ECLI:NL:RBAMS:2023:6601

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
13/337637-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling tijdens ruzie in de auto met vriend

Op 24 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 16 december 2021, waarbij de verdachte zijn vriend, de aangever, tijdens een ruzie in een auto op het hoofd zou hebben geslagen met een lifehammer. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 10 oktober 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. C. Staal, de vordering heeft ingediend en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.A.W. Dekker.

De tenlastelegging omvatte zowel poging tot afpersing als mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangever, na een melding van een straatroof, door de politie werd aangetroffen en verklaarde dat hij was beroofd door de verdachte en een mededader. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de aangever hem eerst had geslagen, waarna hij zich had verdedigd. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen beoordeeld en geconcludeerd dat de poging tot afpersing niet bewezen kon worden, maar dat de mishandeling wel bewezen was.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot afpersing, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de aangever had gedwongen tot het afgeven van geld. Echter, de rechtbank heeft wel vastgesteld dat de verdachte de aangever opzettelijk heeft mishandeld door hem te slaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie dagen, met aftrek van voorarrest, en gelast de teruggave van de in beslag genomen lifehammer aan de verhuurder Greenwheels.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/337637-21
Datum uitspraak: 24 oktober 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C. Staal, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D.A.W. Dekker, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij:
Primair:
op of omstreeks 16 december 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld slachtoffer [aangever] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [aangever] toebehoorde immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [aangever] vastgepakt en/of vastgehouden en/of (een) arm(en) om hem heen gehouden en/of
- met een lifehammer, althans een (hard) voorwerp, op het hoofd, in elk geval op het lichaam, geslagen van die [aangever] en/of
- een scherp en/of puntig voorwerp, althans een voorwerp, tegen de nek, in elk geval tegen het lichaam van die [aangever] gedrukt en/of aangehouden en/of
- tegen die [aangever] gezegd: ‘ik wil doekoe’ en/of ‘we gaan je dood maken’ en/of ‘we gaan je verkrachten’ althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair:
op of omstreeks 16 december 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft mishandeld door met een lifehammer, althans een (hard) voorwerp, op het hoofd, in elk geval op het lichaam van die [aangever] te slaan.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Op 16 december 2021 is bij de politie een melding binnengekomen van een straatroof waarbij een vuurwapen zou zijn gebruikt. Ter plaatse, bij de parkeergarage aan [straatnaam] in Amsterdam, trof de politie drie mannen aan, waaronder aangever. Aangever liet de politie weten dat hij zojuist was beroofd. De andere twee mannen, waaronder getuige [getuige] , verklaarden dat aangever bij hen in de auto was gestapt, en tegen hen had gezegd dat hij was beroofd en dat zij hem moesten helpen. Aangever zei dat de daders in een rode ‘Greenwheels’ auto zaten. Hij zou een ontmoeting met hen hebben gehad om verzekeringsschade te bespreken. De daders hadden hem vervolgens geslagen en zijn spullen gepakt. Nadat aangever uit de auto was ontsnapt, zouden de daders met de auto het grasveld zijn opgereden. De politie zag in het grasveld een rode auto staan. De lichten van de auto stonden aan en de deuren stonden open. De politie vroeg van wie de auto was. Op dat moment kwam er een man tussen de geparkeerde auto’s vandaan, met zijn handen boven zijn hoofd. Hij liet weten dat de auto van hem was. Deze man bleek verdachte te zijn. Aangever schreeuwde bij het zien van verdachte: “Deze gast heeft mij beroofd, ik maak hem dood, ik sloop hem, je gaat eraan.” Aangever probeerde vervolgens naar verdachte toe te rennen. De politie wist dit te voorkomen. Zij hebben aangever en verdachte uit elkaar gehouden. Zij bleven zich echter beiden verzetten, waarop de politie hen tegen de grond heeft gewerkt en hen in handboeien heeft geplaatst. Verdachte is vervolgens aan een fouillering onderworpen. Bij hem werden geen wapens aangetroffen.
