ECLI:NL:RBAMS:2023:6577

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
C/13/727462 / HA ZA 23-8
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op Early Leaver bepaling in vennootschapsrechtelijke context

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Craft Capital Fund I B.V. en de gedaagden, waaronder [gedaagde 1] en [gedaagde 2] B.V. Het geschil betreft de toepassing van de Early Leaver bepaling uit een aandeelhoudersovereenkomst (SHA) die is gesloten in het kader van een participatie in een familiebedrijf dat actief is in de mosselkweek en -verwerking. Craft Capital, als meerderheidsaandeelhouder, heeft een beroep gedaan op deze bepaling, die hen verplicht om aandelen aan te bieden indien [gedaagde 1] zijn arbeidsovereenkomst beëindigt binnen vijf jaar na de overeenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] zijn arbeidsovereenkomst heeft beëindigd binnen deze termijn, maar heeft vervolgens beoordeeld of het beroep op de Early Leaver bepaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De rechtbank concludeert dat de omstandigheden, waaronder de onderlinge verhoudingen tussen partijen en de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen, maken dat het beroep op de Early Leaver bepaling niet kan worden gehonoreerd. De rechtbank wijst de vorderingen van Craft Capital af en veroordeelt hen in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/727462 / HA ZA 23-8
Vonnis van 18 oktober 2023
in de zaak van
CRAFT CAPITAL FUND I B.V.,
te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Craft Capital,
advocaat: mr. J. de Rooij te AMSTERDAM,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] , en afzonderlijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
advocaat: mr. J.P.P. Latour te AMSTERDAM.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 april 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 4 juli 2023,
- de brief van 25 juli 2023 aan de zijde van Craft Capital met opmerkingen over het proces-verbaal,
- de brief van 25 juli 2023 aan de zijde van [gedaagden] met opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

De partijen
2.1.
[bedrijf] B.V. ( [bedrijf] ) is van oudsher een familiebedrijf van de familie [gedaagde 1] . [bedrijf] drijft (met haar dochtervennootschappen) een onderneming op het gebied van de kweek van mosselen en oesters, het verwerken van mosselen, oesters en kreeft en de groothandel in schaal- en schelpdieren. Het bestuur van [bedrijf] werd tot 9 juni 2021 gevormd door [gedaagde 1] en zijn zus [naam 1] (mevrouw [naam 1] ). Ook [gedaagde 2] is een bedrijf van de familie [gedaagde 1] . De aandelen in [gedaagde 2] worden gehouden door de heren [naam 2] en [naam 3] (oom en vader van [gedaagde 1] ).
2.2.
Onder druk van de ABN AMRO Bank zijn [gedaagde 1] en mevrouw [naam 1] in 2021 op zoek gegaan naar een externe investeerder. Zij zijn in contact gekomen met Craft Capital, een jong investeringsfonds. Dit heeft geleid tot een transactie waarbij op 9 juni 2021 een ‘participatie- en aandeelhoudersovereenkomst’ (SHA) en een ‘koopovereenkomst betreffende de aandelen in [bedrijf] B.V.’ (SPA) tot stand zijn gekomen (de Transactie). Als onderdeel van de Transactie verkreeg New Zeeland B.V. (New Zeeland) alle aandelen in [bedrijf] . Na een daarop volgende uitgifte van aandelen worden de aandelen in New Zeeland sindsdien gehouden in de volgende verhoudingen:
  • i) 36.700 aandelen (80,96%) door Craft Capital;
  • ii) 2.272 aandelen (5%) door Spitfire Global B.V.;
  • iii) 700 aandelen (1,54%) door de Stichting Administratiekantoor Craft Capital;
  • iv) 455 aandelen (1%) door [gedaagde 1] ;
  • v) 5.226 aandelen (11,50%) door [gedaagde 2] .
2.3.
Eveneens op 9 juni 2021 is [gedaagde 1] benoemd tot statutair bestuurder van New Zeeland en is hij op basis van een arbeidsovereenkomst bij de vennootschap in dienst getreden. Op dezelfde datum werd naast [gedaagde 1] mevrouw [naam 1] tot bestuurder van New Zeeland benoemd.
De Early Leaver bepaling
2.4.
In artikel 18 van de SHA is een verplichte aanbiedingsregeling opgenomen. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen drie situaties: de Bad Leaver (artikel 18.1), de Early Leaver (artikel 18.2) en de Good Leaver (artikel 18.3). In deze procedure maakt Craft Capital aanspraak op de aanbiedingsregeling zoals neergelegd in de Early Leaver bepaling op grond waarvan – indien aan de voorwaarden is voldaan – [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gehouden zijn (een deel van) hun aandelen aan Craft Capital aan te bieden.
2.5.
In de aanloop naar de definitieve tekst van de aanbiedingsregeling is door [gedaagde 1] , mevrouw [gedaagde 1] en hun juridisch adviseur mr. W.J. [naam 9] ( [naam 9] ) aangedrongen op aanpassing daarvan. Dat blijkt uit meerdere berichten, zoals dat van mevrouw [naam 1] aan – onder meer – [naam 9] van 7 mei 2021:

