maatregel onder toezicht te stellen indien dat in verband met alsdan bestaande risico’s noodzakelijk is. De reclassering adviseert in dit verband het Openbaar Ministerie minimaal dertig dagen voor het einde van de TBS-maatregel een reclasseringsadvies te laten opmaken waarin de reclassering onderzoek doet of de GVM daadwerkelijk ten uitvoer moet worden gelegd en welke bijzondere voorwaarden zijn geïndiceerd.
Ter terechtzitting van 12 oktober 2023 is reclasseringsedewerker C. Pruis gehoord en zij heeft dit advies bevestigd.
8.3.3.
Conclusies rechtbank
Verminderde toerekenbaarheid
De rechtbank neemt voornoemde conclusies van de deskundigen ten aanzien van de toerekenbaarheid over en zal verdachte de feiten in verminderde mate toerekenen
Gevangenisstraf
Gelet op al hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden opleggen. Daarbij heeft de rechtbank, naast al hetgeen hiervoor is uiteengezet, acht geslagen op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
TBS met voorwaarden
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen dan de deskundigen tot oplegging van TBS met voorwaarden over en maakt die tot de hare.
De rechtbank overweegt dat verdachte ter beschikking gesteld moet worden en dat aan de voorwaarden voor oplegging van die maatregel is voldaan. Bij verdachte bestond tijdens het begaan van de bewezen geachte feiten een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, zoals de rechtbank op grond van de conclusies van de gedragsdeskundigen hierboven reeds heeft vastgesteld.
Het standpunt van de raadsvrouw, inhoudende dat voor de oplegging van TBS met voorwaarden is vereist dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, vindt geen steun in de wet.
Verder betreffen de bewezen geachte feiten en een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld (poging tot zware mishandeling) respectievelijk een misdrijf omschreven in artikel 285b Sr (belaging). De algemene veiligheid van personen maakt het nodig dat aan verdachte een TBS-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd. In dit verband wijst de rechtbank ook op de adviezen van de deskundigen op dit punt, inhoudende dat het risico op herhaling van vergelijkbare feiten – zonder intensieve behandeling - matig tot hoog is en dat voor de vereiste behandeling een stevig juridisch kader, in dit geval van TBS met voorwaarden, nodig is. Bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijk strafdeel, zoals verzocht door de raadsvrouw, achten de deskundigen in dit geval niet toereikend. Gelet hierop volgt de en de rechtbank de raadsvrouw hierin dan ook niet.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte de TBS met voorwaarden wordt opgelegd, met de door de reclassering geadviseerde en na te noemen voorwaarden. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarden.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging tot zware mishandeling. Dit betreft het onder 1 bewezen geachte feit. De rechtbank merkt voorts ook de onder feit 2 en 3 bewezen geachte belaging aan als een zodanig misdrijf. Verdachte is immers bij die belaging zo ver gegaan dat hij op aangeefster is ingereden, getuige de bewezenverklaring voor feit 1. De maatregel kan daarom bij omzetting naar tbs met dwangverpleging langer duren dan vier jaar.
Gelet op de hiervoor weergegeven conclusies van de deskundigen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat sprake is van een misdrijf dat is gericht tegen of een gevaar vormt voor de onaantastbaarheid van het lichaam. Daarom zal zij – conform het advies van de reclassering – bevelen dat de hierna op grond van artikel 38, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en/of het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr
De rechtbank is, mede gezien het advies van de reclassering hiertoe, van oordeel dat, naast de TBS met voorwaarden, oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel nodig is. Aan de hiervoor geldende voorwaarden is voldaan. Verdachte wordt namelijk ter beschikking gesteld als bedoeld in de artikel 38 Sr. Gelet op de ernst en omstandigheden van het bewezenverklaarde feit, de psychiatrische problematiek van de verdachte en het daarmee samenhangende recidiverisico, zoals hiervoor beschreven, acht de rechtbank het ter bescherming van de algemene veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen nodig dat gedragsbeïnvloedende en/of vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na afloop van de TBS met voorwaarden.
Vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr
De officier van justitie heeft gevorderd om een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr op te leggen. De rechtbank ziet hier echter geen aanleiding toe – mede gezien de oplegging van de TBS-met voorwaarden en de GVM en gelet op de omstandigheid dat de deskundigen hiertoe ook geen noodzaak zien, naast de voorwaarden die zijn verbonden aan de TBS-maatregel.

9.Beslag

Onder verdachte zijn blijkens de in het dossier opgenomen beslaglijst de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1) 1 STK Harddisk zwart, merk: seagate (G6179206);
2) 1 STK Harddisk zwart, merk: seagate (G6179165);
3) 1 STK Computer apple (G6179201);
4) 1 STK Harddisk oranje, merk: lacie (G6179171);
5) 1 STK Harddisk zwart, merk: toshiba (G6179182);
6) 1 STK Telefoontoestel zwart, merk: apple (G6179218);
7) 1 STK Computer apple (G6179193);
8) 1 STK Computer apple (G6179197);
9) 1 STK Computer grijs, merk: apple (G6179229);
10) 1 STK Computer grijs, merk: apple (G6179220);
11) 1 STK Telefoontoestel zwart, merk: apple (G6179211);
12) 1 STK gps-tracker (G6179148)
13) 1 STK Telefoontoestel zwart, merk: Apple XR (G6148187)
14) 1 STK Telefoontoestel Geel, merk: Apple (G6193336)
15) 1 STK Telefoontoestel Wit, merk: Apple (G6179142)
16) 1 STK Apple Airtag (G6188024).
De officier van justitie heeft verzocht om verbeurdverklaring van de volgende voorwerpen: 4, 10, 11, 12, 16 en 16. De overige voorwerpen kunnen worden geretourneerd aan verdachte. De raadsvrouw heeft verzocht om teruggave aan verdachte van alle voorwerpen.
Teruggave aan verdachte
Ten aanzien van de gps-tracker en de airtag kan niet worden vastgesteld dat deze voor de strafbare feiten zijn gebruikt. Ten aanzien van de airtag merkt de rechtbank op, dat dit een andere airtag is, dan die op de auto van aangeefster is geplaatst. Gelet hierop zal de rechtbank de teruggave ervan aan verdachte gelasten.
Ten aanzien van het overige beslag, de gegevensdragers, geldt dat de rechtbank tot het oordeel komt dat deze in dit geval in een te ver verband staan tot de misdrijven waarvoor verdachte wordt veroordeeld om te kunnen oordelen dat het misdrijf met behulp ervan is gepleegd. Gelet hierop zal de rechtbank de teruggave ervan aan verdachte gelasten.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij
[slachtoffer]vordert ten aanzien van de tenlastegelegde feiten €
10.525,26 (tienduizendvijfhonderdenvijfentwintig euro en zesentwintig eurocent) aan vergoeding van
materiële schadeen
€ 13.500,- (dertienduizendenvijfhonderd euro)aan vergoeding van
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2020.
De officier van justitie heeft verzocht voor wat de materiele schade betreft de vordering toe te wijzen, met uitzondering van de posten ‘Mensch Therapie’ (
382,50) en ‘herstel beschadigingen aan auto en scooter’ (
2.637,83). Deze posten dienen niet ontvankelijk te worden verklaard gezien de gevorderde partiële vrijspraak. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de officier van justitie verzocht de vordering te matigen tot
10.000,-.
De verdediging heeft met betrekking tot de posten ‘verhuiskosten’ en ‘cameradeurbel’ verzocht deze af te wijzen, dan wel niet ontvankelijk te verklaren wegens het ontbreken van een rechtstreeks verband tussen de feiten en de gevorderde schade. Daarnaast is ten aanzien van de post ‘verhuiskosten’ meer subsidiair verzocht de vergoeding te matigen. Met betrekking tot de post ‘reparatie aan auto en scooter’ is niet- ontvankelijkheid bepleit wegens de verzochte partiële vrijspraak, dan wel omdat de behandeling van deze post een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Ook de post Mensch Therapie’ (
382,50) moet niet ontvankelijk worden verklaard ten gevolge van de bepleite partiële vrijspraak. Ten aanzien van de post ‘dashcam’ is opgemerkt dat verdachte deze betwist. Wat de immateriële schade betreft is verzocht de vordering te matigen tot
2.000,-.