In de auto, op de bijrijdersstoel, werd vervolgens de jas van aangever aangetroffen. Achterin de auto lagen lachgasflessen en een ‘lifehammer’.
Aangever heeft verklaard dat hij aan verdachte, die op dat moment nog een vriend van hem was, geld had geleend. Verdachte had laten weten dat hij het geld die dag zou terugbetalen. Ze hadden afgesproken dat verdachte naar aangever zou komen. Ze hebben elkaar vervolgens ontmoet op de parkeerplaats bij de woning van aangever. Aangever werd daar door verdachte opgehaald in een gehuurde auto (van ‘Greenwheels’). Aangever zag toen dat er nog een andere man bij verdachte was. Verdachte noemde hem ‘ [persoon 1] ’. Aangever ging naast verdachte zitten op de passagiersstoel. ‘ [persoon 1] ’ ging achter hem zitten op de achterbank. Met zijn drieën zijn zij naar een parkeergarage gereden. Op enig moment pakte ‘ [persoon 1] ’ aangever vast, waardoor hij niet weg kon. Hij en verdachte begonnen toen op hem in te slaan. Hierbij zou ook een ‘lifehammer’ zijn gebruikt. Verdachte riep naar aangever dat hij hem geld moest geven. Verdachte zei dingen als 'we gaan je dood maken' en 'we gaan je verkrachten'. Verdachte had ook een schaar en een mes in zijn handen. ‘ [persoon 1] ’ had ook een mes. [persoon 1] drukte op enig moment iets scherps tegen zijn nek. Aangever wist zich ondertussen los te wurmen uit de greep van ‘ [persoon 1] ’ en het autoslot open te trappen. Hij heeft zich uit de auto laten rollen, maar omdat ‘ [persoon 1] ’ hem nog bij zijn jas vasthad, is zijn jas in de auto achtergebleven. Aangever is vervolgens richting de slagbomen van de parkeergarage gerend en zag daar een man, getuige [getuige] , in zijn auto zitten. Aangever is bij die man ingestapt en heeft de politie gebeld.
Verdachte heeft verklaard dat hij die dag aangever heeft opgehaald, omdat zij samen met ‘ [persoon 1] ’ lachgas zouden gaan gebruiken. Het klopt volgens hem niet dat aangever hem geld had geleend. Het is juist hij die aan aangever geld had geleend. Toen ze in de auto zaten, vroeg hij aan aangever wanneer hij dat geld terug zou krijgen. Op dat moment is een ruzie ontstaan, waarbij aangever de eerste klap aan verdachte heeft uitgedeeld. Verdachte heeft zich toen verdedigd door terug te slaan.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of zij op basis van het dossier bewezen vindt dat verdachte heeft geprobeerd aangever af te persen (feit 1 primair), dan wel – als de rechtbank niet vindt dat dit kan worden bewezen – dat verdachte aangever heeft mishandeld (feit 1 subsidiair).
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de poging tot afpersing (feit 1 primair) bewezen kan worden, subsidiair vindt hij de mishandeling bewezen (feit 1 subsidiair). Hij heeft daartoe het volgende naar voren gebracht. Aangever heeft meerdere verklaringen afgelegd. Deze verklaringen zijn betrouwbaar. Hoewel de verklaringen niet precies overeenkomen, zijn de verklaringen op wezenlijke punten consistent. De verklaringen worden bovendien ondersteund door andere bewijsmiddelen. De door aangever overgelegde bankafschriften en WhatsApp- en Snapchatgesprekken tonen aan dat aangever geld had geleend aan verdachte. Verder is op de letselfoto te zien dat aangever een hoofdwond heeft met daaronder een bult, wat past bij de door hem beschreven toedracht van het op het hoofd slaan met een ‘lifehammer’. Op de achterbank van de auto is ook een ‘lifehammer’ aangetroffen. Ook is de jas van aangever in de auto aangetroffen. De verklaring van aangever vindt verder steun in de verklaring van getuige [getuige] , degene bij wie aangever in de auto is gestapt. Dat aangever bij getuige [getuige] in de auto is gestapt, wordt ook bevestigd door de camerabeelden van de parkeergarage. Nu het dossier voldoende steunbewijs biedt voor de verklaring van aangever, kan worden bewezen dat verdachte heeft geprobeerd aangever af te persen (feit 1 primair). Mocht de rechtbank daar anders over denken, kan in ieder geval worden bewezen dat verdachte aangever heeft mishandeld door hem met de ‘lifehammer’ op het hoofd te slaan (feit 1 subsidiair).