Gisteren heb ik (nogmaals) aangekaart dat wij er allemaal grote moeite mee hebben dat “de incentive” van degenen die het bedrijf zouden moeten gaan runnen feitelijk neerkomt op het voorkómen van een afstraffing van mijn vader en oom. Immers, wanneer een van ons weg zou willen dan moet [gedaagde 2]( [gedaagde 2] , rechtbank)
aandelen inleveren. Waar mijn oom en vader gewoon voor hebben betaald door middel van inbreng.Werknemerschap en aandeelhouderschap zijn op een oneigenlijke manier aan elkaar geknoopt. (…)
2.6.
Op 8 mei 2021 heeft [naam 9] aan de heer [naam 4] ( [naam 4] ) van Craft Capital onder meer het volgende geschreven:

(…) Jullie hebben die sweet equity niet aan het management willen gunnen, maar willen wel een strakke leaver- en non-concurrentieregeling die zelfs zover gaat dat als [gedaagde 1], rechtbank)
vertrekt, iedereen zijn aandelen moet inleveren. Het management voelt dat zij aldus wel de “min” door de strot geduwd krijgt maar niet de daartegenover staande “plus” ontvangt. Dat verklaart de weerstand bij het management: wat Craft nu aanbiedt voelt voor hen niet als een mooie incentive maar eerder als een wurgcontract.
Wat die dinsdag (…) door elkaar is gaan lopen is de participatie van [gedaagde 2] (…) enerzijds en de participatie van het management anderzijds. (…)
2.7.
In een Whatsappconversatie op 20 mei 2021 tussen [naam 9] en [naam 4] staat onder meer het volgende:
[naam 9] : “
(…) Dan resteren nog drie punten waarover wij het met jou willen hebben: (i) aandelen management, (ii) leaver-regeling met als meest gevoelige punt dat [gedaagde 2] 50% van haar aandelen tegen nominaal moet inleveren als [gedaagde 1] vertrekt (…)
[naam 4] : “
Bij het kruisje…(…)
[naam 9] : “
Nou nee dus want het management gaat eigenstandig 150k eigen geld vrij maken en investeren. (…) Ik denk dat het een win-win is als Craft dat op waarde schat zodat het management enorm gemotiveerd en gestimuleerd wordt – dat bereik je echt niet door [gedaagde 2] te dwingen 50% van haar aandelen in te leveren als [gedaagde 1] vertrekt. (…) Motiveren en iemand aan je binden doe je door positieve maatregelen, niet door te proberen iemand aan de ketting te leggen. [gedaagde 2] zal nooit van [gedaagde 1] verlangen dat hij aanblijft omdat zij anders 50% van zijn aandelen moet inleveren, zo werkt dat niet in familieverhoudingen. Dat is gewoon een weeffout (…).
2.8.
Een en ander heeft – op de door [gedaagden] gewenste punten – niet tot aanpassing van de leaver-bepaling geleid. De tekst die in de SHA is overeengekomen luidt – voor zover relevant – als volgt:

