3.3.1.Vrijspraak van het onder 4 en 5 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 4 en 5 is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
3.3.1.1. Valsheid in geschrift (feit 4)
De rechtbank overweegt net als de officier van justitie en de verdediging dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de geschriften zelf of tezamen en in vereniging met anderen heeft opgemaakt. Het eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde kan daarom niet worden bewezen. Met betrekking tot het tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde (gebruikmaken en/of voorhanden hebben van valse geschriften, bestemd om als bewijs voor enig feit te dienen) overweegt de rechtbank per document het volgende.
Werkgeversverklaring en salarisspecificatie [bedrijf 1] N.V.
Deze geschriften betreffen documenten op naam van verdachte en zouden volgens het Openbaar Ministerie vals zijn, en door verdachte en [partner van verdachte] (de partner van verdachte) zijn gebruikt om te bewijzen dat zij in aanmerking zouden komen voor een huurwoning. De eigenaar van huurbemiddelingsbureau [bedrijf 2] heeft verklaard dat de geschriften inderdaad aan haar zijn overgelegd. Zij heeft verklaard dat zij niet precies weet van wie zij deze documenten heeft ontvangen, maar vermoedelijk van [partner van verdachte] . [partner van verdachte] zou daarnaast samen met haar kind op de afspraak in de woning verschenen zijn en ook het huurcontract is gesloten door [partner van verdachte] . Uit deze verklaring, en uit de overige bewijsmiddelen in het dossier, blijkt niet dat verdachte contact heeft gehad met het huurbemiddelingsbureau, of dat hij op andere wijze bemoeienis heeft gehad met het indienen van deze documenten. Voor zover zou kunnen worden vastgesteld dat deze documenten vals zijn, kan niet worden vastgesteld dat verdachte ook wist van het bestaan van deze documenten. Dat verdachte wist dat [partner van verdachte] deze aan [bedrijf 2] zou overleggen, kan dus ook niet worden vastgesteld. De rechtbank gaat daarom mee in het verweer van de raadsman dat op basis van het dossier niet kan worden uitgesloten dat [partner van verdachte] buiten verdachte om de documenten heeft gebruikt om als bewijs te dienen. Dat verdachte (tezamen en in vereniging met [partner van verdachte] ) gebruikgemaakt heeft van deze documenten, of deze voorhanden heeft gehad, kan daarom niet worden bewezen.
Werkgeversverklaring [bedrijf 3] B.V.
Dit geschrift is een document dat in de woning van verdachte is aangetroffen en is volgens het Openbaar Ministerie vals en bestemd om als bewijs van enig feit te dienen. Volgens het Openbaar Ministerie kan worden bewezen dat verdachte dit document opzettelijk voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt dat de onder 4 in de tenlastelegging genoemde periode met betrekking tot het tweede alternatief/cumulatief, loopt van 1 augustus 2016 tot en met 20 september 2016. De woning van verdachte is op 12 en 14 december 2018 doorzocht, waarbij dit document is aangetroffen. Voor zover de rechtbank zou kunnen vaststellen dat dit geschrift vals is en dat verdachte dit voorhanden heeft gehad, kan zij niet vaststellen dat verdachte dit geschrift al eerder dan op de dag van de doorzoeking voorhanden heeft gehad. Nu de doorzoekingen niet binnen de tenlastegelegde periode vallen, kan ook met betrekking tot dit geschrift het tweede alternatief/cumulatief niet worden bewezen.
Personal Loan Agreement
Dit geschrift betreft een leenovereenkomst tussen [naam 1] en zijn onderneming [bedrijf 4] enerzijds en verdachte anderzijds. Uit dit document zou blijken dat verdachte € 100.000,00 heeft geleend. Uit het dossier komt verder naar voren dat dit geld bestemd was voor de aanschaf van het pand aan de [adres 2a] door verdachte. Volgens het Openbaar Ministerie is dit echter geen reële leenovereenkomst, maar een loanback-constructie. Op deze manier zou verdachte zijn eigen geld aan zichzelf teruglenen, terwijl het voor de buitenwereld zou lijken alsof hij het geld heeft geleend. Het Openbaar Ministerie brengt hiertoe verschillende omstandigheden naar voren, die, zonder deze omstandigheden hier uitgebreid weer te geven, veel vragen oproepen. Uit het dossier blijkt echter ook dat door [naam 1] en [bedrijf 4] wel degelijk in totaal € 100.000,00 is overgemaakt aan de notaris, ten behoeve van de aankoop van een pand aan de [adres 2a] door verdachte. Ondanks dat de feiten en omstandigheden uit het dossier duiden op een schimmige constructie, ontbreekt doorslaggevend bewijs dat verdachte het geleende geld daadwerkelijk eerst (contant of via andere wegen) aan de uitlenende partijen heeft gegeven. Dat daarmee feitelijk geen sprake is van een lening en dat de overeenkomst daarom (materieel) vals is, kan dan ook niet worden bewezen.
