ECLI:NL:RBAMS:2023:6635

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
13/162924-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in vereniging en mishandeling in Amsterdam

Op 24 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 juli 2023 betrokken was bij een diefstal in vereniging in Amsterdam. De verdachte en zijn mededaders hebben in de nachtelijke uren een horloge van een voorbijganger gestolen door gebruik te maken van de zogenaamde 'voetbaltruc'. De verdachte heeft hierbij een verwarrende situatie gecreëerd, waardoor de slachtoffers niet in staat waren om de dief te volgen. Tijdens de vlucht heeft de verdachte ook geweld gebruikt tegen een van de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet zelf het horloge heeft gestolen, maar wel medeplichtig was aan de diefstal door de verwarring te veroorzaken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen van de diefstal, maar verklaarde de medeplichtigheid aan de diefstal en de mishandeling van een van de slachtoffers bewezen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals met de persoon van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/162924-23
Datum uitspraak: 24 oktober 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 2002,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C. Staal. Verdachte was niet op de zitting aanwezig.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 2 juli 2023 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
Feit 1 primair:
diefstal in vereniging van een horloge, met geweld of bedreiging met geweld tegen [persoon 1] en/of [persoon 2] , gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op de openbare weg;
Feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan bovengenoemd feit;
Feit 2:
mishandeling van [persoon 1] en/of [persoon 2] .
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
In de nacht van 2 juli 2023 liepen aangever [persoon 1] en zijn vriend [persoon 2] door de Cuyperspassage in Amsterdam, toen de Rolex-horloge van [persoon 1] werd gestolen door twee onbekend gebleven mannen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of bewezen kan worden dat verdachte de diefstal van het horloge heeft medegepleegd (feit 1 primair) dan wel daaraan medeplichtig is geweest (feit 1 subsidiair). Daarnaast is de vraag of bewezen kan worden dat verdachte [persoon 1] en/of [persoon 2] heeft mishandeld (feit 2).
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
3.2.1
Het medeplegen van de diefstal (feit 1 primair)
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het medeplegen van de diefstal bewezen kan worden. Verdachte heeft weliswaar niet zelf de Rolex gestolen, maar door te doen alsof hij de Rolex vervolgens in handen kreeg en daarmee verwarring te veroorzaken bij [persoon 1] en [persoon 2] , kon de werkelijke dief ontkomen en is de Rolex verdwenen. Verdachte heeft daarmee een wezenlijke bijdrage geleverd aan de diefstal en kan daarom als medepleger worden aangemerkt.
Niet is gebleken dat het horloge (met kracht) van de arm van [persoon 1] is af/losgetrokken, waardoor verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
3.2.2
De mishandeling (feit 2)
De officier van justitie vindt dat ook bewezen kan worden dat verdachte [persoon 2] heeft mishandeld door hem in zijn gezicht te slaan.
Niet kan worden bewezen dat verdachte ook [persoon 1] heeft mishandeld. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank schetst eerst de feiten en omstandigheden, zoals zij die afleidt uit het dossier. Daarna zal het juridisch kader met betrekking tot medeplegen en medeplichtigheid uiteengezet worden. Tot slot bespreekt de rechtbank tot welke conclusies zij komt ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
3.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In de nacht van 2 juli 2023 omstreeks 4:17 uur liepen [persoon 1] en [persoon 2] door de Cuyperspassage in Amsterdam, toen zij werden benaderd door een man in een wit trainingspak. Vervolgens kwam verdachte met twee mannen aanlopen. Één van deze mannen liep naar [persoon 1] en [persoon 2] en ging naast de man in het witte trainingspak staan. De twee voerden de ‘voetbaltruc’ uit en wisten daarbij de Rolex van [persoon 1] ’s pols te halen, waarna zij weg probeerden te komen. De man in het witte trainingspak verplaatste zich daarbij richting verdachte. Verdachte – die zich tot dat moment afzijdig had gehouden – ging achter de man in het witte trainingspak staan. De man met het witte trainingspak bracht toen zijn hand naar zijn rug en verdachte reikte naar de hand van de man in het witte trainingspak. Het leek daardoor alsof de man in het witte trainingspak het horloge overgaf aan verdachte. Uit de verklaringen van [persoon 1] en [persoon 2] blijkt ook dat bij hen hierdoor verwarring is ontstaan over wie het horloge had. [persoon 1] en [persoon 2] hebben zich toen opgesplitst, waarbij [persoon 1] achter de man in het witte trainingspak is aangegaan en [persoon 2] achter verdachte. Na een korte worsteling met [persoon 1] , wist de man met het witte trainingspak weg te komen met het horloge. Verdachte probeerde hierna ook weg te komen, maar struikelde en werd tegengehouden door [persoon 2] en [persoon 1] . Verdachte probeerde zich los te rukken uit de greep van [persoon 2] en haalde daarbij drie keer uit naar zijn gezicht, waarbij hij [persoon 2] in ieder geval één keer heeft weten te raken.
