ECLI:NL:RBAMS:2023:6669

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
AMS 23/3195
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de korting op het AOW-pensioen van eiser in verband met niet-verzekerde jaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Londen, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de hoogte van zijn AOW-pensioen. Eiser had een AOW-pensioen aangevraagd, maar de Svb had een korting van 80% toegepast, omdat eiser gedurende een lange periode niet verzekerd was geweest voor de AOW. Eiser was van mening dat de Svb ten onrechte geen rekening had gehouden met zijn verblijf in Nederland en andere EU-landen, zoals Duitsland en Engeland, en dat deze perioden meegeteld moesten worden bij de berekening van zijn AOW-pensioen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in de periode van 1 februari 1990 tot en met 26 juni 2003 in Nederland woonde en/of werkte, maar dat hij daarna naar Duitsland en vervolgens naar het Verenigd Koninkrijk verhuisde. De Svb had de korting van 80% op het AOW-pensioen van eiser gerechtvaardigd door te stellen dat hij in totaal 36 jaar niet verzekerd was geweest, wat resulteerde in een korting van 72%, plus een extra korting van 8% wegens schuldig nalatig gedrag over bepaalde jaren.

De rechtbank oordeelde dat de Svb terecht de korting had toegepast, omdat eiser niet had aangetoond dat hij langer in Nederland had gewoond of gewerkt dan de Svb had vastgesteld. Bovendien was eiser in de tijd dat hij in Duitsland en Engeland woonde, geen ingezetene van Nederland en had hij daar ook niet gewerkt, waardoor hij niet verzekerd was voor de AOW. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg en dat de gemaakte proceskosten niet vergoed werden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/3195

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te Londen (Verenigd Koninkrijk), eiser

(gemachtigde: mr. J.E. van Rossem),
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank,verweerder (hierna: de Svb)
(gemachtigde: mr. N. Zuidersma-Hovers).

Procesverloop

Met een besluit van 21 november 2022 (het primaire besluit) heeft de Svb eiser per
19 december 2021 een voorlopig pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend met een korting van 88%.
Bij besluit van 20 april 2023 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van eiser gegrond verklaard en eiser per 19 december 2021 een voorlopig AOW-pensioen toegekend met een korting van 80%.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2023.
Eiser en zijn gemachtigde zijn, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1955 in Egypte. Op 19 december 2021 heeft eiser de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, waarna hij een AOW-uitkering heeft aangevraagd. De Svb heeft vervolgens het primaire en het bestreden besluit genomen.
2. De Svb heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser in de periode van 1 februari 1990 tot en met 26 juni 2003 woonde en/of werkte in Nederland. Op 26 juni 2003 is eiser verhuisd naar Duitsland. Vervolgens is eiser per 1 januari 2014 verhuisd naar het Verenigd Koninkrijk. Hij is daarom 36 jaar, 7 maanden en 4 dagen niet verzekerd geweest voor de AOW. Afgerond naar beneden is dat 36 jaar. Daarom heeft de Svb een korting van 72% op zijn AOW-pensioen toegepast (2% per niet verzekerd jaar). Daar komt bij dat eiser volgens de Svb schuldig nalatig is geweest over de jaren 1999, 2000, 2001 en 2002. Daardoor krijgt eiser nog eens een korting van 8% op het AOW-pensioen (2% per schuldig nalatig jaar). In totaal krijgt eiser dus een korting van 80% op zijn AOW-pensioen.
Standpunt van eiser
3. Eiser is het niet eens met het vastgestelde bedrag van zijn AOW-pensioen. Hij voert aan dat geen rekening is gehouden met zijn daadwerkelijke verblijf in Nederland en met het verblijf in landen die deel uitmaken van de Europese Unie, zijnde Duitsland en Engeland. Eiser meent dat die perioden ook dienen mee te tellen bij de berekening van de hoogte van zijn AOW-pensioen.
Standpunt van verweerder
4. De Svb meent dat zij terecht een korting van 80% op het AOW-pensioen van eiser heeft toegepast. De Svb voert aan dat bij de beoordeling van het AOW-pensioen rekening is gehouden met de perioden die eiser in Nederland heeft gewoond en/of gewerkt. Naar de mening van de Svb kunnen de perioden dat eiser in Duitsland of Engeland heeft gewoond niet leiden tot verzekering van de AOW, ook niet op grond van de Verordening (EG) nr. 1408/71 (Vo 1408/71) en later Verordening (EG) nr. 883/2004 (Vo 883/2004).
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank moet beoordelen of de Svb de korting op het AOW-pensioen van eiser terecht heeft vastgesteld op 80%.
6. Op grond van artikel 7, eerste lid, van de AOW heeft iemand recht op een AOW-pensioen als hij of zij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en gedurende minstens één jaar verzekerd is geweest voor de AOW. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de AOW, is iemand verzekerd voor de AOW als hij ingezetene is van Nederland of in Nederland werkt. Per kalenderjaar dat iemand niet verzekerd is, wordt op grond van artikel 13 van de AOW een korting van 2% toegepast op het AOW-pensioen.
7. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat geen rekening is gehouden met zijn daadwerkelijke verblijf in Nederland. Op de zitting heeft de Svb toegelicht dat bij de berekening van de verzekerde tijdvakken is uitgegaan van de informatie die eiser zelf aan hen heeft overgelegd, namelijk gegevens van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv). Daaruit volgt dat eiser vanaf 1 februari 1990 tot en met 26 juni 2003 woonde en/of werkte in Nederland. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser in beroep niet aannemelijk gemaakt dat hij langer ingezetene was van Nederland of in Nederland werkte. Hij heeft zijn standpunt niet toegelicht en ook geen stukken overgelegd waaruit dit volgt. De beroepsgrond slaagt dus niet.
8. Ten aanzien van de stelling van eiser dat het wonen in Duitsland en Engeland moet worden meegenomen in de verzekerde tijdvakken voor het AOW-pensioen, overweegt de rechtbank als volgt. In de tijdvakken dat eiser in Duitsland en Engeland woonde was hij geen ingezetene van Nederland. Ook werkte eiser gedurende deze tijdvakken niet in Nederland. Eiser was in deze tijdvakken dus niet voor de AOW verzekerd in Nederland. De Svb heeft er terecht op gewezen dat dit alleen anders is als op basis van Vo 1408/71 en later Vo 883/2004 de Nederlandse wetgeving wordt aangewezen. Dat is hier niet het geval. Uit artikel 13 van Vo 1408/71 en artikel 11 van Vo 883/2004 volgt dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, de wetgeving van toepassing is van het land waar de betrokkene op dat moment woont dan wel werkt. Nu eiser in de bedoelde tijdvakken in Duitsland en Engeland woonde en niet in Nederland werkte, was hij ook op grond van deze verordeningen niet in Nederland verzekerd voor de AOW. De beroepsgrond slaagt niet.
9. De rechtbank merkt tot slot op dat de Svb op de zitting nogmaals heeft aangegeven dat eiser pensioenrecht heeft opgebouwd in Duitsland in de periode dat hij daar gewoond en/of gewerkt heeft. Om dit pensioen te ontvangen, dient eiser een aanvraag in te dienen bij het Duitse pensioenorgaan.
Conclusie
10. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de Svb de korting op het AOW-pensioen van eiser terecht heeft vastgesteld op 80%.
11. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. Vlierhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.