Tot slot merkt de rechtbank op dat ook door het Openbaar Ministerie naar voren is gebracht dat de overeenkomst in [land] zou zijn opgemaakt, terwijl verdachte op het moment van het sluiten van de overeenkomst niet in [land] was. Dat de overeenkomst in [land] is opgemaakt, wordt alleen op de eerste pagina in de tekst van de overeenkomst weergegeven. Bij de handtekening van verdachte staat niet vermeld dat deze in [land] is gezet. De rechtbank kan op basis van het dossier dan ook niet uitsluiten dat de overeenkomst in [land] (bijvoorbeeld met de aanwezigheid van verdachte via videoverbinding) is opgemaakt, maar dat verdachte deze in Nederland heeft ondertekend. Zonder meer kan daarom ook niet worden vastgesteld dat dat onderdeel van de overeenkomst vals is. Dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift, kan daarom ook met betrekking tot dit document niet worden bewezen.
3.3.1.2. Voorhanden hebben van pepperspray (feit 5)
De twee spuitbusjes die in de woning van verdachte zijn aangetroffen, zijn door de politie onderzocht. Uit het proces-verbaal van onderzoek blijkt dat de verbalisant de buitenkant van de flesjes heeft bekeken en met het flesje heeft geschud. Hieruit trekt de verbalisant de conclusie dat het pepperspray betreft en dat er daadwerkelijk vloeistof in de flesjes zit. De rechtbank is echter met de verdediging van oordeel dat op basis van dit onderzoek niet kan worden vastgesteld dat er daadwerkelijk pepperspray in de flesjes zat. De mogelijkheid dat de pepperspray bijvoorbeeld niet meer werkzaam was, of dat er een andere vloeistof in de flesjes zat, kan onvoldoende worden uitgesloten. Daar komt bij dat de houdbaarheidsdatum van in ieder geval één van de flesjes was verstreken en niet duidelijk is welk effect dit mogelijk heeft gehad op de werkzame stoffen. Het voorhanden hebben van pepperspray, zijnde een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, kan dan ook niet worden bewezen.
3.3.2.Het oordeel over het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank de feiten 1 tot en met 3 wel bewezen. Bepaalde onderdelen van deze feiten kunnen echter niet worden bewezen, reden waarom verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt als volgt.
3.3.2.1. Hennepkwekerijen (feit 1)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte medepleger is van het telen van hennep in de panden aan de [adres 3] , de [adres 2a] en de [adres 4] , zoals onder 1 primair is ten laste gelegd. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte als medepleger (feit 1 primair) of medeplichtige (feit 1 subsidiair) kan worden aangemerkt van het telen van hennep in het pand aan de [adres 1] . De rechtbank overweegt per pand het volgende.
[adres 1]
In de woning van verdachte zijn sleutels aangetroffen met daaraan sleutelhangers waarop “ [adres 1] en “ [afkorting adres 1] ” is geschreven. In het pand met dat adres is in 2017 een hennepkwekerij aangetroffen. Uit het onderzoek blijkt dat de betalingen voor de huur van dit pand plaatsvonden via personen die met verdachte in verband gebracht kunnen worden. Geen van deze betalingen leidt echter tot een directe link met verdachte. Of verdachte bij de betreffende hennepkwekerij betrokken is geweest en wat zijn rol dan was, kan naar het oordeel van de rechtbank op basis van het dossier niet worden vastgesteld. Feit 1 kan met betrekking tot dit pand dan ook niet worden bewezen, reden waarom de rechtbank verdachte van dit onderdeel vrijspreekt.
