ECLI:NL:RBAMS:2023:6678

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
13/066223-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweld en bedreiging binnen het gezin met ernstige gevolgen voor minderjarigen

Op 25 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 maart 2023 zijn partner heeft bedreigd en zijn minderjarige kinderen in gevaar heeft gebracht. De verdachte kwam dronken thuis en bedreigde zijn partner, waarna zij het huis verliet. Vervolgens haalde hij zijn kinderen uit bed en gooide hij zijn pasgeboren dochter op bed, wat resulteerde in een schedelfractuur. De verdachte vernielde ook huisraad in de woning en nam de kinderen mee in een taxi naar hun oma. Tijdens de rit belde hij het alarmnummer en uitte hij dreigende taal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het met geweld onttrekken van minderjarigen aan het wettelijk gezag, poging zware mishandeling, bedreiging van zijn ex-partner en vernieling van goederen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en stelde bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank hield rekening met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis, en adviseerde behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/066223-23
Datum uitspraak: 25 oktober 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [woonplaats 1] op [geboortedag] 1989,
ingeschreven op het adres [adres 1] , [woonplaats 2] ,
thans verblijvende op het adres [verblijfadres] , [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Willemsen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. N.M. van Wersch, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 5 maart 2023 te Aalsmeer en/of elders in Nederland heeft schuldig gemaakt aan
1. het met geweld onttrekken van minderjarigen [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] aan het wettelijk over hen gesteld;
2. zware mishandeling (primair), dan wel poging zware mishandeling (subsidiair) van [kind 1] ;
3. bedreiging van [ex-partner] en/of haar kinderen [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] ;
4. vernieling van enig goed/goederen in de woning gelegen aan [adres 2] en/of [adres 3] .
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 2 primair ten laste gelegde feit. Ten aanzien van de aan verdachte onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft zij zich op het standpunt gesteld dat die kunnen worden bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit (onttrekking met geweld van minderjarigen aan het wettelijk over hen gesteld gezag) heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake was van opzet. Verdachte is vader van de kinderen en had niet scherp dat hij het gezag niet had. Indien de rechtbank voorwaardelijk opzet bewezen verklaart, heeft de raadsman voor het vierde en zesde gedachtestreepje bepleit dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken. De enkele verklaring van [kind 2] tegenover een arts is namelijk onvoldoende voor een bewezenverklaring. Verder blijkt uit de medische informatie dat de oorzaak van het letsel van [kind 1] niet kan worden vastgesteld.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit ((poging) zware mishandeling) heeft de raadsman om dezelfde reden als hierboven vrijspraak bepleit. Verder heeft hij aangevoerd dat geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [kind 1] , omdat sprake is van een ongeluk.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit (bedreiging) heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat de stukken in het dossier onvoldoende duidelijk zijn.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit (vernieling) heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Telefoongesprek verdachte – Operationeel Centrum
Op zondagochtend (
de rechtbank begrijpt: 5 maart 2023) omstreeks 04:00 uur belde verdachte naar het Operationeel Centrum (OC). De letterlijke bewoordingen uit het telefoongesprek zijn, onder meer, als volgt:
  • 00:28 VD: "Ik ben nu in de taxi om mijn kinderen in veiligheid te brengen natuurlijk."
  • 00:36 OC: "Meneer heeft u uw kinderen nu bij u?"
  • 00.38 VD: "Natuurlijk heb ik m'n kinderen nu bij me."
  • 00:40 OC: "Hoeveel kinderen zijn het? Drie stuks?"
  • 00:42 VD: "Ja, drie stuks."
  • 00:55 OC: "U heeft ze weggehaald bij hun moeder?"
  • 00:57 VD: "Ja, hun moeder heeft ze in de steek gelaten om coke te snuiven.";
  • 04:05 VD: "We gaan naar d'r oma toe."
  • 04:39 VD: "Ik heb het huis wel een beetje slordig achtergelaten."
  • 04:44 VD: "Misschien staat de gaskraan ook nog een beetje open."
