ECLI:NL:RBAMS:2023:6687

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
1308833323
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in en het aanwezig hebben van harddrugs met gevangenisstraf en afwijzing getuigenverzoek

Op 6 september 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk handelen in en aanwezig hebben van harddrugs, specifiek cocaïne en heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 16 februari 2023 tot en met 16 mei 2023 betrokken was bij de handel in deze verdovende middelen vanuit een woning in Amsterdam. De zaak kwam aan het licht na een melding van Meld Misdaad Anoniem, waarna de politie observaties heeft verricht die leidden tot de aanhouding van de verdachte. Tijdens de zitting op 23 augustus 2023 was de verdachte aanwezig, en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. J. Ang, en de verdediging van de verdachte, mr. S. Toelsie, gehoord.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging, waaronder getuigenverklaringen en laboratoriumrapporten. De verdediging had verzocht om het horen van getuigen, maar dit verzoek werd afgewezen omdat de rechtbank oordeelde dat het horen van deze getuigen niet noodzakelijk was voor de bewijsvoering. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk handelde in cocaïne en heroïne en legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van voorarrest, en een geldboete van € 425,-. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van drugshandel op de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/088333-23 (Promis)
Datum uitspraak: 6 september 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
met als feitelijk verblijfadres:
[adres 1] ,
thans gedetineerd te: Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 augustus 2023. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J. Ang, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Toelsie, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij zich in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
1. het opzettelijk telen en/of bereiden en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en heroïne in de periode van
16 februari 2023 tot en met 16 mei 2023;
2. het opzettelijk aanwezig hebben van bolletjes cocaïne op 16 mei 2023.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Naar aanleiding van een Meld Misdaad Anoniem-melding van 5 februari 2023 over drugsdeals, wordt de woning gelegen aan de [adres 2] (hierna: de woning) geobserveerd. Tussen 16 februari 2023 en 16 mei 2023 ziet de politie meerdere overdrachten die vanuit het raam van de woning plaatsvinden. Verdachte was tijdens deze overdrachten telkens in de woning aanwezig. Bij één van de overdrachten – op 16 mei 2023 – is onder andere [persoon 1] betrokken. Kort na deze overdracht worden bij [persoon 1] verdovende middelen aangetroffen. Eerder op 16 mei 2023 wordt gezien dat verdachte, in de [straat] die vlakbij de woning ligt, een vrouw genaamd [persoon 2] ontmoet. Hierna worden ook bij [persoon 2] verdovende middelen aangetroffen. Beiden verklaren de verdovende middelen te hebben gekocht bij ‘ [naam 1] ’. Op grond van deze bevindingen wordt verdachte in de woning aangehouden. Daarna is de woning doorzocht. In de jaszak van verdachte worden meerdere telefoons en 7 bolletjes met cocaïne aangetroffen.
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat beide feiten kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van feit 1 voert de officier van justitie aan dat het tenlastegelegde kan worden bewezen op basis van de Meld Misdaad Anoniem-melding, de observaties van de politie van 16 februari 2023 tot en met 16 mei 2023 en de bij [persoon 1] en [persoon 2] aangetroffen verdovende middelen en de laboratoriumrapporten. Verder verwijst de officier van justitie naar de getuigenverklaringen van [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] , de in de slaapkamer van verdachte aangetroffen telefoon en de historische gegevens van deze telefoon.
Feit 2 kan worden bewezen op grond van de bekennende verklaring van verdachte en het laboratoriumrapport.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit primair dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1 vanwege onvoldoende bewijs. De politie heeft niet gezien wat er vanuit de woning werd verhandeld en door wie. Bovendien verblijven er ook andere personen in de woning. De verklaring van [persoon 1] is niet betrouwbaar aangezien hij volgens verdachte ook in de woning verbleef en op hem evengoed de verdenking van de verkoop van drugs kan rusten. De raadsvrouw voert subsidiair aan dat hooguit kan worden vastgesteld dat verdachte alleen op 16 mei 2023 verdovende middelen heeft verstrekt, wat dient te leiden tot een partiële vrijspraak. Mocht de rechtbank toch voldoende bewijs voor een bewezenverklaring van feit 1 zien, dan verzoekt de raadsvrouw om [persoon 4] (de hoofdbewoner van de woning) en [persoon 1] als getuigen te doen horen. [persoon 4] kan meer duidelijkheid verschaffen en mogelijk de verklaring van verdachte ondersteunen.
Feit 2 kan volgens de raadsvrouw worden bewezen.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de periode van 16 februari 2023 tot en met
16 mei 2023 heeft gehandeld in cocaïne en heroïne.
Bewezenverklaring
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat het verdachte was die gedurende de tenlastegelegde periode opzettelijk drugs verhandelde. De rechtbank legt dat hieronder uit.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat ook anderen in de woning verbleven, waaronder ‘ [naam 2] ’ en [persoon 1] . Verdachte heeft ontkend dat hij betrokken is geweest bij enige drugshandel vanuit het slaapkamerraam van de woning. De rechtbank stelt vast dat in het dossier een proces-verbaal van bevindingen zit van de wijkagent. Hij verklaart dat het hem ambtshalve bekend is dat [persoon 4] in de woonkamer van de woning verblijft, en verdachte in de slaapkamer. Op grond van deze verklaring, de observaties van de politie vanaf 16 februari 2023 en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting over wat gezien is op 16 februari 2023, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte telkens in de woning was als er een overdracht vanuit het slaapkamerraam van de woning gezien werd. Op basis van de verklaring van [persoon 1] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting met betrekking tot 16 februari 2023 stelt de rechtbank vast dat het verdachte was die bij deze overdrachten betrokken was. Dat het slaapkamerraam, nadat daarop geklopt was door een passant, dicht bleef op de momenten dat verdachte zich niet in de woning bevond, ondersteunt deze conclusie.