18.Verplichte aanbieding

18.2
Early Leaver
[gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] zijn/is gehouden een deel van haar Aandelen aan Craft Capital aan te bieden indien [gedaagde 1] de arbeidsovereenkomst met de Groep beëindigt binnen vijf jaar na de datum van deze overeenkomst of zoveel eerder als er een met goedkeuring van Craft Capital een opvolger is aangetrokken en ingewerkt, waarbij (a) de aanbiedingsplicht uitsluitend zal gelden voor de door [gedaagde 1] gehouden aandelen, en (b) indien de aanbiedingsplicht in de eerste twee jaar na de datum van deze overeenkomst ten aanzien van [gedaagde 1] zal ontstaan, [gedaagde 2] zal zijn gehouden om 50% van de door haar gehouden Aandelen aan Craft Capital aan te bieden, anders dan (a) op initiatief van Craft Capital, of (b) wegens overlijden, arbeidsongeschiktheid of (naar het oordeel van Craft Capital) dringende persoonlijke omstandigheden ten aanzien van [gedaagde 1] .
(…)
18.4
Indien een aanbiedingsplicht ontstaat op grond van artikel (…) 18.2 (…), geldt dat:
(…)
(iii) bij een aanbieding op grond van artikel 18.1 (bad leaver) de prijs van de Aandelen gelijk zal zijn aan het lagere van de nominale waarde en de Marktwaarde op het moment dat de aanbiedingsplicht ontstond;
(iv) bij een aanbieding op grond van artikel 18.2 (early leaver) de prijs van de Aandelen gelijk zal zijn aan:(a) in de eerste twee jaar na de datum van deze overeenkomst: de prijs genoemd in artikel 18.4(iii); (…)
De maanden na de Transactie
2.9.
Als gevolg van verschillende gebeurtenissen in de maanden na de Transactie, waarover later meer, zijn de verhoudingen tussen partijen onder druk komen te staan. Tekenend daarvoor zijn de volgende berichten:
2.10.
Email van 19 augustus 2021 van [naam 5] ( [naam 5] ) van Craft Capital aan mevrouw [naam 1] :

(…) Op basis van de kennis en ervaring die wij hebben opgedaan bij vele bedrijven, doen wij suggesties voor verbeteringen binnen [bedrijf] , hierop ervaren wij echter weerstand, terwijl wij dezelfde belangen hebben. (…)
2.11.
Email van [gedaagde 1] aan [naam 5] op 15 december 2021:

(…) Je kunt heel ijzerenheinig reminders blijven sturen en ons in de drukste maand van het jaar blijven bestoken met vragen. Vraag is even:wat betoog je er precies mee?(…)
2.12.
In december 2021 hebben [gedaagde 1] en mevrouw [naam 1] de heer [naam 6] ( [naam 6] ) – voormalig partner van Ernst & Young met kennis van de mosselsector – gevraagd te bemiddelen in de relatie met Craft Capital en op te treden als “vertaalbureau”. [naam 6] heeft, met instemming van Craft Capital, aan dat verzoek voldaan. De bemoeienis van [naam 6] heeft niet tot het gewenste resultaat geleid.
2.13.
Op 25 januari 2022 heeft [gedaagde 1] aan – onder meer – [naam 4] geschreven:

(…) Zoals jullie weten is [naam 1](mevrouw [naam 1] , rechtbank)
sinds medio nov voor een belangrijk deel uit de running. (…) Zelf ben ik evenmin in optima forma. Daar ben ik donderdag ook helder over geweest, denk ik; de afgelopen maanden zijn mij niet in de koude kleren gaan zitten. (…)
2.14.
Email van [naam 4] aan [gedaagde 1] en mevrouw [naam 1] van 27 januari 2022:

(…) Op basis van teleurstellende resultaten, gebrek aan financiële inzicht/analyses, de openstaande jaarrekeningen en de beperkte beschikbaarheid van [naam 1] willen wij op zeer korte termijn zoals eerder aangegeven een financieel persoon benoemen op 5 maanden interim basis met een frisse kijk op de business. (…)
2.15.
De reactie van [gedaagde 1] in zijn email van 31 januari 2022:

(…) Jullie hebben [naam 1] en mij benoemd als bestuurders. Wij zijn daarmee verantwoordelijk, richting meerdere partijen. Die verantwoordelijkheid voelen wij ook. Wanneer jullie echter op de stoel van de bestuurder gaan zitten, wanneer wij worden benaderd vanuit wantrouwen, wanneer er geen overeenstemming is over waarom het bedrijf in zwaar weer terecht is gekomen, wanneer voor ons niet duidelijk is wat jullie nou eigenlijk willen met het bedrijf en of jullie überhaupt wel willen investeren, dan wordt het voor ons erg lastig om ons werk te doen
(…) laten jullie ons (echt) besturen of geven jullie er de voorkeur aan het bedrijf zelf te besturen dan wel er andere bestuurders neer te zetten?
2.16.
En de reactie van [naam 4] hierop bij email van dezelfde dag:

Craft Capital is er niet op uit om op de stoel van de bestuurder te gaan zitten of het bedrijf zelf te besturen, wel vinden wij het noodzakelijk dat er op zeer korte termijn een (interim) financieel persoon benoemd wordt voor ongeveer 5 maanden. Dit is ook al meerdere malen aangegeven. Tot op heden is nog steeds onvoldoende inzicht in de financiële staat van de onderneming, en wij maken ons zorgen om de continuïteit van de onderneming. (…)
2.17.
Op 14 februari 2022 schreef [gedaagde 1] aan Craft Capital:

Afgelopen week waren 3 mensen op cruciale posten in de productie uitgevallen wegens corona / ziekte. Mensen van kantoor stonden beneden op de werkvloer om te voorkomen dat we stil vielen. Ik was daar vanzelfsprekend ook meer te vinden dan anders. Dat is onze dagelijkse realiteit. Nu terug naar die van jullie. (…)
Jullie willen een prognose voor herfinanciering van het werkkapitaal dat Craft heeft verschaft. Jullie halen ook steeds Baker Tilly erbij, maar stop daar alsjeblieft mee. Onze werkzaamheden voor Baker Tilly en onze afspraken met hen zijn steeds helder totdat jullie er doorheen gaan fietsen. (…)
Je vraagt – wederom – naar maandrapportages. Jullie hebben in oktober toch kolommenbalansen ontvangen op maandbasis, per entiteit vanaf mei 2018? (…)
Wat betreft het benaderen van [naam 7] of andere collega’s: iedereen heeft zijn bordje vol. Dus, laat alles via ons lopen. (…)
2.18.
Op 22 februari 2022 heeft [gedaagde 1] aan [naam 4] gemaild:

