In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Londen, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de hoogte van zijn AOW-pensioen. Eiser had een AOW-pensioen aangevraagd, maar de Svb had een korting van 80% toegepast, omdat eiser gedurende een lange periode niet verzekerd was geweest voor de AOW. Eiser was van mening dat de Svb ten onrechte geen rekening had gehouden met zijn verblijf in Nederland en andere EU-landen, zoals Duitsland en Engeland, en dat deze perioden meegeteld moesten worden bij de berekening van zijn AOW-pensioen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in de periode van 1 februari 1990 tot en met 26 juni 2003 in Nederland woonde en/of werkte, maar dat hij daarna naar Duitsland en vervolgens naar het Verenigd Koninkrijk verhuisde. De Svb had de korting van 80% op het AOW-pensioen van eiser gerechtvaardigd door te stellen dat hij in totaal 36 jaar niet verzekerd was geweest, wat resulteerde in een korting van 72%, plus een extra korting van 8% wegens schuldig nalatig gedrag over bepaalde jaren.
De rechtbank oordeelde dat de Svb terecht de korting had toegepast, omdat eiser niet had aangetoond dat hij langer in Nederland had gewoond of gewerkt dan de Svb had vastgesteld. Bovendien was eiser in de tijd dat hij in Duitsland en Engeland woonde, geen ingezetene van Nederland en had hij daar ook niet gewerkt, waardoor hij niet verzekerd was voor de AOW. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg en dat de gemaakte proceskosten niet vergoed werden.