De rechtbank acht verder bewezen dat verdachte op deze momenten en ook buiten de woning heeft gehandeld in cocaïne en heroïne. De rechtbank verwijst in dit verband naar de Meld Misdaad Anoniem-melding, de verklaringen van [persoon 1] [persoon 2] en [persoon 3] , de bij [persoon 1] en [persoon 2] aangetroffen verdovende middelen en de in de woning aangetroffen en uitgelezen Nokia. Hoewel verdachte heeft ontkend dat hij ‘ [naam 1] ’ is, was hij in het bezit van een telefoon waarvan het telefoonnummer bij [persoon 2] in haar telefoon stond opgeslagen als de contactpersoon ‘ [naam 1] ’. Vlak voordat de politie op 16 mei 2023 zag dat er contact was tussen verdachte en [persoon 2] , heeft [persoon 2] telefonisch contact gezocht met “ [naam 1] ”. Daarnaast is verdachte door [persoon 1] en [persoon 3] op basis van twee verschillende politiefoto’s herkend als ‘ [naam 1] ’ en ‘ [naam 3] ’. Ten slotte volgt uit de verklaringen van [persoon 2] , [persoon 1] en [persoon 3] dat verdachte bij hen bekend stond als ‘dealer’.
Het voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuigen
De rechtbank stelt voorop dat de verdediging in beginsel het recht heeft om getuigen te doen horen indien dit in het belang van de verdediging kan worden geacht. Dat recht is echter niet onbeperkt en mag worden begrensd in het belang van een goede procesorde
(“proper administration of justice”, EHRM 14 februari 2008, 66802-01, Dorokhov).
Bij de beoordeling van een verzoek maakt de rechtbank een onderscheid tussen verzoeken waarbij het noodzakelijkheidscriterium geldt en verzoeken waarbij het criterium van het verdedigingsbelang geldt. Daarbij staat vast dat in dit stadium van het proces in beginsel het noodzakelijkheidscriterium van toepassing is. [1] Desalniettemin moet in het geval van zogeheten ‘Keskin-getuigen’, waarvan sprake is indien een verzoek betrekking heeft op een belastende getuige, het belang van de verdediging bij het oproepen en horen van die getuige worden voorondersteld. Dit betekent echter niet dat elk verzoek tot het oproepen en horen van een getuige die al een belastende verklaring heeft afgelegd, door de rechter zonder meer moet worden toegewezen.
Artikel 6 EVRM verzet zich er niet tegen dat de rechter het verzoek afwijst als het oproepen en horen van een getuige onmiskenbaar irrelevant of overbodig
(“manifestly irrelevant or redundant”)is, omdat het (opnieuw) horen van de getuige voor de bewijsvoering van geen enkel belang zal zijn of geen toegevoegde waarde zal hebben. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen indien de al door de getuige afgelegde verklaring betrekking heeft op feiten en omstandigheden die door de verdachte niet worden betwist of als die feiten en omstandigheden door andere resultaten van het strafrechtelijk onderzoek al buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan.
De voor het Nederlandse stelsel kenmerkende omstandigheid dat de rechter in de loop van het strafproces beslissingen neemt over het oproepen en horen van getuigen, is niet alleen van betekenis bij de beoordeling van getuigenverzoeken, maar ook bij de eindbeoordeling van de zaak. Zoals in het arrest van de Hoge Raad van 4 juli 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1015) is overwogen, moet de rechter voordat hij einduitspraak doet, nagaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
In deze zaak heeft de verdediging op de terechtzitting verzocht [persoon 4] en [persoon 1] als getuigen te doen horen. In het geval van [persoon 4] – die nog niet eerder een verklaring heeft afgelegd en niet aangemerkt kan worden als een belastende getuige – is het noodzakelijkheidscriterium van toepassing. Uit zowel het dossier als de verklaring van verdachte volgt dat [persoon 4] invalide is en niet in de slaapkamer kwam. Aangezien het tenlastegelegde in de slaapkamer plaatsvond, is de noodzaak om deze getuige te horen onvoldoende onderbouwd. In het geval van [persoon 1] is de Keskin-jurisprudentie van toepassing nu [persoon 1] als een belastende getuigen moet worden beschouwd. Gelet op het gehele strafrechtelijk onderzoek acht de rechtbank het horen van deze getuige echter onmiskenbaar overbodig. De betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde wordt namelijk ruim bevestigd door andere bewijsmiddelen.
De getuigenverklaring van [persoon 1] zal desalniettemin worden gebezigd voor het bewijs. Gelet op de relatief geringe waarde van zijn getuigenverklaring voor de uiteindelijke bewezenverklaring, in die zin dat die verklaring daarvoor niet
‘sole or decisive’is, is de rechtbank – ondanks het afwijzen van het verzoek tot het horen van deze getuige – van oordeel dat de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
4.4.2.
Ten aanzien van feit 2
Op basis van de bekennende verklaring van verdachte en het laboratoriumrapport, acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte op 16 mei 2023 opzettelijk 7 bolletjes cocaïne aanwezig heeft gehad.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIuitgewerkte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1. in de periode van 16 februari 2023 tot en met 16 mei 2023 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne;
2. op 16 mei 2023 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad bolletjes cocaïne (goednummer 6342038).