(…) Jouw laatste mail heb ik even moeten verwerken. Hij is voor mij namelijk de wel bekende druppel.
Dat het aanvoerframe vervangen moet worden en dat je zonder die investering komend seizoen niet kunt opstarten is bekend sinds september. Dat we uit de tijd lopen en er niet veel opties zijn, is eveneens bekend.
Wij leggen nu een oplossing voor die niet mijn voorkeur heeft, maar die tegemoet komt aan jullie wensen. (…) En wederom volgt er geen besluit. (…)
De wijze waarop jullie opereren en acteren staat mijn functioneren als bestuurder in de weg.
De gebeurtenissen van de afgelopen maanden hebben mij gebracht tot het volgende besluit: per 1 mei a.s. leg ik mijn functie van bestuurder neer. (…)
Het bedrijf gaat mij zeer aan het hart en mijn betrokkenheid is onverminderd groot, Dit is dus geen lichtzinnig besluit, maar inmiddels wel onvermijdelijk, helaas.
2.19.
[naam 4] heeft hier als volgt op gereageerd:
“S
pijtig om dit te horen. Ons doel is om met jullie gezamenlijk het bedrijf te laten groeien door elkaars kwaliteiten optimaal in te zetten, maar kennelijk gaat dit niet op de manier die jij voor ogen had. (…)
2.20.
Waarop [gedaagde 1] als volgt heeft gereageerd:

In de statuten van New Zeeland staat dat ik als directeur “het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming” voorop moet stellen. Dat had niet per se opgeschreven hoeven te worden; dat is voor mij een vanzelfsprekendheid. De afgelopen 30 jaar heb ik niet anders gedaan. Ook nadat jullie waren ingestapt heeft het belang van het bedrijf voor mij steeds voorop gestaan. Dat geldt ook voor [naam 1] . Helaas zijn wij na 9 juni tegen muren opgelopen. Het heeft ertoe geleid dat ik niet meer wil en kan fungeren als bestuurder.
[naam 1] en ik hebben onze zorgen en ons ongenoegen meer dan eens aangekaart en geuit. [naam 1] is er sinds medio november zelfs letterlijk ziek van. (…)
2.21.
Tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders van 13 mei 2022 zijn [naam 4] en [naam 8] ( [naam 8] ) benoemd tot statutair bestuurders van New Zeeland.
2.22.
[gedaagde 1] heeft in een brief van 31 mei 2022 aan “de directie van New Zeeland BV en [bedrijf] BV” laten weten dat hij geen andere optie ziet dan zijn functie als bestuurder van New Zeeland neer te leggen en per 1 juli 2022 ook zijn arbeidsovereenkomst te beëindigen.
2.23.
Craft Capital heeft een beroep gedaan op de Early Leaver bepaling van artikel 18.2 SHA. Partijen hebben tevergeefs geprobeerd een regeling te treffen.

