ECLI:NL:RBAMS:2023:6697

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
1308722123
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel aan een verdachte met verslavingsproblematiek na diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van verzorgingsproducten ter waarde van € 152,82. De verdachte, geboren in 1988 en nu gedetineerd, heeft voor het eerst een langere periode in detentie doorgebracht en gebruikt momenteel een lage dosis methadon, die hij wil afbouwen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.J. Wirken, en de verdediging door zijn raadsvrouw, mr. S.R. Nahar. De rechtbank heeft ook een reclasseringsmedewerker gehoord als deskundige. De verdachte heeft een lange geschiedenis van verslavingsproblematiek en eerdere veroordelingen voor winkeldiefstallen. De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke ISD-maatregel gevorderd, maar de verdediging pleitte voor een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest of een voorwaardelijke ISD-maatregel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een nieuwe kans verdient om aan zijn problematiek te werken en heeft besloten een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met bijzondere voorwaarden, waaronder langdurige klinische opname en begeleiding door de reclassering. De rechtbank achtte de veiligheid van goederen en de maatschappij voldoende gewaarborgd met deze maatregel, ondanks de ernst van de gepleegde diefstal en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/087221-23 en 13/314274-22 (tul) (Promis)
Datum uitspraak: 7 juli 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ,
nu gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 juni 2023. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.J. Wirken, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.R. Nahar, naar voren hebben gebracht. Ter terechtzitting is [reclasseringsmedewerker] , reclasseringsmedewerker, als deskundige gehoord.

2.Beschuldiging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 29 maart 2023 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan diefstal van tandpasta, tandenborstels en verzorgingsproducten voor een totale waarde van € 152,82.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie vindt dat de tenlastegelegde diefstal kan worden bewezen op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde feit is bewezen, gelet op de aangifte en de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in
artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Daarom wordt op grond van artikel 359 Sv volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, namelijk:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 23 juni 2023;
  • het proces-verbaal van aangifte van 29 maart 2023 (inclusief bijlagen) in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 1] en [naam 2] (doorgenummerde pagina’s 5 – 8).

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen – waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat – bewezen dat verdachte:
op 29 maart 2023 te Amsterdam tubes tandpasta van de merken Paradontax en Sensodyne, tandenborstels van het merk Oral B en verzorgingsproducten van het merk Nivea, met een totale waarde van 152,82 euro, die aan winkelbedrijf Albert Heijn gelegen aan de [locatie] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezengeachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte – overeenkomstig het advies van de reclassering - een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank primair verzocht om aan verdachte geen ISD-maatregel op te leggen maar te volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Volgens de raadsvrouw is niet aan de zachte criteria voldaan, omdat eerder opgelegde trajecten nooit van de grond zijn gekomen. Verdachte wil graag geholpen worden, maar het is door zijn verslaving en door een gebrek aan begeleiding tot nu toe niet gelukt om aan de opgelegde kaders te voldoen. Er was bij verdachte geen sprake van onwil, maar van onmacht. Recent is een hulpverleningstraject met de GGD opgesteld waardoor verdachte begeleiding zal ontvangen. Op 30 januari 2023 is door de kantonrechter bepaald dat verdachte dient mee te werken aan dit traject, omdat zijn woning anders zal worden ontruimd. Vrees dat verdachte zijn woning zal verliezen is echter niet nodig. Verdachte heeft de intrinsieke motivatie om zich aan alle voorwaarden te houden en er ligt een plan om zijn achterstallige huur te betalen. Er bestaat nog steeds een kader uit eerder opgelegde bijzondere voorwaarden. De oplegging van een ISD-maatregel is niet nodig om verdachte hulpverlening te laten ondergaan.
Subsidiair is het verzoek om de ISD-maatregel geheel voorwaardelijk op te leggen. Ondanks dat verdachte zich eerder heeft onttrokken aan de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden verdient hij een nieuwe kans. Het enkele feit dat er een wachtlijst is voor de opname in een kliniek, is geen reden om niet tot voorwaardelijke oplegging van de maatregel over te gaan. Meer subsidiair wordt verzocht de maatregel te beperken tot de duur van één jaar met tussentijdse toetsing na zes maanden en de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering te brengen op de duur van de maatregel.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de maatregel die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een hinderlijk en veel voorkomend feit dat grote schade en overlast bij winkeliers veroorzaakt. Uit het strafblad van verdachte van 31 maart 2023 blijkt dat hij vele malen eerder is veroordeeld voor winkeldiefstallen. Dit heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw een winkeldiefstal te plegen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van GGZ Reclassering Inforsa (hierna: de Reclassering) van 7 april 2023, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] . Dit rapport houdt onder meer het volgende in.