  • 05:12 VD: "Als jullie haar nog één keer met mijn kinderen laten, ga ik jullie zeggen van, ik steek die hele boel (of. "moeder", slecht te verstaan) overhoop."
  • 06:35 VD: "Volgens mij staat die gaskraan nog open."
  • 06:38 VD: "Want ik heb het gasfornuis omgeduwd."
  • 06:41 VD: "Ik heb TV omgeduwd."
  • 07:06 VD: "Ik ben vuurwapengevaarlijk."
  • 07:29 VD: "Ga naar de [adres 2] ."
  • 07:32 VD: "Ontploffingsgevaar kan daar komen want ik heb het gasfornuis omgeduwd."
  • 07:36 VD: "Ik rook heel erg veel gas."
  • 07:38 VD: "Heel erg veel gas."
  • 07:58 VD: "Ik ben zó vuurwapengevaarlijk dat die kinderen ... (onverstaanbaar)
  • 08:06 VD: "Ik richt die vuurwapen ook op hun."
Verklaring [ex-partner]
, (ex-)partner van verdachte, heeft op 5 maart 2023 tegenover de politie verklaard dat verdachte dronken thuiskwam (
de rechtbank begrijpt op 5 maart 2023 en aan het adres [adres 2]). Verdachte zei tegen haar dat hij van plan was om een einde aan haar leven te maken. Hij zou een mes gaan pakken. De kinderen lagen op dit moment te slapen. Daarop is [ex-partner] weggerend en heeft zij zich buiten verstopt. Toen zij sirenes hoorde, is ze pas weer tevoorschijn gekomen. Hierna kwam zij erachter dat de kinderen niet meer thuis waren en dat verdachte met hen is weggegaan. Hij zou de kinderen naar zijn moeder hebben gebracht. De ruzie heeft plaatsgevonden rond half 1 en 4 uur. [3]
Onderzoek woning [adres 2]
Verbalisanten hebben op 5 maart 2023 omstreeks 08:00 uur de woning gelegen aan de [adres 2] forensisch onderzocht. Zij zagen in de gang achter de toegangsdeur diverse voorwerpen op de vloer liggen. De vloer was glad en er lag vet afkomstig van iets wat mogelijk op het fornuis had gestaan. In de woonkamer met open keuken aan de achterzijde van de woning lag direct rechts een gasfornuis plat op de vloer. De gasslang hing los. Vrijwel de gehele vloer in de woonkamer/keuken lag bezaaid met meubels, voorwerpen, een koelkast, een TV, een magnetron en dergelijke. Ook waren de ruiten van het achterraam kapot. Er lagen glasscherven tussen de twee ruiten van het dubbelglas in en de binnenste laag glas was op enkele plekken kapot. [4]
Verklaring [kind 2]
Verbalisanten waren op 5 maart 2023 op het politiebureau te Uithoorn. Daar was [ex-partner] aanwezig. [kind 1] , [kind 3] en [kind 2] werden binnengebracht. Nadat zij herenigd waren, hoorden de verbalisanten dat [kind 2] het volgende, of woorden van gelijke strekking, spontaan aan zijn moeder verklaarde: “Papa heeft met de baby gegooid mama. Dat is toch niet goed? Papa heeft de baby bij [kind 3] op bed gegooid. De baby kwam met haar hoofd tegen dat harde van het bed aan. Dat is toch niet goed mama?”. Dit heeft hij meerdere keren spontaan verklaard. Daarnaast hoorden verbalisanten dat [kind 2] het volgende, of woorden van gelijke strekking, spontaan aan zijn moeder verklaarde: “Ik moest stil zijn van papa en geen vragen stellen. Hij zei dat hij mij zou slaan als ik het niet zou doen. Papa heeft alles kapot gemaakt in huis. Denk je dat hij de tv ook stuk heeft gemaakt? Hij heeft wel iets met het fornuis gedaan mama. Het is niet goed wat papa allemaal heeft gedaan.”. [5]
Letsel [kind 1]
Op 5 maart 2023 is [kind 1] lichamelijk op letsel onderzocht door een kinderarts. De kinderarts heeft haar CT-schedel bekeken. De uitslag hiervan was: ‘schedelfractuur os parietale rechts’. De verklaring dat verdachte haar in het wiegje heeft gegooid en dat het letsel hierbij is ontstaan, zou een passende verklaring kunnen vormen. [6]
4.3.2.
Vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde feit
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat in het dossier geen bewijs voorhanden is voor de ten laste gelegde zware mishandeling vanwege het ontbreken van zwaar lichamelijk letsel bij [kind 1] , zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
4.3.2.
Bewezenverklaring van de onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang en tegen de achtergrond van het dossier bezien, bewezen dat verdachte zich op 5 maart 2023 heeft schuldig gemaakt aan het met geweld onttrekken van minderjarigen [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] aan het wettelijk over hen gesteld gezag, een poging zware mishandeling van [kind 1] , bedreiging van [ex-partner] en vernieling van huisraad in de woning gelegen aan [adres 2] . De rechtbank overweegt – mede gelet op de door de raadsman gevoerde verweren – verder in het bijzonder als volgt.
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad op het met geweld onttrekken van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] aan het wettelijk over hen gesteld gezag. Verdachte heeft immers op 5 maart 2023, toen hij met zijn kinderen in een taxi zat, tegenover een medewerker van het OC verklaard dat hij de kinderen bij hun moeder heeft weggehaald, omdat zij volgens verdachte cocaïne zou snuiven. Hij wilde de kinderen in veiligheid brengen door hen naar hun oma te brengen. De rechtbank wordt gesterkt in haar overtuiging dat verdachte wist dat hij de kinderen niet zomaar mee mocht nemen, omdat hij op 8 november 2022 door de politierechter van de rechtbank Amsterdam is veroordeelde voor een soortgelijk feit.
Feit 1 en feit 2 subsidiair
De rechtbank vindt de verklaring van [kind 2] op 5 maart 2023 tegenover zijn moeder ten overstaan van twee verbalisanten betrouwbaar. Hij heeft de verklaring direct na het voorval spontaan afgelegd. Hij heeft verklaard dat verdachte [kind 1] op bed heeft gegooid waarna zij met haar hoofd tegen de bedrand is aangekomen en dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij hem zou slaan als hij niet stil zou zijn en vragen zou stellen. Ten aanzien van het gooien op het bed wordt zijn verklaring ondersteund door de letselrapportage waaruit blijkt dat de schedelfractuur bij [kind 1] past bij de toedracht zoals door [kind 2] geschetst. Ten aanzien van de kraswond op het gezicht van [kind 1] kan niet worden vastgesteld dat dit is ontstaan doordat zij door verdachte op bed is gegooid. Verdachte wordt daarom hiervan partieel vrijgesproken. Verder is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen is dat verdachte tegen (een van) zijn kinderen heeft gezegd dat hij [kind 1] in een container wilde gooien, omdat [kind 2] dit niet gelijk heeft verklaard en daarvan slechts indirect bewijs aanwezig is in de vorm van een samenvattend verslag van het gesprek met GZ-psycholoog Veldhuijs, opgesteld door M.M. van Beek, arts-assistent sociale pediatrie. Verdachte zal daarom eveneens partieel worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Feit 2 subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat de gedraging van verdachte gekwalificeerd dient te worden als een poging zware mishandeling (subsidiair). Verdachte heeft door [kind 1] op bed te gooien, terwijl zij net één week oud was, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [kind 1] hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Uit de verklaring van [kind 2] blijkt dat verdachte [kind 1] op bed heeft gegooid, waarna zij met haar hoofd tegen de bedrand is aangekomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd van baby’s in de eerste maanden na de geboorte zeer kwetsbaar kan zijn. Uit de letselrapportage van de GGD blijkt dat bij [kind 1] een schedelfractuur is vastgesteld en dat dit letsel past bij de toedracht zoals door [kind 2] geschetst. Dat [kind 1] geen blijvend letsel heeft opgelopen, is niet het gevolg van een afgewogen beslissing van verdachte. Omdat de gedraging van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo is gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, kan het niet anders dan dat verdachte de aanmerkelijke kans dat [kind 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen bewust heeft aanvaard. Dat verdachte dit deed terwijl hij onder invloed van alcohol was, doet hier niet aan af. Verdachte heeft immers vrijwillig en bewust dit geestverruimende middel ingenomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat de inname van geestverruimende middelen het functioneren en oordeelsvermogen van de gebruiker zodanig kunnen beïnvloeden dat daaruit riskant gedrag zou kunnen ontstaan.