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft zij gevorderd dat een geldboete van € 425,- zal worden opgelegd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 8 dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft vastgezeten.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het handelen in en het aanwezig hebben van harddrugs. Verdachte is daarmee medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaakt. Het dealen en gebruik van drugs op straat gaat gepaard met een hoop overlast en gevoelens van onveiligheid in de buurt. Dat dit in deze zaak ook daadwerkelijk het geval is blijkt uit de Meld Misdaad Anoniem-melding. Hieruit volgt immers concreet dat buurtbewoners in de omgeving van de woning deze last als zodanig hebben ervaren. Daarnaast zijn cocaïne en heroïne sterk verslavend en schadelijk voor de gezondheid. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat een groot deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en alleen oog gehad voor zijn eigen belang en winstbejag.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 29 juni 2023. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en dus ‘
first offender’is. Verder heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor de handel in harddrugs voor een periode tussen de één en drie maanden geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. Voor het aanwezig hebben van harddrugs tussen de 0 en 10 gram geldt als uitgangspunt een geldboete van € 750,-.
Alles afwegende, ziet de rechtbank geen aanleiding om van de eis van de officier van justitie af te wijken. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van het voorarrest, en een geldboete van € 425,- – conform de eis van de officier van justitie – passend en geboden.

9.Beslag

Uit de beslaglijst, opgenomen in
bijlage III, volgt dat onder verdachte meerdere geldbedragen, telefoontoestellen en verdovende middelen in beslag zijn genomen.
Het Openbaar Ministerie heeft ten aanzien van de inbeslaggenomen verdovende middelen de beslissing genomen dat deze dienen te worden vernietigd. Op de geldbedragen is conservatoir beslag gelegd. De rechtbank zal ten aanzien van deze voorwerpen daarom geen beslissing nemen. De rechtbank neemt alleen een beslissing over het nog openstaand beslag.
Verbeurdverklaring
De Nokia (nummer 11 op de beslaglijst) behoort aan verdachte toe. Nu met dit voorwerp het onder feit 1 bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Teruggave aan rechthebbende
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven Nokia en Iphone (nummers 12 en 13 op de beslaglijst) behoren aan verdachte toe en dienen aan hem te worden teruggegeven.
De overige in beslaggenomen en niet teruggegeven telefoons (Oppo en Iphone, nummers 9 en 10 op de beslaglijst) dienen bewaard te worden ten behoeve van de rechthebbende.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23, 24c, 24a, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte voorts tot een
geldboete van € 425,-(vierhonderd vijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 8 (acht) dagen.
Verklaart verbeurd:
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023028779-6342123, Nokia)
Gelast de teruggave aan verdachte van:
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023028779-6342124, Apple Iphone);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023028779-6342050, Zwart, merk: Nokia).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023028779-6341964, oppo);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023028779-6341965, Apple Iphone).
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P. Bleeker, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Bergsma, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 september 2023.
[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]

[...]

[...]

[...]

Voetnoten

1.Artikel 315 lid 1 Sv.