Betrokkene komt in 2009 voor het eerst in aanraking met justitie en komt sinds 2021 veelvuldig in beeld wegens het plegen van vermogensdelicten. Er is sprake van een delictpatroon. [verdachte] voldoet aan de criteria van de ISD-maatregel.
Er is sprake van forse verslavingsproblematiek, het middelengebruik staat centraal in het leven van betrokkene. [verdachte] ervaart schaamte, toont een gebrek aan vaardigheden om adequaat met problemen om te gaan en er lijkt sprake van psychische problematiek. Diagnostiek is echter niet beschikbaar: betrokkene komt niet aan bij de hulpverlening en reclassering.
[verdachte] toont zich, indien hij in detentie verblijft, gemotiveerd voor hulp en vraagt om een nieuwe kans. Echter, eenmaal in vrijheid gesteld verdwijnt hij uit beeld en komt de afspraken met hulpverlening niet na.
(…)
Reclassering Inforsa ziet geen mogelijkheden meer om betrokkene te begeleiden in een drangkader en adviseert de onvoorwaardelijke ISD-maatregel aan betrokkene op te legging.
(…)
Als [verdachte] in vrijheid wordt gesteld, kan hij begeleid worden door de GGD. Het plan van aanpak is dan dat hij via de huisarts methadon verstrekt krijgt. Tevens komt hij in aanmerking voor vervangende huisvesting, middels het nieuwe kans beleid.
(…)
Als voorwaarde voor de voorwaardelijke ISD-maatregel was Reclassering Inforsa voornemens om te adviseren dat betrokkene onder andere diende mee te werken aan een langdurige opname aansluitend aan detentie, gericht op diagnostiek en behandeling. Het Indicatiestelling Forensische Zorg (IFZ) heeft hier op 20 juni 2023 een indicatie voor afgegeven. Op 21 juni 2023 is er contact geweest met het Divisie Individuele Zaken (DIZ). Zij geven aan dat de aanmelding voor een klinische opname in behandeling is en dat zij tijd nodig hebben om op zoek te gaan naar een passende kliniek.
Betrokkene dient vervolgens aangenomen te worden en daarnaast is er sprake van wachtlijstproblematiek, waardoor het niet te zeggen is wanneer betrokkene daadwerkelijk in de kliniek terecht kan.
Reclassering Inforsa wilde de mogelijkheden voor de voorwaardelijke ISD-maatregel alleen onderzoeken om betrokkene een kans te geven zijn woning te behouden. Echter blijkt uit het onderzoek dat betrokkene de afspraken omtrent de voorwaardelijke ontruiming niet is nagekomen. Hoewel de woningbouwvereniging nog geen opdracht heeft gegeven voor het in werking stellen van het vonnis uitzetting, is de kans hiertoe groot.”
Ter terechtzitting heeft reclasseringsmedewerker [reclasseringsmedewerker] de inhoud van het rapport bevestigd. Zij heeft hieraan toegevoegd erg te hebben getwijfeld over het adviseren van een voorwaardelijke ISD-maatregel, maar hier van te hebben afgezien vanwege de ernst van de verslaving van verdachte. Verdachte heeft meerdere kansen gekregen maar grijpt deze niet aan, vermoedelijk uit onmacht voortkomend uit deze verslaving. Of verdachte zijn woning kan behouden is onzeker. De reclasseringsmedewerker heeft opgemerkt dat in het geval toch een voorwaardelijke ISD-maatregel zou worden opgelegd, een klinische opname mogelijk en wenselijk is als voorwaarde. Opname aansluitend aan detentie is dan wenselijk, om middelengebruik bij verdachte te voorkomen. Nu er een indicatiestelling is zou verdachte vrij snel geplaatst moeten kunnen worden in een kliniek Als plaatsing in de juiste kliniek niet op korte termijn mogelijk zou blijken komt verdachte in aanmerking voor een overbruggingsplek. In het geval van opname in een kliniek in het kader van een voorwaardelijke ISD komt verdachte in aanmerking voor een uitkering.
Voldaan aan ‘harde’ ISD-criteria
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt, immers:
  • het bewezenverklaarde feit, de door de verdachte gepleegde diefstal, betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
  • de verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen;
  • het onderhavige feit is begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen;
  • gelet op het advies van de reclassering en het strafblad van de verdachte moet er ernstig rekening mee gehouden worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan;
  • de veiligheid van goederen eist het opleggen van de ISD-maatregel.
Blijkens het strafblad van verdachte is tevens voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het openbaar ministerie stelt: de verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Voldaan aan ‘zachte’ ISD-criteria
De rechtbank concludeert, anders dan de raadsvrouw, dat ook is voldaan aan de zachte ISD-criteria. Aan verdachte is meerdere keren een drangkader met bijzondere voorwaarden opgelegd. Verdachte heeft zich hier telkens onvoldoende aan gehouden. De reclassering schrijft dat zij geen mogelijkheden meer ziet om verdachte in een drangkader te begeleiden en adviseert over te gaan tot oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Voorwaardelijke ISD-maatregel
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van goederen, alsmede beveiliging van de maatschappij, in beginsel de oplegging van de ISD-maatregel eist. Desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel nu niet opportuun is. Verdachte heeft voor het eerst een langere periode in detentie doorgebracht, en gebruikt nu alleen nog een lage dosis methadon, die hij wil afbouwen. Verdachte is bereid alle hulpverlening te accepteren, ook als dat langdurige opname in een kliniek inhoudt, en er is een traject opgesteld om hem hierin te begeleiden. De rechtbank vindt net als de raadsvrouw dat verdachte een nieuwe kans verdient om te laten zien dat hij aan zijn problematiek wil werken om terugval in delictgedrag te voorkomen. De rechtbank hoopt dat verdachte op die manier ook zijn woning (of een vervangende woning) kan behouden. Als verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt, kan de ISD-maatregel alsnog ten uitvoer worden gelegd. Met de oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel met daaraan bijzondere voorwaarden verbonden, acht de rechtbank de veiligheid van goederen en de beveiliging van de maatschappij voldoende gewaarborgd. Anders dan door de officier van justitie gevorderd zal de rechtbank daarom met een voorwaardelijke ISD-maatregel volstaan.
De rechtbank zal bij de oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel de volgende bijzondere voorwaarden opnemen: langdurige klinische opname, een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan het door de GGD opgestelde hulpverleningstraject, meewerken aan het reclasseringstoezicht en meewerken aan middelencontrole.
Maximale termijn van twee jaar en een proeftijd van drie jaar
De rechtbank zal de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm opleggen voor de maximale termijn van twee jaar en een proeftijd vaststellen voor de maximale duur van drie jaar, met daaraan verbonden de eerder genoemde bijzondere voorwaarden, om verdachte langer te kunnen begeleiden na de klinische behandeling. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal niet in mindering worden gebracht op de duur van de ISD-maatregel.