3.3.2
Juridisch kader ten aanzien van medeplegen en medeplichtigheid
Medeplegen
Bij medeplegen moet sprake zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook als het medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan toch sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of dat het geval is, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het strafbare feit en het belang van de rol van de verdachte, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Medeplichtigheid
Van medeplichtigheid is sprake als iemand hulp verleent bij een misdrijf dat door een ander wordt begaan. De medeplichtigheid kan bestaan uit het opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf (simultane/gelijktijdige medeplichtigheid), dan wel het opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf (consecutieve/voorafgaande medeplichtigheid).
De medeplichtige moet tweeledig opzet hebben: zijn of haar opzet moet enerzijds gericht zijn op het misdrijf dat hij of zij ondersteunt en anderzijds op die ondersteuning. Voorwaardelijk opzet is voldoende. Het opzet van de medeplichtige moet in beginsel op het gehele misdrijf gericht zijn, met dien verstande dat het zich niet behoeft uit te strekken tot de precieze wijze van uitvoering. Deze regel lijdt slechts uitzondering indien het gepleegde misdrijf meer omvat dan de medeplichtige wilde (bijvoorbeeld diefstal met geweld in plaats van diefstal). In het geval dat het opzet van de medeplichtige niet (volledig) was gericht op het gronddelict, moet het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige wel was gericht, voldoende verband houden met het gronddelict. Of van een dergelijk verband sprake is, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval.
3.3.3
Het oordeel over de diefstal met geweld (feit 1)
Vrijspraak van het medeplegen van de diefstal (feit 1 primair)
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de onder 3.3.1 beschreven rol die verdachte bij de diefstal heeft gehad onvoldoende is om te kunnen spreken van medeplegen. Uit het dossier is niet gebleken dat de bijdrage van verdachte groter is geweest dan het veroorzaken van verwarring, waardoor de man in het witte trainingspak weg kon komen met het horloge. Verdachte is niet betrokken geweest bij het wegnemen van het horloge zelf noch is gebleken van een gezamenlijk plan met de medeverdachten om het horloge weg te nemen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het medeplegen van de diefstal (feit 1 primair).
Bewezenverklaring van de medeplichtigheid aan de diefstal (feit 1 subsidiair)
Het handelen van verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank wel worden aangemerkt als medeplichtigheid. Zijn bijdrage heeft er immers voor gezorgd dat de man in het witte trainingspak weg kon komen met het horloge en daarmee is verdachte behulpzaam geweest bij het mogelijk maken van de vlucht van de dader en het verzekeren van het bezit van het horloge. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de gedragingen van verdachte dat hij daarop ook het opzet heeft gehad.