Feit 3
De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat verdachte [ex-partner] heeft bedreigd door tegen haar te zeggen dat hij een mes zou pakken en een einde aan haar leven zou maken. De verklaring van [ex-partner] wordt immers ondersteund door het telefoongesprek tussen verdachte en een medewerker van het OC waarin verdachte eenzelfde soort uitlatingen in de richting van [ex-partner] (‘moeder’) doet. De ook onder 3 ten laste gelegde bedreigingen jegens de kinderen acht de rechtbank niet bewezen, omdat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te kunnen stellen dat (een van) de kinderen op de hoogte is geraakt van de bedreigingen die verdachte tegenover [naam] en de politie heeft gedaan. Weliswaar heeft [kind 2] verklaard dat zijn vader hem zou slaan als hij niet stil zou zijn maar bedreiging met mishandeling is geen strafbare bedreiging in de zin van artikel 285 Sr. Verdachte zal daarom partieel worden vrijgesproken van dit onderdeel van het onder 3 tenlastegelegde.
Feit 4
De rechtbank is van oordeel het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te kunnen stellen dat verdachte degene is geweest die in de woning gelegen aan de [adres 3] enig goed/goederen heeft vernield. Verdachte zal daarom ten aanzien van dit onderdeel partieel vrijgesproken worden.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1
op 5 maart 2023 te Aalsmeer en elders in Nederland, opzettelijk de minderjarigen,
[kind 1] (geboren [geboortedatum] ) en
[kind 2] (geboren [geboortedatum] ) en
[kind 3] (geboren geb. [geboortedatum] ),
heeft onttrokken aan het wettig over hen gesteld gezag van degene die dit desbevoegd over hen uitoefende, terwijl geweld en bedreiging met geweld was gebezigd, te weten
-het vernielen van de huisraad van de woning, waarin voornoemde kinderen verbleven en
-het loskoppelen van de gasslang van het fornuis, in de woning, waarin voornoemde kinderen verbleven en
-voornoemde kinderen in de nachtelijke uren uit bed halen en in een taxi vervoeren en
-tegen [kind 2] zeggen dat hij, verdachte, hem een harde klap zou geven en
-de politie bellen en aan geven dat hij, verdachte, vuurwapengevaarlijk is en als dit zo doorgaat hij, verdachte, het heft in eigen handen neemt en de boel of de moeder overhoop steekt en een vuurwapen op de kinderen richt en de kinderen onder schot houdt en dat er gas in de woning van de moeder is en
-het gooien van voornoemde [kind 1] op/tegen een bedrand (ten gevolge waarvan voornoemde [kind 1] een scheur in de schedel (schedelfractuur) bekwam),
terwijl die minderjarigen beneden de twaalf jaren oud waren;
2 subsidiair
op 5 maart 2023 te Aalsmeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn, verdachtes kind genaamd [kind 1] (geboren [geboortedatum] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [kind 1] met haar hoofd tegen een bed(rand) heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
op 5 maart 2023 te Aalsmeer [ex-partner] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [ex-partner] dreigend de woorden toe te voegen dat hij, verdachte, een mes zou pakken en een einde aan het leven van die [ex-partner] zou maken;
4
op 5 maart 2023 te Aalsmeer opzettelijk en wederrechtelijk in de woning Parklaan nr. 4 huisraad dat geheel of ten dele aan [ex-partner] toebehoorde heeft vernield.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De officier van justitie en de raadsman hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat, bij een veroordeling, verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd gezien de gedragskundige rapportages.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van 30 mei 2023, opgesteld door C. Classens, GZ-psycholoog.