[adres 3]
Aantreffen en omvang hennepkwekerij
Op 12 december 2018 wordt een hennepkwekerij met in totaal 789 hennepplanten aangetroffen in het pand aan de [adres 3] te Amsterdam.Door de politie is onderzoek gedaan naar de kwekerij. De verbalisant stelt in dat onderzoek vast dat het koolstoffilter pas in de kwekerij aanwezig is sinds de laatste oogst. De productiedatum op de gipsplaat is daarentegen ongeveer 18 maanden geleden. Dit zijn in totaal 78 weken. Een eerdere gebruikte koolstoffilter gaat minimaal 40 weken mee, zo weet de verbalisant ambtshalve. Bij het gebruik van CO-boosters (die ook in de kwekerij zijn aangetroffen) duurt een kweekperiode ongeveer 8 weken. Dit maakt volgens de verbalisant dat kan worden vastgesteld dat minimaal vijf eerdere oogsten hebben plaatsgevonden.Op basis van het aantal aangetroffen hennepplanten en het aantal eerdere oogsten maakt de politie een berekening van de opbrengst van de kwekerij, die uitkomt op 120.322,5 gram.
De rechtbank acht de redenering en de berekening door de verbalisant inzichtelijk en helder beargumenteerd. De rechtbank neemt deze dan ook over en oordeelt dat kan worden vastgesteld dat in de hennepkwekerij in het pand aan de [adres 3] vijf eerdere oogsten hebben plaatsgevonden en dat de opbrengst 120.322,5 gram hennep is.
Betrokkenheid van verdachte
Op 28 november 2018 wordt door verbalisanten waargenomen dat verdachte samen met een ander dit bedrijfspand ingaat. Even later wordt waargenomen dat verdachte en de andere persoon het pand weer verlaten en dat verdachte het pand afsluit met een sleutel.
Uit het dossier blijkt verder dat [naam 2] sinds 2016 (middellijk) huurder is van het pand.De huurbetalingen voor het pand worden overgemaakt vanaf de rekening van [naam 2] .In een overzicht van betalingen van en naar de rekening van [naam 2] is te zien dat een huurbetaling telkens wordt voorafgegaan aan een contante storting of een overboeking ter hoogte van ongeveer hetzelfde bedrag als de huurbetaling. Deze overboekingen naar de rekening van [naam 2] worden onder andere gedaan door [naam 3] en [naam 4] .Blijkens het dossier is [naam 3] de eigenaar van ondernemingen die betalingen hebben gedaan aan [bedrijf 5] . Volgens de (middelijk) eigenaar van [bedrijf 5] was deze betaling bestemd voor de inrichting van een woning aan de [adres 5] , in opdracht van ene [naam 5] .De politie verbaliseert daarnaast dat [naam 4] eerder ook huur heeft betaald voor de woning van verdachte en zijn partner aan de [adres 5] .
De rechtbank trekt op basis van het voorgaande de conclusie dat de huurbetalingen vanaf de rekening van [naam 2] worden gefinancierd door contante stortingen en door overboekingen van derden. De overboekingen werden (gedeeltelijk) gedaan door personen die ook betalingen deden voor verdachte.
In de woning van [naam 2] is een telefoon aangetroffen met nummer + [telefoonnummer 1] . In deze telefoon bevinden zich berichten tussen personen die zichzelf “ [voornaam naam 2] ” en “ [voornaam verdachte] ” noemen. In deze berichten wordt onder andere geschreven: “Hi [voornaam naam 2] . We hadden elkaar gistegen gesproken in burgerking. Hoor het van je over je beslissing. Gr [voornaam verdachte] ”. Een bericht dat hierop volgt bevat de tekst: “Hey [voornaam verdachte] , ja ik wil het doen. Groetjes”.In een whatsappbericht van 31 juli 2017 met het voornoemde telefoonnummer, schrijft [voornaam naam 2] aan [naam 6] : “ [voornaam verdachte] wil de huur aan jou geven” en “Dan stort ik het op mijn bankrekening”.Uit het dossier blijkt voorts dat op 2 augustus 2017 € 1.560,00 op de bankrekening van [naam 2] is gestort en dat op dezelfde dag € 1.547,06 is overgemaakt naar Woningstichting [woonstichting] (de verhuurder van het pand aan de [adres 3] ).Ook wordt op voornoemde telefoon een whatsappbericht aangetroffen met “ [bijnaam verdachte 1] ”, waarin onder andere wordt geschreven: “Ik wacht op geld” en “Het was alleen niet zo veel. 15,840 gram. Laatste kamer waren ze beetje klein gebleven.”