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel de ten laste gelegde poging tot afpersing (feit 1 primair) als de mishandeling (feit 1 subsidiair) en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte ontkent aangever te hebben afgeperst. De verklaringen van aangever zijn niet betrouwbaar. Zijn verklaringen zijn inconsistent. Zo heeft aangever bij de politie verklaard over een mes, een schaar en een ‘lifehammer’ die verdachte en ‘ [persoon 1] ’ zouden hebben gebruikt bij de afpersing. Bij de rechter-commissaris noemt aangever deze wapens echter niet. Ook de bedreigende teksten waarvan aangever bij de politie heeft verklaard dat verdachte die naar hem zou hebben geuit, noemt aangever niet bij de rechter-commissaris. Verder heeft getuige [getuige] verklaard dat aangever tegen hem zei dat hij met verdachte had afgesproken om de afwikkeling van verzekeringsschade te bespreken, terwijl aangever ook hier niets over heeft verklaard bij de rechter-commissaris. De twijfel omtrent de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever, wordt nog eens onderstreept door het feit dat aangever een motief had om een valse verklaring af te leggen. Zo is het goed mogelijk dat aangever het geweld richting hem heeft verzonnen om zijn eigen agressieve gedrag te maskeren. Het kan ook zijn dat aangever heeft gedacht dat hij op deze manier aan zijn schuld richting verdachte kon ontkomen. Gelet hierop, kunnen de verklaringen van aangever niet voor het bewijs worden gebruikt. Uit het dossier blijkt verder niet dat verdachte het oogmerk had om aangever af te persen. Op de overgelegde chatgesprekken is niet te zien wie de ontvanger van de berichten is. Verdachte ontkent in ieder geval dat hij de ontvanger is geweest. Bovendien is op de plaats delict geen mes, schaar of vuurwapen aangetroffen. Verder is niet aangetoond dat de ‘lifehammer’ daadwerkelijk is gebruikt om aangever op zijn hoofd te slaan, nu daaraan geen DNA- of dactyloscopisch onderzoek is verricht. Kortom, er is onvoldoende bewijs voor zowel de poging tot afpersing (feit 1 primair) als de mishandeling (feit 1 subsidiair). Het is ook niet aannemelijk dat het letsel van aangever is veroorzaakt door verdachte. Het letsel is niet waargenomen door de verbalisanten ter plaatse of door getuige [getuige] . Het letsel past ook niet bij het slaan met een ‘lifehammer’. Het is daarom aannemelijker dat aangever dit letsel heeft opgelopen tijdens zijn worsteling met de politie. Kortom, er is onvoldoende bewijs voor zowel de poging tot afpersing (feit 1 primair) als de mishandeling (feit 1 subsidiair).
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Vrijspraak van de poging tot afpersing (primair)
De rechtbank vindt de poging afpersing niet bewezen en overweegt daartoe als volgt. Onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte aangever heeft gedwongen tot het afgeven van geld. Aangever is de enige die hierover verklaard. Zijn verklaring vindt op dit punt onvoldoende steun in het dossier. Hij heeft ter onderbouwing bankafschriften en WhatsApp- en Snapchatgesprekken overgelegd. Daaruit zou volgens hem blijken dat hij – bij wijze van een geldlening – bedragen heeft overgemaakt naar verdachte. Echter, deze overboekingen kunnen ook passen bij de verklaring van verdachte dat hij degene is geweest die geld aan aangever heeft geleend. De overboekingen zouden zo beschouwd terugbetalingen aan verdachte kunnen betreffen. Bij deze stand van zaken al verdachte worden vrijgesproken van de poging tot afpersing .