De deskundige heeft – kort gezegd – gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis (met antisociale, borderline, vermijdende en afhankelijke trekken) en een stoornis in het alcoholgebruik (ernstmaat licht). Deze stoornissen waren tijdens het plegen van de ten laste gelegde feiten aanwezig. Dit beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen. De deskundige concludeerde dat de reeds langdurig aanwezige overbelasting, het wegvallen van steun (oma, moeder en partner), verdachtes zwakbegaafdheid (en de hiermee gepaard gaande beperkte stressbestendigheid/belastbaarheid) en het hebben van een “verzwakte” persoonlijkheidsopbouw (met een beperkte/inadequate emotieregulatie, verhoogde mate van impulsiviteit en een verhoogde mate van beïnvloedbaarheid, oftewel ik-zwakte) in ieder geval bijgedragen hebben aan de emotionele ontregeling die zich voltrekt ten tijde van de tenlastelegging. De deskundige adviseert om de feiten, bij een bewezenverklaring, in verminderde mate aan verdachte toe rekenen.
De rechtbank neemt de conclusie uit de Pro Justitia rapportage over en volgt het advies in zoverre dat naar het oordeel van de rechtbank het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar voor het bewezenverklaarde.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 379 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 200 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel moeten de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd. Deze voorwaarden moeten dadelijk uitvoerbaar zijn. Verder heeft de officier van justitie een taakstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen, gevorderd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bij strafoplegging verzocht om een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk strafdeel minder dan wel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De verdediging gaat akkoord met de voorwaarden die zijn voorgesteld door de reclassering en om deze te koppelen aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf, zodat verdachte behandeld kan worden bij de Waag. De verdediging heeft verzocht om naast de gevangenisstraf geen taakstraf op te leggen aangezien het risico bestaat dat verdachte hierdoor overvraagd zal worden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte is in de nacht van 5 maart 2023 zwaar dronken thuisgekomen en heeft zijn partner bedreigd, waarna zij het huis uit is gevlucht. Hierna heeft verdachte de kinderen uit bed gehaald en later heeft hij zijn jongste dochter, een baby van net een week oud, zo ongecontroleerd op bed gegooid dat zij een schedelfractuur heeft opgelopen. Daarnaast heeft verdachte de nodige huisraad in de woning vernield. Vervolgens heeft verdachte zijn kinderen in een taxi meegenomen naar hun oma. Tijdens die taxirit heeft verdachte het alarmnummer gebeld en dreigende taal geuit.
Het incident is voor de moeder en voor de kinderen zeer angstaanjagend geweest. De gevolgen hadden veel ernstiger kunnen zijn, met name omdat is gebleken dat verdachte zoveel had gedronken dat hij – naar eigen zeggen – niet meer weet wat er is gebeurd. Verdachte heeft bij zijn handelen het belang van zijn partner en de kinderen volledig genegeerd en is vooral uitgegaan van zijn eigen ideeën en opvattingen over wat goed was voor de kinderen. De rechtbank vindt het verontrustend dat verdachte grote hoeveelheden alcohol drinkt terwijl hij al eerder had ervaren dat hij daardoor de controle kwijtraakt over zijn gedrag en niet meer weet wat hij doet.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 8 augustus 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in 2022 is veroordeeld voor een soortgelijk feit zoals onder 1 is bewezenverklaard. De rechtbank heeft hier in strafverzwarende zin rekening mee gehouden.
Zoals reeds in rubriek 7 overwogen, is rechtbank is van oordeel dat verdachte ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank weegt dit als strafverminderend mee.