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [naam 2] door ene “ [voornaam verdachte] ” gevraagd is om iets te doen, dat zij dit uiteindelijk is gaan doen en dat zij vervolgens van “ [voornaam verdachte] ” geld krijgt voor de huur van het pand aan de [adres 3] . Uit de berichten, gestuurd door “ [bijnaam verdachte 1] ”, blijkt daarnaast dat wordt gesproken over geld, grammen en dat “ze” een beetje klein waren gebleven. Daaruit trekt de rechtbank de conclusie trekt dat dit over hennep gaat.
Tot slot zijn in de woning van verdachte aan de [adres 5] twee handgeschreven briefjes aangetroffen.Op het ene briefje staan meerdere namen en bedragen geschreven, waaronder: “ [voornaam naam 2] 17/11/2018 € 10500 € 10000”en op het andere briefje staat: “ [voornaam naam 2] € 7300”.
Op basis van het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan dan dat verdachte degene is die hiervoor “ [voornaam verdachte] ” en “ [bijnaam verdachte 1] ” wordt genoemd. In dit oordeel weegt eveneens mee dat de voornaam van verdachte [voornaam verdachte] is en achternaam, [verdachte] , net als de naam “ [bijnaam verdachte 1] ” twee [letter] ’s bevat. Verdachte is dan ook degene die [naam 2] heeft gevraagd om het pand aan de [adres 3] op haar naam te huren en is degene die (in ieder geval één keer) geld voor de huur via [naam 6] aan [naam 2] heeft gegeven. Daarnaast heeft verdachte blijkens de handgeschreven briefjes een soort administratie gevoerd met betrekking tot de hennepkwekerij
[adres 2a]
Aantreffen en omvang hennepkwekerij
Op 12 december 2018 wordt een hennepkwekerij aangetroffen in het pand aan de [adres 2a] te Amsterdam. In dit pand worden 491 grote hennepplanten, 593 kleine hennepplanten en 8 hennepplant stekjes aangetroffen.
De rechtbank oordeelt dat kan worden vastgesteld dat “een hoeveelheid” hennep is geteeld in het pand aan de [adres 2a] . In het dossier is weliswaar berekend hoeveel eerdere oogsten plaatsgevonden zouden hebben, maar in tegenstelling tot de kwekerij in het pand aan de [adres 3] is deze berekening niet voldoende inzichtelijk en onderbouwd. Dat daadwerkelijk zeven oogsten hebben plaatsgevonden en dat daarmee de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheid hennep is geteeld, kan daarom niet worden bewezen. Van de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheid zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken en enkel “een hoeveelheid” bewezen verklaren.
Betrokkenheid van verdachte
Uit het dossier blijkt allereerst dat verdachte eigenaar is van het pand aan de [adres 2a] en [adres 2b] .
De politie beschrijft daarnaast dat uit onderzoek naar ING-bankrekening [rekeningnummer 1] van [bedrijf 6] BV over de periode 26 juni 2018 tot en met 28 januari 2019 naar voren komt dat rondom het moment dat de huurbetalingen aan verdachte plaatsvinden, contante stortingen op de rekening worden gedaan.”Uit het dossier blijkt voorts dat [naam 7] de wettelijk vertegenwoordiger is van [bedrijf 6] BV.
In de door verdachte gehuurde auto met kenteken [kentekennummer]zijn twee stortingsbewijzen aangetroffen. Het eerste betreft een stortingsbewijs d.d. 26 juni 2018, betreffende een contante storting van € 5.500,00 in coupures van € 500,00 ten gunste van voornoemd rekeningnummer [rekeningnummer 1] .