3.4.2
Het oordeel over de mishandeling (subsidiair)
De rechtbank vindt wel bewezen dat verdachte aangever heeft geslagen en dat aangever daardoor pijn heeft bekomen op basis van de aangifte, de verklaring van aangever bij de rechter-commissaris en de verklaring van verdachte ter zitting. Aangever heeft namelijk in zijn aangifte en bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte hem heeft geslagen. Ter zitting heeft verdachte ook verklaard dat hij aangever heeft geslagen, met een vlakke hand. Ook de getuige [getuige] , bij wie aangever in de auto is gaan zitten toen hij uit de auto van verdachte was gevlucht, heeft verklaard dat aangever hem vertelde dat hij door de daders was geslagen. Naar het oordeel van de rechtbank ligt in de omstandigheden waaronder verdachte aangever heeft geslagen, namelijk in een auto waarbij er geen ruimte is om uit te wijken, besloten dat aangever hierdoor pijn heeft ondervonden. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat aangever hem eerst sloeg en dat hij handelde uit zelfverdediging. Voor zover verdachte daarmee een noodweer-verweer heeft willen voeren, verwerpt de rechtbank dit verweer omdat uit het dossier niet is gebleken dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich noodzakelijkerwijs diende te verdedigen. Ook is niet komen vast te staan dat hij aangever met de ‘lifehammer’ tegen het hoofd heeft geslagen. Verdachte ontkent dit en de verklaring van aangever wordt op dit punt onvoldoende ondersteund. Van het letsel aan het hoofd van aangever kan niet buiten redelijke twijfel worden aangenomen dat dit moet zijn veroorzaakt door het slaan met de ‘lifehammer; het dossier laat ruimte voor de mogelijkheid dat aangever dit letsel heeft opgelopen tijdens zijn verzet tegen de politie, zoals de verdediging heeft aangevoerd. Van dit onderdeel zal verdachte daarom worden vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de in bijlage I opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 16 december 2021 te Amsterdam opzettelijk heeft mishandeld door op het hoofd van [aangever] te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 127 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf voor de duur van 80 uren. De officier van justitie vindt het niet nodig om aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden te verbinden, gelet op het tijdsverloop en verdachte nu al onder reclasseringstoezicht staat en in dat kader voldoende hulpverlening krijgt, welke hulpverlening ook goed verloopt.
7.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft, in het geval dat enig feit bewezen wordt verklaard, de rechtbank verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de volgende omstandigheden. Uit het reclasseringsadvies van 25 augustus 2023 blijkt dat sinds de opname van verdachte in de Forensische Verslavingskliniek (hierna: Fvk) zijn leefgebieden zijn gestabiliseerd. Hij gebruikt geen lachgas meer, woont beschermd en is ingebed in hulpverlening. Gelet op deze positieve ontwikkelingen en het tijdsverloop, vindt de raadsman dat het opnieuw opleggen van bijzondere voorwaarden, met bijbehorende proeftijd, geen toegevoegde waarde heeft. Het opleggen van een taakstraf kan de positieve ontwikkeling die verdachte doormaakt doorkruisen. Een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf doet volgens de raadsman voldoende recht aan de omstandigheden van het geval.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft aangever, destijds een vriend van hem, tijdens een ruzie in de auto op het hoofd geslagen. De oorzaak van deze ruzie is niet duidelijk geworden. Evenmin wat er zich precies in de auto heeft afgespeeld. Dat neemt niet weg dat geweld nooit de oplossing mag zijn. Het moge duidelijk zijn waarom. Uit de verklaring van aangever blijkt dat hij enorm is geschrokken van wat er is gebeurd. De rechtbank gaat ervanuit dat dit ook geldt voor de getuigen. Zij werden immers uit het niets geconfronteerd met een voor hen onbekende man die in paniek in hun auto stapt en laat weten dat hij zojuist is beroofd en geslagen, door mannen die zich op dat moment nog bevinden in de auto voor hen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uitgangspunten voor de strafoplegging