Materiële schade
Met betrekking tot de posten ‘verhuiskosten’, ‘cameradeurbel’, ‘dashcam’ en alle posten met betrekking tot ‘therapie en coaching’ is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van rechtstreekse schade die de benadeelde partij heeft geleden door de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten.
Met betrekking tot de post ‘Mensch Therapie’ (
382,50) overweegt de rechtbank dat nu de rechtbank ten aanzien van feit 2 tot een bewezenverklaring komt van de gehele ten laste gelegde periode, deze post als rechtstreekse schade kan worden aangemerkt en dus voor toewijzing in aanmerking komt.
Ten aanzien van de posten ‘verhuiskosten’ en ‘cameradeurbel’ geldt dat deze kosten ingevolge vaste jurisprudentie bij belagingsfeiten niet in een te ver verwijderd verband worden geacht, zodat deze voor toewijzing in aanmerking komen.
De hoogte van de voornoemde posten (verhuiskosten’ en ‘deurbel’, ‘dashcam’ en alle posten met betrekking tot ‘therapie en coaching’) is voldoende onderbouwd en zal daarom in zijn geheel – aldus tot een bedrag van in totaal
€ 7.887,43(
zevenduizendachthonderdenzevenentachtig euro en drieënveertig eurocent) – worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (1 oktober 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Ten aanzien van de post ‘herstel beschadigingen aan auto en scooter’ zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard gelet op de partiële vrijspraak ter zake de onder 2 tenlastegelegde vernielingen aan de auto en scooter van [slachtoffer] .
Immateriële schade
Voorts staat vast dat de benadeelde partij [slachtoffer] door de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 BW heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde en uit het dossier gebleken omstandigheden blijkt het volgende. [slachtoffer] is vanaf oktober 2020 op vele manieren belaagd en lastiggevallen door verdachte. Hierdoor moet zij constant alert zijn en verkeert haar lichaam in een staat van continue paraatheid. Een voorbeeld hiervan is de situatie dat wanneer ze haar woning wil verlaten om bijvoorbeeld boodschappen te doen, zij eerst om de hoek van de deur kijkt of ze geen tekenen van verdachte ziet. Deze situatie en het gevoel van onveiligheid heeft ertoe geleid dat [slachtoffer] eind 2021 samen met haar dochter is verhuisd teneinde een veilige woonomgeving te krijgen. Op 18 januari 2022 had verdachte [slachtoffer] echter weer gevonden en is zelfs een stap verder gegaan door haar fysiek geweld aan te doen door met zijn auto op haar in te rijden. Mede gelet hierop verergeren de klachten die de stress met zich brengt. [slachtoffer] heeft last van paniekaanvallen, concentratieproblemen, slaapproblemen et cetera. In maart 2022 heeft de huisarts [slachtoffer] dan ook doorverwezen naar een psycholoog en is PTSS gediagnostiseerd. Hiervoor krijgt [slachtoffer] nu behandeling bij een psycholoog (en haptoloog). De immateriële schade is onderbouwd met een verwijsbrief van de huisarts, de bevestiging van de psycholoog en een behandelplan. Verder is op basis van het dossier komen vast te staan dat er door de aanrijding van 18 januari 2022 (feit 1) lichamelijk letsel is ontstaan.
Gezien al het voorgaand en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op
€ 10.000,- (tienduizend euro).Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (1 oktober 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu haar vordering voor dit deel onvoldoende is onderbouwd. De behandeling aanhouden teneinde haar in de gelegenheid te stellen dit deel van de vordering nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgergelijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer
[slachtoffer], naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van
€ 7.887,43(
zevenduizendachthonderdenzevenentachtig euro en drieënveertig eurocent) aan
materiële schadeen een bedrag van
€ 10.000,-(
tienduizend euro)aan
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 oktober 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
124 (honderdvierentwintig) dagen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 38, 38a, 38e, 38z, 45, 57, 285b en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
poging tot zware mishandeling;
Ten aanzien van de feiten 2 en 3:
telkens: belaging.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast dat verdachte ter
beschikking zal worden gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden:
• Veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
• Veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- Veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering of op een ander door de reclassering bepaalde locatie. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
- Veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien.
- Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te
helpen bij het naleven van de voorwaarden.
- Veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is.
- Veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken.
- Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
- Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
- Veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die
contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
- Als de reclassering dat nodig vindt en de terbeschikkinggestelde daarmee instemt, kan de
terbeschikkinggestelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) forensisch psychiatrische kliniek of soortgelijke instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de terbeschikkinggestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
- Veroordeelde begeeft zich niet zonder toestemming van de reclassering buiten het Europese deel van de landsgrenzen van Nederland. Veroordeelde overlegt hierover vooraf met de reclassering en het Openbaar Ministerie, waarna de reclassering beslist.
• Veroordeelde wordt verplicht om zich te laten opnemen en behandelen in een intramurale instelling, zulks ter beoordeling van de Divisie Individuele Zaken van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven, zolang de reclassering dat in overleg met die instelling nodig acht. Indien er bij de kliniek waar hij geaccepteerd is niet direct plaats is, dan verleent veroordeelde zijn medewerking aan een plaatsing in een andere kliniek in het kader van overbruggingszorg.
• Veroordeelde neemt indien voorgeschreven door de behandelaars, medicatie in, zolang als zijn behandelaars nodig achten.
• Veroordeelde werkt mee aan een ambulant behandeltraject aansluitend aan de klinische fase.
De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
• Veroordeelde werkt mee aan het vinden en behouden van passende huisvesting, ook als dat inhoudt beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg
met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
• Veroordeelde werkt mee aan het vinden van passend werk dan wel een zinvolle dagbesteding (indien nodig), waarbij rekening gehouden wordt met zijn draagkracht – en last.
• Veroordeelde geeft openheid over zijn sociale netwerk en relaties.
• Veroordeelde geeft inzage in zijn financiële situatie en werkt indien door de reclassering geïndiceerd, mee aan een schuldsaneringstraject.
• Veroordeelde onthoudt zich gedurende de looptijd van de tbs-maatregel van het gebruik van harddrugs, softdrugs en alcohol. Veroordeelde werkt mee aan urine-, en ademanalysecontroles indien toezichthouder dergelijke controle geïndiceerd acht.
• Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de aangever in onderhavige strafzaak, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Het contactverbod dient gecontroleerd te worden door de politie.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland de terbeschikkinggestelde bij de naleving van die voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de
terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaaris.
Legt aan verdachte op de
maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Gelast de
teruggave aan verdachtevan:
1) 1 STK Harddisk zwart, merk: seagate (G6179206);
2) 1 STK Harddisk zwart, merk: seagate (G6179165);
3) 1 STK Computer apple (G6179201);
4) 1 STK Harddisk oranje, merk: lacie (G6179171);
5) 1 STK Harddisk zwart, merk: toshiba (G6179182);
6) 1 STK Telefoontoestel zwart, merk: apple (G6179218);
7) 1 STK Computer apple (G6179193);
8) 1 STK Computer apple (G6179197);
9) 1 STK Computer grijs, merk: apple (G6179229);
10) 1 STK Computer grijs, merk: apple (G6179220);
11) 1 STK Telefoontoestel zwart, merk: apple (G6179211);
12) 1 STK gps-tracker (G6179148)
13) 1 STK Telefoontoestel zwart, merk: Apple XR (G6148187)
14) 1 STK Telefoontoestel Geel, merk: Apple (G6193336)
15) 1 STK Telefoontoestel Wit, merk: Apple (G6179142)
16) 1 STK Apple Airtag (G6188024).
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot een een bedrag van
€ 7.887,43(
zevenduizendachthonderdenzevenentachtig euro en drieënveertig eurocent) aan
materiële schadeen een bedrag van
€ 10.000,-(
tienduizend euro)aan
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 oktober 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil
.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat een bedrag van
€ 7.887,43(
zevenduizendachthonderdenzevenentachtig euro en drieënveertig eurocent) aan
materiële schadeen een bedrag van
€ 10.000,-(
tienduizend euro)aan
immateriële schadete betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 oktober 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
124 (honderdvierentwintig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en K. Duker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A. Baaijens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 oktober 2023.