Het tweede stortingsbewijs d.d. 2 oktober 2018, betreft een contante storting van € 950,00 ten gunste van [rekeningnummer 2] .Dit rekeningnummer staat op naam van [bedrijf 7] en [naam 7] .Op dezelfde dag als de stortingen worden gedaan die op de stortingsbewijzen zijn vermeld, wordt vanaf de rekening van [bedrijf 6] BV geld overgemaakt aan verdachte onder de vermelding van in ieder geval het woord “huur” en/of “ [straatnaam adres 2] ”.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat huurbetalingen voor het pand aan de [adres 2a] zijn overgeboekt van de rekening van het bedrijf van [naam 7] . Deze betalingen zijn gefinancierd door contante stortingen. Van twee van deze stortingen is een stortingsbewijs aangetroffen in de auto, gehuurd op naam van verdachte.
Tot slot blijkt uit het dossier dat in het pand aan de [adres 2a] (conservatoir) beslag is gelegd op een gasgenerator.In de woning van verdachte aan de [adres 5] zijn twee bestelbonnen voor gasgeneratoren aangetroffen.Op één van die bonnen staat vermeld “ [adres 2a en 2b] ”.
Op basis van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte degene is die in totaal € 6.450,00 op de rekening van [bedrijf 6] BV heeft gestort en daarmee de huur voor het pand aan de [adres 2a] heeft gefinancierd. Daarnaast beschikte hij over bonnen voor gasgeneratoren, waarvan er in elk geval één bestemd was voor het genoemde pand aan de [adres 2a] . De rechtbank komt op grond van deze omstandigheden dan ook tot de conclusie dat verdachte niet alleen eigenaar is van het genoemde pand, maar ook wetenschap en betrokkenheid had bij de hennepkwekerij die zich erin bevond. Bij dit oordeel weegt daarnaast mee dat eenzelfde constructie lijkt te zijn gebruikt als in de hennepkwekerij aan de [adres 3] , waarbij iemand in naam het pand huurt en de huurbetalingen (gedeeltelijk) contant aan de “huurder” worden teruggegeven. De verklaring van [naam 7] dat hij het pand daadwerkelijk huurde, maar ook weer onderverhuurde, wat zou impliceren dat verdachte niets wist van de hennepkwekerij in de woning, is gezien het voorgaande dan ook niet aannemelijk.
[adres 4]
Aantreffen en omvang hennepkwekerij
Op 12 december 2018 wordt een hennepkwekerij aangetroffen in het pand aan de [adres 4] te Amsterdam.In de kwekerij worden 1965 hennepplanten aangetroffen en 2808 hennepstekken.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de genoemde hoeveelheden hennep zijn geteeld in het pand aan de [adres 4] .
Betrokkenheid van verdachte
Nadat is waargenomen dat verdachte en de andere persoon op 28 november 2023 het pand aan de [adres 3] hebben verlaten, rijden zij weg en zet verdachte de andere persoon af. Deze persoon gaat vervolgens het pand aan de [adres 4] binnen.
Op het moment dat de hennepkwekerij wordt aangetroffen, zijn er drie personen aanwezig in het pand, waaronder [naam 8] en [naam 9] .Uit het dossier blijkt dat in de telefoon die onder [naam 8] in beslag is genomen, het telefoonnummer [telefoonnummer 2] is opgeslagen onder de naam “ [bijnaam verdachte 2] ”. In de telefoon die onder [naam 9] in beslag is genomen, is ditzelfde nummer opgeslagen onder de naam “ [voorletter verdachte] ”.In de auto die, zoals hiervoor al vastgesteld, gehuurd is op naam van verdachte, is een telefoon aangetroffen met daarin een SIM-kaart met voornoemd telefoonnummer.In de telefoon die onder [naam 9] in beslag is genomen, zijn daarnaast Portugese berichten aangetroffen tussen de gebruiker van deze telefoon en het voornoemde telefoonnummer.Deze berichten bevatten (vertaald) onder andere woorden als: “huur” en “geld van het knippen”.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat het telefoonnummer, horende bij de telefoon die in de auto gehuurd op naam van verdachte is aangetroffen, is opgeslagen in de telefoons van twee personen die zijn aangetroffen bij de doorzoeking van het henneppand. Dit telefoonnummer is opgeslagen onder de namen “ [bijnaam verdachte 2] ” en “ [voorletter verdachte] ”. De rechtbank oordeelt op grond van het voorgaande dat het niet anders kan dan dat dit telefoonnummer aan verdachte toebehoort. Uit de vertaalde Portugese berichten blijkt daarnaast dat verdachte onder andere de woorden “geld van het knippen” gebruikt, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank duidt op hennepteelt.
