Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank beoordeelt of het college in redelijkheid een tijdelijke omgevingsvergunning voor het evenement Amsterdam Open Air 2022 heeft verleend aan vergunninghouder. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en laat de omgevingsvergunning in stand. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Eiseres komt op tegen de omgevingsvergunning voor een festival dat inmiddels al heeft plaatsgevonden. Daarom moet de rechtbank eerst de vraag beantwoorden of eiseres nog wel procesbelang heeft bij deze procedure.
8. De rechtbank oordeelt dat procesbelang aanwezig is. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), bestaat er nog belang bij de beoordeling van de rechtmatigheid van een vergunning voor een evenement dat al heeft plaatsgevonden, indien er een reële kans op herhaling hiervan bestaat. Aangezien het hier om een jaarlijks terugkerend festival gaat en vergunninghouder de intentie heeft om dit evenement ook in 2024 te laten plaatsvinden, is de rechtbank van oordeel dat eiseres procesbelang heeft.
9. Eiseres voert – samengevat – aan dat ten onrechte relevante stukken ontbreken die onderdeel uitmaken van de vergunningsvoorwaarden en dus beschikbaar zouden moeten zijn. Volgens het college dateren deze stukken van na de omgevingsvergunning en zijn alle andere relevante stukken verstrekt, of waren deze stukken voor eiseres opvraagbaar. Eiseres heeft dit niet betwist.
10. De rechtbank volgt het standpunt van het college dat stukken die niet zien op de totstandkoming van de omgevingsvergunning, maar op de evaluatie van het evenement niet in deze procedure overgelegd hoefden te worden. Eiseres heeft verder onvoldoende concreet gemaakt wanneer zij om inzage dan wel toezending van de betreffende stukken heeft gevraagd. Deze beroepsgrond slaagt niet.
11. Eiseres voert – samengevat – aan dat door jaarlijks een tijdelijke omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan, er in feite een omgevingsvergunning voor onbepaalde tijd wordt verleend. Het is niet duidelijk welk effect dit heeft op de bodemkwaliteit. Volgens eiseres veroorzaakt het evenement onevenredige schade aan de natuurwaarden, flora en fauna en de bodem van de locatie.
12. De rechtbank vat het voorgaande op als een beroep op de bepalingen uit de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet bodembescherming (Wbb). Ingevolge artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
13. De Afdeling heeft in een uitspraak van 8 maart 2023(over de festivals Amsterdam Open Air 2018 en 2019) reeds geoordeeld dat eiseres zich niet kan beroepen op de normen uit de Wnb en Wbb die strekken tot bescherming van de natuurwaarden, flora en fauna en bodem. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om nu anders te oordelen. De rechtbank laat de beroepsgronden die betrekking hebben op de natuurwaarden, flora en fauna en de bodem van de locatie dus buiten beschouwing, nu artikel 8:69a van de Awb eraan in de weg staat dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.
14. Eiseres voert – samengevat – aan dat het college geen rekening heeft gehouden met haar kritiekpunten inzake de ruimtelijke ordening. Eiseres wijst hierbij op de rapporten over mobiliteit, geluid en het locatieprofiel en op de gestelde economische spin-off.
15. De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank legt hierna per onderdeel uit hoe zij tot dit oordeel komt.
16. Volgens eiseres klopt het mobiliteitsplan niet. Bezoekers komen weliswaar naar het festival met de metro, maar verlaten het festival in grote getalen met taxi’s. Dit leidt tot grote verkeersopstoppingen en overlast.
17. De rechtbank stelt vast dat het college aan de omgevingsvergunning een mobiliteitsplan (inclusief verkeers- en vervoerplan) ten grondslag heeft gelegd. De rechtbank heeft geen concrete aanknopingspunten voor de conclusie dat de parkeer- of verkeersoverlast onaanvaardbaar is. Daarvoor acht zij het positieve advies ruimtelijke ordening van 21 april 2022 relevant. Hieruit blijkt dat op basis van het bezoekersprofiel de prognose is dat de bezoekers overwegend met het openbaar vervoer of de fiets naar de locatie komen. Het bezoek wordt gestimuleerd om met name per openbaar vervoer naar het evenement te komen. Met de metrovervoerder zijn afspraken gemaakt over de inzet van extra metrostellen. Verder is er een tijdelijk parkeerterrein ingericht en taxi’s worden gereguleerd door verkeersregelaars. De locatie biedt meer dan voldoende ruimte om de geprognosticeerde aantallen van de vervoersstromen te faciliteren, aldus het advies ruimtelijke ordening. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college zijn besluit mocht baseren op het mobiliteitsplan.
18. Ter zitting heeft verweerder erkend dat tijdens het evenement weliswaar sprake is van enige verkeersoverlast, maar dat dit niet dusdanig is dat het woon- en leefklimaat onevenredig wordt aangetast. De rechtbank sluit zich hierbij aan. Het evenement duurt twee dagen en na afloop van het evenement zal enige verkeershinder van vertrekkende bezoekers plaatsvinden. Deze overlast is echter dusdanig kort in tijd (na afloop van het evenement), dat het college de belangen van vergunninghouder in dit geval zwaarder mocht laten wegen.
