Op 7 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Parket van de Procureur des Konings te Luik, België. De zaak betreft een opgeëiste persoon, geboren in Marokko, die de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 24 januari 2023. De officier van justitie, mr. G.P. Sholeh, heeft de vordering ingediend, die dateert van 25 november 2022.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB betrekking heeft op een vrijheidsstraf van zes maanden, opgelegd door de Rechtbank van Eerste Aanleg van Luik op 12 december 2018. De opgeëiste persoon is in persoon verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid. De rechtbank heeft onderzocht of de overlevering kan worden geweigerd op grond van artikel 6a van de Overleveringswet, dat bepaalt dat de overlevering van een Nederlander kan worden geweigerd indien de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf in Nederland kan plaatsvinden.
Na beoordeling van de feiten en omstandigheden heeft de rechtbank geconcludeerd dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen door Nederland. De rechtbank heeft daarom de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen. De opgeëiste persoon blijft in gevangenhouding tot aan de tenuitvoerlegging van de straf. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is om de behandeling van het overleveringsverzoek aan te houden voor interstatelijk overleg, en dat er geen grond is om te twijfelen aan de naleving van de grondrechten van de opgeëiste persoon.