Wanneer [naam 9] een foto wordt getoond van de man die op 28 november 2018 met een sleutel het pand aan [adres 4] binnen is gegaan, verklaart [naam 9] dat hij deze man kent als [naam 10] .Hij verklaart ook dat hij [verdachte] kent.
Op de telefoon die onder [partner van verdachte] in beslag is genomen, worden chats met “ [voornaam verdachte] ” en “ [voornaam verdachte] Nieuw” aangetroffen. Uit deze chats komt onder andere naar voren:
“[21-09-18 14:44:58] [voornaam verdachte] Nieuw : Waar ben je?
[21-09-18 14:49:56] [naam 11] : Onder weg
[21-09-18 14:49:59] [naam 11] : Jij
[21-09-18 14:50:11] [voornaam verdachte] Nieuw : Thuis
[21-09-18 14:50:15] [voornaam verdachte] Nieuw : Met [naam 10] ”.
Op een eerder genoemd handgeschreven briefje, aangetroffen in de woning van verdachte, staat daarnaast beschreven: “16/11/2018 [naam 10] medewerkers €14000”.
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte [naam 10] kent en dat verdachte [naam 10] bij de [adres 4] heeft afgezet, waarna [naam 10] het pand binnen is gegaan. [naam 10] komt ook voor op de briefjes (naar het lijkt administratie) die in de woning van verdachte zijn aangetroffen.
Verder blijkt uit gegevens van woningcorporatie [woonstichting] dat [naam 12] (middellijk) huurder is van het pand aan de [adres 4]De rekening van [naam 12] wordt gevoed door contante stortingen en overboekingen van een derde. Rondom een storting of overboeking wordt vanaf het rekeningnummer van [naam 12] huur overgemaakt naar [woonstichting] .In de telefoon die onder [naam 12] in beslag is genomen,zijn afdrukken van chatberichten aangetroffen van “ [bijnaam verdachte 1] ”. Hierin schrijft “ [bijnaam verdachte 1] ” onder andere “Ok dan ga ik verbouwen vanaf maandag. Gooi ik alles vol.”, “Op zo een manier als je naar benden gaat zie je alles. Nu als iemand beneden komt ziet niets. Lijkt een kelder. (...) Veel oudere vrouwen altijd nieuwsgierig.” en “Daarom wilde ik voorzichtig zijn. Ik ga ook meer verdienen als het groter is. Maar ik heb liever lang draaien en misschien iets minder in begin dan kort draaien met veel risico.”
De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat verdachte “ [bijnaam verdachte 1] ” is. Daarnaast stelt de rechtbank op grond van het voorgaande vast dat verdachte met de huurder van het Pand aan de [adres 4] communiceert over verbouwing. Uit de woorden van deze berichten, in samenhang met de omstandigheid dat een hennepkwekerij is aangetroffen in het pand, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het gaat over een voorgenomen verbouwing door verdachte, ten behoeve van het opzetten van een (verborgen) hennepkwekerij.
Ook met betrekking tot deze hennepkwekerij kan daarnaast worden vastgesteld dat de huurbetalingen worden gefinancierd door contante stortingen en overboekingen van een derde, en daarmee een vergelijkbare constructie is als bij de hennepplantages aan de [adres 3] en de [adres 2a] . Alle omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, oordeelt de rechtbank daarom dat kan worden vastgesteld dat verdachte ook betrokken is bij de hennepkwekerij in het pand aan de [adres 4] .
Conclusie t.a.v. feit 1
De rechtbank heeft hiervoor de betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerijen in de panden aan de [adres 3] , de [adres 2a] en de [adres 4] vastgesteld. De betrokkenheid in een uitvoerende rol (zoals het water geven of knippen van hennepplanten) kan niet worden vastgesteld. Echter, wel kan een regisserende en faciliterende rol worden vastgesteld. Verdachte heeft voor in ieder geval twee panden (een deel van) de huur gefinancierd, hield zich bezig met een verbouwing voor een ander pand en heeft in ieder geval voor één pand een huurder geregeld. Daarnaast is verdachte eigenaar van één van de henneppanden en heeft hij een administratie gevoerd die in verband kan worden gebracht met de hennepkwekerijen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte een grote rol heeft bij deze hennepkwekerijen en dat hij als medepleger van het telen van hennep kan worden aangemerkt.