3.Het geschil

3.1.
Craft Capital vordert - samengevat - dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
( i) [gedaagde 1] veroordeelt om binnen zeven dagen de door hem gehouden aandelen in New Zeeland B.V. aan Craft Capital te leveren tegen gelijktijdige betaling door Craft Capital van een koopprijs van € 4,55 op straffe van een dwangsom,
(ii) voor zover [gedaagde 1] niet voldoet aan het gevorderde onder (i), te bepalen dat dit vonnis op de voet van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van een in wettige vorm opgemaakte notariële akte van koop, verkoop en levering van de bedoelde aandelen,
(iii) [gedaagde 2] te veroordelen om binnen zeven dagen 50% van de door haar gehouden aandelen in New Zeeland B.V. aan Craft Capital te leveren tegen de gelijktijdige betaling door Craft Capital van een koopprijs van € 26,13 op straffe van een dwangsom,
(iv) voor zover [gedaagde 2] niet voldoet aan het gevorderde onder (iii), te bepalen dat dit vonnis op de voet van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van een in wettige vorm opgemaakte notariële akte van koop, verkoop en levering van de bedoelde aandelen,
( v) [gedaagden] hoofdelijk veroordeeld in de (na)kosten van dit geding.
3.2.
[gedaagden] voeren verweer. [gedaagden] concluderen tot niet-ontvankelijkheid van Craft Capital, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Craft Capital, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Craft Capital in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het is niet in geschil dat [gedaagde 1] binnen twee jaar na de Transactie zijn arbeidsovereenkomst heeft beëindigd. Dat betekent dat de Early Leaver bepaling van artikel 18.2 SHA van toepassing is. De vraag die moet worden beantwoord is of, zoals [gedaagden] aanvoeren, de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in de leden 2 van de artikelen 2:8, 6:248 en 6:2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aan een beroep op artikel 18.2 SHA in de weg staan. Dat is het geval indien het beroep van Craft Capital op de Early Leaver bepaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Redelijkheid en billijkheid: omstandigheden
4.2.
Het antwoord op de vraag of de redelijkheid en billijkheid aan een beroep op een contractueel beding in de weg staan, hangt af van de omstandigheden. Van belang zijn bijvoorbeeld de aard en de verdere inhoud van de overeenkomst waarin het beding voorkomt, de maatschappelijke positie en onderlinge verhoudingen van partijen, de wijze waarop het beding tot stand is gekomen en de mate waarin de wederpartij zich van de strekking van het beding bewust is geweest. In het algemeen geldt dat een tussen partijen geldende regel niet snel met een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid opzij gezet kan worden. De rechter zal in zijn beoordeling de nodige terughoudendheid moeten betrachten.
4.3.
Gelet op dit kader zijn de volgende omstandigheden van belang. De SHA vormt, met de SPA, onderdeel van de Transactie. Het betreffen uitvoerige contracten tussen professionele partijen die zijn bijgestaan door hun juridisch adviseurs. De tekst van artikel 18.2 is tussen partijen uitvoerig besproken, waarbij [gedaagden] hebben geprobeerd overeenstemming te bereiken over een aangepaste tekst, hetgeen niet is gelukt. Daaruit volgt dat [gedaagden] zich bewust zijn geweest van de strekking van het beding. Tegelijkertijd lijkt de wijze waarop het gesprek hierover werd gevoerd te hebben gezorgd voor wantrouwen over en weer. Doel van het beding was – in ieder geval volgens Craft Capital – binding van [gedaagde 1] aan de onderneming. [gedaagde 1] daarentegen heeft – zo heeft hij aangevoerd – noch tijdens de onderhandelingen, noch in de periode na 9 juni 2021 ervaren dat Craft Capital daadwerkelijk belang hechtte aan zijn betrokkenheid bij de onderneming. Volgens [gedaagde 2] vormde de Early Leaver bepaling bovendien een oneigenlijk middel. Bij een vroegtijdig vertrek van [gedaagde 1] – met wie [gedaagde 2] geen formele binding heeft – zou zij immers 50% van haar aandelen moeten inleveren tegen een lage prijs.
4.4.