Als uitgangspunt voor het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) die de rechtbanken hebben vastgesteld. Het oriëntatiepunt voor een eenvoudige mishandeling met een droge klap of schop is een geldboete van € 500,-.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft het strafblad van verdachte van 12 september 2023 meegenomen bij het bepalen van de op te leggen straf. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaar eerder is veroordeeld voor onder meer een mishandeling.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 25 augustus 2023, opgesteld door [persoon 2] . Hieruit blijkt, samengevat, het volgende. Verdachte staat momenteel onder reclasseringstoezicht, welk toezicht loopt tot juni 2024. Verdachte is van ver gekomen, maar inmiddels gaat het beter met hem. Verdachte kwam op 17-jarige leeftijd voor het eerst in aanraking met justitie, waarna het tempo en de ernst van de door hem gepleegde strafbare feiten toenam. Er waren daardoor veel zorgen, ook vanwege zijn hardnekkige lachgasverslaving. Hij gebruikte op het hoogtepunt zo’n 2.000 ballonnen per dag. Verdachte heeft echter – met hulp van onder meer de reclassering – in de afgelopen anderhalf jaar aan zichzelf gewerkt en is sinds januari 2022 abstinent van het gebruik van lachgas. Hij is sinds die tijd ook niet meer in aanraking gekomen met justitie. Hij woont momenteel beschermd op een locatie van Kwintes in [plaatsnaam] . Ook volgt hij een ambulante behandeling bij De Waag, gericht op het aanleren van gezonde copingvaardigheden. Verdachte heeft weer goed contact met zijn familie, die hem en zijn traject steunt. Ook heeft hij al geruime tijd een vriendin die hem steunt en met wie hij samen een toekomst wenst op te bouwen. Hoewel alles goed verloopt in het huidige reclasseringstoezicht, maakt de reclassering zich zorgen over de “pro-criminele” houding verdachte. Hij heeft namelijk tijdens gesprekken met de reclassering te kennen gegeven dat hij het criminele leven soms mist en overweegt om terug te gaan naar dit leven. Gelet hierop, adviseert de reclassering een deels voorwaardelijke straf met daaraan verbonden de huidige bijzondere voorwaarden, en daarbij een proeftijd van drie jaar.
Strafoplegging
Gelet op de geringe ernst van het feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld, vindt de rechtbank dat verdachte voldoende is gestraft met de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank vindt – in afwijking van het oriëntatiepunt – een gevangenisstraf van 3 dagen, met aftrek van voorarrest, passend en zal deze aan verdachte opleggen.
De rechtbank ziet daarnaast geen ruimte om de door de reclassering geadviseerde voorwaardelijke straf op te leggen. Ook ziet de rechtbank daar geen aanleiding toe. Verdachte heeft in het huidige reclasseringstoezicht een positieve ontwikkeling laten zien. Gezien de hardnekkigheid van zijn verslaving zal dit geen makkelijk traject zijn geweest en verdachte is terecht trots op wat hij in deze relatief korte tijd heeft bereikt. De rechtbank heeft op dit moment geen reden om eraan te twijfelen dat verdachte deze ontwikkeling niet zal blijven voortzetten, ook zonder reclasseringstoezicht.

8.Beslag

De rechtbank is van oordeel dat ‘Greenwheels’, de verhuurder van de auto waarin verdachte reed, de rechthebbende is van het in beslag genomen goed, te weten een ruitentikker (‘lifehammer’) (goednummer: 6134371). De rechtbank gelast daarom teruggave van het goed aan ‘Greenwheels’.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan Greenwheels van:
1. ruitentikker (goednummer: 6134371).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Smit, voorzitter,
mr. E.G.M.M. van Gessel en mr. N.G.H. Verschaeren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Ç.H. Dede, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 oktober 2023.
[…]