3.3.2.2. Diefstal van elektriciteit (feit 2)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte met betrekking tot de hennepkwekerijen aan de [adres 3] , de [adres 2a] en de [adres 4] ook als medepleger van diefstal van elektriciteit kan worden aangemerkt. Van diefstal van elektriciteit aan de [adres 1] wordt verdachte vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
[adres 1]
Aangezien de rechtbank hiervoor onder 3.3.2.1 heeft geoordeeld dat de (omvang van de) betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij aan de [adres 1] niet kan worden vastgesteld, kan ook de diefstal van elektriciteit met betrekking tot deze hennepkwekerij niet worden bewezen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging.
[adres 3] , [adres 2a] en [adres 1]
Met betrekking tot zowel de hennepkwekerij aan de [adres 3] , de [adres 2a] als de [adres 1] is door Liander aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit. Uit de aangiften volgt dat onderzoek uitwijst dat in voornoemde panden een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt, die buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepkwekerij en deze voorzag van elektriciteit. Hierdoor werd afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat ten behoeve van de hennepkwekerijen, een hoeveelheid elektriciteit wederrechtelijk is toegeëigend.
Betrokkenheid van verdachte en conclusie t.a.v. feit 2
De rechtbank is van oordeel dat verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van de diefstal van elektriciteit. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte hier wel wetenschap van had. De rechtbank heeft onder 3.3.2.1 vastgesteld dat verdachte een cruciale (regisserende en faciliterende) rol had bij de hennepkwekerijen. Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat een hennepkwekerij gepaard gaat met diefstal van elektriciteit, om hoge kosten te voorkomen en om niet door hoog verbruik op te vallen bij energieleveranciers. De rechtbank oordeelt dat het daarom niet anders kan dan dat verdachte wist dat de diefstal van elektriciteit onderdeel was van het opzetten van de hennepkwekerijen. Door het medeplegen van het telen van hennep, heeft verdachte in dit geval dus ook de diefstal van elektriciteit medegepleegd.
3.3.2.3. Witwassen (feit 3)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte € 8.010,00 en € 20.801,00 heeft witgewassen. Dat verdachte het overige in de tenlastelegging opgenomen geld heeft witgewassen, kan niet worden bewezen. Daarom zal verdachte daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Huurbetalingen henneppanden (€ 168.104,00)
Zoals hiervoor onder 3.3.2.1 is vastgesteld, is verdachte betrokken bij huurbetalingen voor panden waar een hennepkwekerij is aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte op 26 juni 2018 en op 2 oktober 2018 in totaal € 6.450,00 heeft betaald aan [naam 7] ten behoeve van huur voor dit pand. Daarnaast heeft verdachte tussen 31 juli 2017 en 2 augustus 2017 € 1.560,00 betaald aan [naam 2] voor de huur van dit pand. Dit is tezamen € 8.010,00.
Dat verdachte dit heeft betaald, betekent echter nog niet dat hij de huur betaalde voor alle henneppanden met betrekking tot de gehele periode waarin er hennepkwekerijen in de panden aanwezig waren. De berekening van het met betrekking tot de huurpenningen witgewassen bedrag, die in het dossier is gemaakt, is hier wel op gebaseerd. De rechtbank ziet gezien het voorgaande onvoldoende bewijs om vast te stellen dat verdachte meer dan de voornoemde € 8.010,00 heeft betaald aan huurpenningen. Dat verdachte de rest van de in de tenlastelegging genoemde € 168.104,00 aan huurpenningen heeft witgewassen, kan dan ook niet worden bewezen.
Kosten aankoop [adres 2a] (€ 120.801,00)
Zoals hiervoor onder 3.3.2.1 al is vastgesteld, is verdachte eigenaar van het pand aan de [adres 2a] / [adres 2b] . Uit het dossier komt daarnaast naar voren dat de kosten voor de aanschaf van het pand aan de [adres 2a] € 120.801,00 betreffen. € 20.801,00 hiervan is op 19 september 2016 overgeboekt naar de notaris vanaf een rekening op naam van [naam 13] [achternaam verdachte] .De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte dit geld heeft overgeboekt.