8.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken zit een vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, die ziet op de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 13/314274-22. Het gaat om een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 14 dagen.
8.1.
Het standpunt van de officier van justitie
Ter zitting heeft de officier van justitie verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen en de uit te voeren straf vast te stellen op nul. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de vordering af te wijzen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de aan bovengenoemd parketnummer gekoppelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank is echter van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zich niet verdraagt met de verdere inhoud van dit vonnis aangezien er een (voorwaardelijke) ISD-maatregel wordt opgelegd en verdachte zal worden opgenomen in een kliniek. De vordering wordt daarom afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 38p en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor is vermeld.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Beveelt dat deze maatregel
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich niet houdt aan de hierna vermelde
algemeneen
bijzondere voorwaarden.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- bij de naleving van de bijzondere voorwaarden ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich, indien daartoe opgeroepen, meldt bij Reclassering Inforsa op het adres: [adres 2] te Amsterdam. Veroordeelde zal zich telkens weer melden, zo vaak en zolang de reclassering dit nodig vindt;
- zich laat opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering en behandelaars dat nodig vinden. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Hieronder kan het innemen van medicijnen vallen;
- meewerkt aan een hulpverleningstraject onder begeleiding van de GGD en de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen die deze instanties hem in dit kader geven;
- meewerkt aan controle van het gebruik van middelen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 38p, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken.
Geeft aan Reclassering Inforsa de opdracht om verdachte bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te bieden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mrs. M. Wiewel en G.H. Marcus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Bergsma, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juli 2023.
[...]