19. Volgens eiseres zijn de hevige basdreunen van voorgaande jaren weliswaar minder geworden door het geluidsbeleid, maar het stemgeluid dat versterkt wordt draagt veel verder en wordt steeds harder.
20. De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende voorschriften heeft opgenomen die waarborgen dat de geluidsbelasting het woon- en leefklimaat van eiseres niet onevenredig aantasten. Zo heeft het college bijvoorbeeld een geluidsplan aan de omgevingsvergunning ten grondslag gelegd, zijn geluidsnormen opgesteld en moet bijvoorbeeld binnen de organisatie ten minste één deskundig persoon worden belast met de controle op het geluidsniveau, inclusief de naleving van de geluidsvoorschriften. Voor zover eiseres aanvoert dat tijdens het evenement in strijd is gehandeld met de voorschriften, ligt dat in de handhavingssfeer en kan dat bij deze procedure niet aan de orde komen.
21. Volgens eiseres heeft het college niet onderbouwd dat sprake is van een economische spin-off. Volgens eiseres is de economische spin-off zeer beperkt.
22. De rechtbank oordeelt dat het college zich op het standpunt mocht stellen dat sprake is van sociale verbinding met het stadsdeel. Zo wordt, zoals door vergunninghouder ter zitting nader toegelicht, de samenwerking gezocht met lokale ondernemers en kan het verhogen van recreatieve mogelijkheden en aantrekkelijkheid leiden tot betere bekendheid van het stadsdeel.
23. Eiseres voert – samengevat – aan dat niet is onderbouwd waarom wordt afgeweken van het locatieprofiel. De afzetting van gebieden buiten het locatieprofiel neemt elk jaar toe.
24. De rechtbank stelt vast dat de omgevingsvergunning op twee punten afwijkt van het locatieprofiel. Volgens de ruimtelijke onderbouwing zijn deze overschrijdingen noodzakelijk vanwege specifieke inrichtingstechnische redenen. Zo is er in het entreegebied en in het Zuidwesten van het terrein een klein stuk terrein extra afgezet, omdat er op dit punt in het verleden veelvuldig pogingen zijn gedaan om in te sluipen en om de calamiteitenroute vrij begaanbaar te houden. Deze overschrijding is in voorgaande jaren reeds akkoord bevonden door de Afdeling.De rechtbank ziet, gelet op de motivering van het college, geen reden daar nu anders over te oordelen.
Verder is er een afwijking in verband met het plaatsen van een tijdelijke wateropslag. Deze kan volgens de ruimtelijke onderbouwing om logistieke redenen en omwille van de nabijheid van het centrale commandopost in verband met de toezicht, niet op een andere locatie staan. Met de geringe overschrijdingen wordt de op grond van het locatieprofiel maximaal te gebruiken 25% van het grondoppervlak van het park niet overschreden. Gelet op deze onderbouwing en omdat het om geringe overschrijdingen gaat, heeft het college de afwijking naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd.
Voor zover eiseres stelt dat er nog meer overschrijdingen van het locatieprofiel zijn, ligt dat in de handhavingssfeer en kan dat in deze procedure over de omgevingsvergunning niet aan de orde komen.
25. Eiseres voert – samengevat – aan dat de vergunningvoorschriften, als ze al duidelijk zijn, niet uitvoerbaar en/of handhaafbaar zijn nu niet duidelijk is bij wie overtredingen gemeld kunnen worden.
26. De rechtbank oordeelt dat de vergunningvoorschriften voldoende concreet zijn geformuleerd. Zoals op zitting is meegedeeld door het college en vergunninghouder zijn er tijdens het gehele evenement toezichthouders aanwezig op de locatie. De verwachting van eiseres dat in de praktijk niet adequaat wordt gehandhaafd, kan niet tot het oordeel leiden dat de voorschriften onuitvoerbaar of onrechtmatig zijn.
Ontvankelijkheid Stichtingen en Vereniging, bestemmingsplan, milieuvoorschriften en deskundigheid vergunninghouder
27. Eiseres voert nog aan dat de Stichting Natuurbescherming Zuidoost, de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging en de Stichting bewonersplatform Gein in bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard. De rechtbank stelt vast dat deze beroepsgrond buiten de omvang van deze procedure valt. De rechtbank geeft daar dus geen oordeel over.
28. Eiseres voert verder aan dat zij het oneens is met hoe het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ wordt gehanteerd bij de bepaling of sprake is van een persoonlijk belang. De rechtbank stelt vast dat eiseres in deze zaak als belanghebbende is aangemerkt, zodat zij ook deze beroepsgrond verder onbesproken zal laten.
29. Tot slot voert eiseres aan dat het college een bestemmingsplanwijziging moet doorvoeren en dat vragen over milieuvoorschriften onbeantwoord blijven. Ook trekt eiseres de deskundigheid van de vergunninghouder in twijfel.
30. De twijfel die eiseres heeft aan de deskundigheid van de vergunninghouder heeft zij niet onderbouwd. Ook heeft eiseres niet onderbouwd om welke milieuvoorschriften het gaat. Verder is het aan de gemeenteraad als planwetgever om al dan niet het bestemmingsplan te wijzigen.