Deskundige C. Classens heeft in zijn voormelde rapportage geadviseerd om verdachte, in het kader van op te leggen bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, ambulant te behandelen waarbij de nadruk ligt op het beheersen van het risico op toekomstig geweldsdelicten in de partnerrelatie en het gezin en het optimaliseren van de verantwoordelijkheid die verdachte hier zelf voor kan hebben. De ambulante behandeling zal zich moeten richten op het verbeteren van de emotieregulatie (het beter leren mentaliseren) en het aanleren van adequate copingstrategieën. Het gebruik van alcohol als coping dient eveneens geproblematiseerd, behandeld en gemonitord te worden. Ook moet er aandacht zijn voor de aanwezige cognitieve zwakbegaafdheid.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Inforsa van 1 juni 2023, opgemaakt door C. Kleine, reclasseringswerker. In dit rapport heeft de reclassering getracht invulling te geven middels het opstellen van een concreet plan van aanpak zoals aanbevolen in de Pro Justitia rapportage. De reclassering schat de risico’s op recidive en letselschade als hoog in. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling bij de Waag, ambulante behandeling (aanvullend), alcoholverbod, contactverbod, locatieverbod (met elektronische monitoring), meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan dagbesteding. Er wordt geadviseerd de voorwaarden en het toezicht hierop dadelijk uitvoerbaar op te leggen.
Ter terechtzitting is C. Kleine, reclasseringswerker, gehoord. Zij heeft het advies uit het reclasseringsrapport waar nodig toegelicht en bevestigd. In aanvulling hierop heeft zij over het verloop van het schorsingstoezicht verklaard dat verdachte zich aan alle afspraken houdt. De reclassering acht het van belang dat dezelfde bijzondere voorwaarden van toepassing blijven bij oplegging van een voorwaardelijk strafdeel.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij mee wil en blijft werken aan de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
De op te leggen straf
De aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen een gevangenisstraf met een voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, passend en geboden. Het is van belang dat verdachte een passende behandeling ondergaat om de kans op recidive te verminderen. Omdat het risico op recidive hoog is, is een proeftijd van drie jaren geboden. Het voorwaardelijke deel strekt er verder toe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie, omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast nog een taakstraf op te leggen.
Gelet op de problematiek van verdachte in samenhang met de bewezenverklaarde feiten, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14, 14b, 14c, 45, 57, 279, 285, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het
onder 2 primair ten laste gelegde feitniet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart
bewezendat verdachte de
onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feitenheeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag, terwijl geweld is gebezigd, bedreiging met geweld is gebezigd en de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is, meermalen gepleegd
Feit 2 subsidiair
poging zware mishandeling
Feit 3
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 4
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Ten aanzien van de onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten:
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
1. veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
2. veroordeelde zich laat behandelen door de Waag Amsterdam of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
3. wanneer blijkt dat aanvullende behandeling noodzakelijk is, laat veroordeelde zich ambulant behandelen door een nog nader te indiceren instelling, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
4. veroordeelde geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
5. veroordeelde op geen enkele wijze - direct - contact met zijn kinderen heeft of zoekt, zolang de reclassering dit verbod nodig vindt. Veroordeelde heeft naast het begeleidde contact geïnitieerd door de Jeugdbescherming geen andere contacten met zijn kinderen;
6. veroordeelde in het kader van het reclasseringstoezicht op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van maximaal 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat minimaal 2 uur. In de weekenden heeft veroordeelde een aaneengesloten blok van maximaal 4 uur per dag vrij te besteden. Veroordeelde werkt mee aan Elektronische Monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [verblijfadres] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de Elektronische Monitoring nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft. De reclassering kan de genoemde bloktijden veranderen. Dit locatiegebod duurt maximaal 6 maanden en kan eerder door de reclassering worden beëindigd indien de reclassering voortduring in het kader van het toezicht niet meer nodig vindt;
7. veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
8. veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht
,dadelijk uitvoerbaarzijn.
Heft ophet (geschorste)
bevel tot voorlopige hechtenismet ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W. Bianchi, voorzitter,
mrs. D. van den Brink en I. Timmermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. F.L. Scheeren en S.G.E. Spaander, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 oktober 2023.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 9, p. ZD 43.
3.Een proces-verbaal van verhoor getuige [ex-partner] , p. ZD14-ZD 16.
4.Een proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] ), p. ZD 100-ZD101.
5.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 6, p. ZD41.
6.Een schriftelijk bescheid, te weten een Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Amsterdam, p. ZD52-ZD56.