Hoewel de officier van justitie terecht stelt dat handelingen gepleegd na afloop van een delict geen medeplichtigheid daaraan kunnen opleveren, is de rechtbank van oordeel dat het delict op het moment dat verdachte zijn handelingen pleegde nog niet afgelopen was. Het geweld dat gepaard ging met de diefstal van het horloge was immers nog gaande op het moment dat verdachte samen met de man in het witte trainingspak de verwarring veroorzaakte en daarna toen de man in het witte trainingspak zich met geweld heeft ontworsteld waarna hij kon vluchten. Het is die verwarring die eraan heeft bijgedragen dat de man in het witte trainingspak vervolgens daadwerkelijk weg kon komen met het horloge en dat hij het bezit daarvan kon verzekeren. De ten laste gelegde medeplichtigheid aan de diefstal met geweld (feit 1 subsidiair) acht de rechtbank daarom bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat het horloge (met kracht) van de arm van [persoon 1] is af/losgetrokken, waardoor verdachte van dit onderdeel zal worden vrijgesproken.
3.3.4
Het oordeel over de mishandeling (feit 2)
De rechtbank vindt ook bewezen dat verdachte [persoon 2] tegen het hoofd heeft geslagen, maar zal verdachte vrijspreken van de mishandeling van [persoon 1] nu uit het dossier niet blijkt dat hiervan sprake is geweest.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1 subsidiair:
een onbekend persoon op 2 juli 2023 te Amsterdam, omstreeks 4:17 gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd aan de openbare weg, te weten de Cuyperspassage, tezamen en in vereniging met anderen een horloge (van het merk Rolex) dat aan [persoon 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [persoon 1] en [persoon 2] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door die voornoemde [persoon 1] bij de arm beet te pakken, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 2 juli 2023 te Amsterdam opzettelijk behulpzaam is geweest door voornoemde [persoon 1] en [persoon 2] af te leiden, bestaande die afleiding uit het doen voorkomen alsof het horloge onderling tussen hem en een van de medeverdachten werd overgegeven, waardoor die voornoemde [persoon 1] en [persoon 2] ervan uitgingen dat hij het horloge onder zich had en waardoor voornoemde medeverdachte met het horloge wist te ontkomen;
Feit 2:
op 2 juli 2023 te Amsterdam [persoon 2] heeft mishandeld door die voornoemde [persoon 2] tegen het hoofd te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder feit 1 primair en feit 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen in de nachtelijke uren in het centrum van Amsterdam schuldig gemaakt aan diefstal. Zijn mededaders pasten de zogeheten voetbaltruc toe op twee toevallige passanten, waarbij zij op slinkse wijze het horloge van één van hen afhandig wisten te maken. Verdachte heeft bij deze diefstal geholpen door vervolgens een verwarrende situatie te creëren, waardoor de slachtoffers op een verkeerd been werden gezet. Hierdoor konden de mededaders vluchten met het horloge.
Dit soort diefstallen zijn hinderlijke feiten, die voor overlast zorgen en bijdragen aan de gevoelens van onveiligheid bij bewoners en bezoekers van de stad. Dat geldt temeer nu verdachte, in zijn poging om te ontkomen, meerdere keren naar een van de slachtoffers heeft uitgehaald. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uitgangspunten voor strafoplegging
Verder is gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken hebben vastgesteld. Gelet op de mate van geweld die is toegepast, gaat de rechtbank uit van het oriëntatiepunt voor een straatroof met licht geweld. Het uitgangspunt voor een dergelijk feit is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Voor een eenvoudige mishandeling wordt uitgegaan van een geldboete van € 500,-. Indien de mishandeling lichamelijk letsel tot gevolg heeft, is het uitgangspunt een geldboete van € 750,-.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 12 september 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Strafoplegging
Gelet op het voorgaande en met inachtneming van artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht, acht de rechtbank een gevangenisstraf van vier maanden passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 48, 49, 57, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2:
mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Smit, voorzitter,
mr. E.G.M.M. van Gessel en mr. N.G.H. Verschaeren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Ç.H. Dede, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 oktober 2023.
[…]
[…]