Het beeld dat uit het dossier naar voren komt, en is bevestigd door hetgeen partijen tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht, is dat partijen niet elkaars taal spraken. De manier waarop het investeringsbedrijf Craft Capital opereerde sloot niet aan bij de manier waarop familiebedrijf [bedrijf] haar onderneming had georganiseerd. Pogingen om, met hulp van [naam 6] , elkaar beter te verstaan, zijn niet geslaagd. Partijen hebben al met al over en weer het gevoel gehad dat ze niet werden gehoord door de ander en dat met hun belang geen of onvoldoende rekening werd gehouden. Dit is van invloed geweest op de onderlinge verhoudingen.
Redelijkheid en billijkheid: de onderlinge verhoudingen
4.5.
Binnen de vennootschappelijke orde geldt dat het bepalen van het beleid en de strategie van een vennootschap en de met haar verbonden onderneming in beginsel een aangelegenheid is van het bestuur van de vennootschap. [gedaagde 1] diende zich bij de vervulling van zijn taak als bestuurder te richten naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming (artikel 2:239 lid 5 BW). Wat dat belang inhoudt, hangt af van de omstandigheden van het geval, maar wordt in de regel vooral bepaald door het bevorderen van het bestendige succes van de onderneming. Bij de vervulling van zijn taak als bestuurder diende [gedaagde 1] verder, mede op grond van het bepaalde in artikel 2:8 BW, zorgvuldigheid te betrachten met betrekking tot de belangen van al degenen die bij de vennootschap en haar onderneming zijn betrokken. Anders dan bestuurders mogen aandeelhouders zoals Craft Capital in beginsel hun eigen belang voorop stellen bij de uitoefening van hun aandeelhoudersrechten. De algemene vergadering van aandeelhouders kan haar opvattingen ten aanzien van het beleid en de strategie van de onderneming tot uitdrukking brengen door uitoefening van de haar in de wet en de statuten toegekende rechten. Dit betekent in het algemeen dat het bestuur aan de algemene vergadering verantwoording heeft af te leggen van zijn beleid, maar dat het, behoudens afwijkende wettelijke of statutaire regelingen, niet verplicht is de algemene vergadering vooraf in zijn besluitvorming te betrekken als het gaat om handelingen waartoe het bestuur bevoegd is. Ook is het bestuur niet verplicht de algemene vergadering in zo’n geval te consulteren.
4.6.
In dit geval is gebleken dat het (financiële) belang van Craft Capital regelmatig op gespannen voet stond met het – door [gedaagde 1] en zijn medebestuurder bepaalde – belang van de vennootschap. Weliswaar was Craft Capital van mening dat haar bemoeienissen het belang van de vennootschap dienden, maar wat dat belang inhoudt is in de eerste plaats aan het bestuur om te bepalen. Alles overziend is de conclusie dat sprake is geweest van een verstoring van de hierboven genoemde vennootschappelijke orde die in overwegende mate aan Craft Capital is toe te rekenen. De volgende situaties zijn voor dat oordeel doorslaggevend.
Verzoeken om informatie
4.7.
Volgens Craft Capital ontving zij van [gedaagde 1] onvoldoende noodzakelijke financiële informatie. In de ogen van [gedaagde 1] werden hij en mevrouw [naam 1] juist overvoerd met tijdrovende en (deels nodeloze) verzoeken om informatie. Dit verschil in beleving is een van de belangrijkste oorzaken van de verslechterde verhoudingen. Voorop staat dat het bestuur gehouden is aan de algemene vergadering van aandeelhouders, behoudens zwaarwichtige redenen, alle verlangde inlichtingen te verschaffen (art. 2:107 lid 2 BW). Artikel 13 van de SHA bevat daarnaast een verplichting voor (de bestuurders van) New Zeeland om algemene en specifieke informatie aan (onder meer) de aandeelhouders te verstrekken. Iedere aandeelhouder heeft bovendien op de vergadering van aandeelhouders zelfstandig het recht vragen te stellen en de vennootschap dient die vragen te beantwoorden. Daarbuiten hebben aandeelhouders geen recht op het verstrekken van door hen afzonderlijk verlangde informatie. Het recht op nadere inlichtingen is een recht van de algemene vergadering van aandeelhouders als orgaan van de vennootschap, verleend met het oog op vennootschappelijke rekening en verantwoording. [1]
4.8.
De rechtbank stelt vast dat uit het procesdossier blijkt dat Craft Capital aan [gedaagde 1] en zijn medebestuurder vele verzoeken om financiële informatie heeft gedaan. Ook blijkt daaruit dat vele van die verzoeken door [gedaagde 1] en/of mevrouw [naam 1] zijn beantwoord, hoewel niet altijd naar tevredenheid van Craft Capital, waarop een nieuw of herhaald verzoek volgde. [gedaagde 1] is verder tegemoet gekomen aan de verzoeken van Craft Capital door medewerkers van Craft Capital per 20 oktober 2021 rechtstreeks toegang te verlenen tot de boekhouding, zodat zij vanaf hun eigen locatie konden inloggen in het boekhoudsysteem. De informatieverzoeken vanuit Craft Capital bleven evenwel komen, hoewel [gedaagde 1] en mevrouw [naam 1] regelmatig met verwijzing naar het belang van de vennootschap hebben aangegeven dat het niet steeds – direct – mogelijk was aan de vele verzoeken te voldoen. Dat [gedaagde 1] en mevrouw [naam 1] , dan wel [bedrijf] , in strijd met artikel 13 van de SHA bepaalde informatie niet hebben verstrekt, is niet gesteld of gebleken.
Overige omstandigheden die de onderlinge relatie betreffen
4.9.
Op 29 juni 2021 vernam [gedaagde 1] van een concurrent dat [naam 4] en [naam 8] bij alle concurrenten langs gingen, terwijl New Zeeland juist op dat moment – bij aanvang van het nieuwe seizoen – in een hevige concurrentiestrijd verwikkeld was en de familie [gedaagde 1] [naam 4] al voorafgaand aan de Transactie dringend had afgeraden concurrenten te bezoeken.
4.10.
In de ogen van Craft Capital was de aanstelling van een business controller noodzakelijk om de (financiële) administratie van [bedrijf] op orde te brengen. Zij verbond aan een verhoging van het werkkapitaal de voorwaarde dat een business controller werd aangesteld. Craft Capital heeft vervolgens zelf een business controller geworven, die – volgens [gedaagde 1] en mevrouw [naam 1] – op 17 augustus 2021 onaangekondigd bij New Zeeland ‘op de stoep stond’, terwijl [gedaagde 1] gemotiveerd had aangegeven dat en waarom de aanstelling van een business controller niet in het belang van de vennootschap was.
4.11.
Craft Capital benaderde personeel en de accountant van New Zeeland met instructies en vragen, zonder [gedaagde 1] en zijn medebestuurder daarin te kennen. Ook nadat [gedaagde 1] Craft Capital had gevraagd dat niet meer te doen.
Beroep op Early Leaver is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
4.12.
Bovengenoemde gebeurtenissen, in combinatie met het feit dat partijen elkaars taal niet spraken, hebben ertoe geleid dat de bemoeienis van Craft Capital met de dagelijkse gang van zaken bij [gedaagde 1] op steeds meer weerstand stuitte. Met als gevolg dat Craft Capital probeerde de teugels nog strakker aan te halen. Hierdoor zijn de verhoudingen ernstig verstoord. Deze verstoring is, zoals volgt uit het voorgaande, in overwegende mate aan Craft Capital toe te rekenen. Een verstoring van de onderlinge verhoudingen binnen de vennootschap zal in het algemeen aan het goed functioneren van het bestuur in de weg staan en daarmee het belang van de vennootschap schaden. Dat heeft [gedaagde 1] ertoe gebracht vroegtijdig op te stappen als bestuurder en zijn arbeidsrelatie te beëindigen. Gelet op die omstandigheden kon in redelijkheid ook niet van [gedaagde 1] worden verwacht dat hij zijn taak als bestuurder nog langer behoorlijk kon vervullen. Toepassing van de Early Leaver bepaling zou er vervolgens op neerkomen dat [gedaagden] gehouden zijn (een deel van) hun aandelen in het kapitaal van New Zeeland tegen voor hen zeer ongunstige voorwaarden aan te bieden. In gevolgen is de Early Leaver in deze situatie immers gelijk aan een Bad Leaver (artikel 18.4 (iv) SHA). Tegen deze achtergrond is het beroep van Craft Capital op de Early Leaver bepaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
4.13.
Dit betekent dat de vorderingen worden afgewezen. Hetgeen [gedaagden] overigens aan het verweer ten grondslag hebben gelegd kan onbesproken blijven.
4.14.
Craft Capital is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagden] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
1.196,00
(2,00 punten × € 598,00)
Totaal
4.033,00
4.15.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van Craft Capital af,
5.2.
veroordeelt Craft Capital in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot dit vonnis vastgesteld op € 4.033,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Craft Capital in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als Craft Capital niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Singeling en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023.

Voetnoten

1.Hoge Raad 9 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM0976