Met betrekking tot de overige € 100.000,00 overweegt de rechtbank het volgende. Dit bedrag is aan de notaris overgemaakt vanaf de rekening van [naam 1] en zijn bedrijf [bedrijf 4] . Uit het dossier blijkt dat hieraan een leenovereenkomst ten grondslag ligt. Het standpunt van de officier van justitie is dat verdachte dit bedrag heeft witgewassen door zijn eigen vermogen aan zichzelf terug te lenen middels een loanback-constructie. De rechtbank heeft hiervoor onder 3.3.1.1 al uiteengezet dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een loanback-constructie. Dat verdachte niet daadwerkelijk geld heeft geleend, maar dat hij zijn eigen geld aan zichzelf heeft teruggeleend, kan niet worden vastgesteld. Om die reden kan ook niet worden vastgesteld dat verdachte anders dan door middel van de lening over de € 100.000,00 heeft beschikt. Daarom acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte dit bedrag heeft witgewassen.
Tussenconclusie
De rechtbank heeft op grond van het voorgaande vastgesteld dat verdachte € 8.010,00 contant heeft gestort ten behoeve van huurbetalingen en € 20.801,00 heeft overgeboekt ten behoeve van de aankoop van het pand aan de [adres 2a] / [adres 2b] . De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte dit geld heeft witgewassen.
Beoordelingskader witwassen
Hoewel verdachte in dit vonnis wordt veroordeeld voor het medeplegen van het telen van hennep, kan niet worden vastgesteld dat verdachte deze geldbedragen middels deze bewezenverklaarde feiten heeft verdiend. Daarom kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat de genoemde geldbedragen afkomstig zijn van een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Echter, ook als niet duidelijk is uit welk specifiek misdrijf het geld afkomstig is, kan witwassen worden bewezen. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat in dit geval het geld van misdrijf afkomstig is. Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van het geld. Zo’n verklaring moet concreet en verifieerbaar zijn, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Als de verdachte een dergelijke verklaring heeft afgelegd, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om hier nader onderzoek naar te doen. Als uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan witwassen van het geld worden bewezen.
Witwasvermoeden
Uit het dossier blijkt dat met betrekking tot verdachte geen gegevens bekend zijn bij de belasting met betrekking tot inkomsten-, omzet- en vennootschapsbelasting. Ook zijn geen gegevens van erfenissen, nalatenschappen en schenkingen gevonden.Van [partner van verdachte] is blijkens het dossier geregistreerd netto- inkomen bekend ter hoogte van € 16.999,00 in 2015, € 25.886,00 in 2016 en € 8.235,00 in 2017.Verdachte en [partner van verdachte] woonden vanaf 2016 in een woning aan de [adres 5] te Amsterdam. De kale huur voor deze woning bedroeg € 3.500,00.Verder overweegt de rechtbank dat hiervoor al is vastgesteld dat een groot deel van de contante storting van € 6.450,00 bestaat uit briefjes van € 500,00, coupures die in het normale betalingsverkeer nauwelijks worden gebruikt.
Op grond van het voorgaande en gezien de omstandigheid dat verdachte in dit vonnis wordt veroordeeld voor het medeplegen van het telen van hennep, oordeelt de rechtbank dat sprake is van een witwasvermoeden. Verdachte heeft € 8.010,00 en € 20.801,00 betaald, terwijl hij geen geregistreerd legaal inkomen had. Verdachte woonde samen met zijn [partner van verdachte] , van wie wel inkomen geregistreerd is, maar dit inkomen is niet hoog genoeg om voornoemde uitgaven van verdachte te kunnen verklaren. Daar komt nog bij dat verdachte en [partner van verdachte] iedere maand een hoog bedrag aan huur moesten betalen voor hun woning. De rechtbank oordeelt daarom dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale inkomst van het geld. Een dergelijke verklaring behoort concreet, min of meer verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen. De raadsman heeft namens verdachte wel naar voren gebracht dat [partner van verdachte] over meer inkomsten beschikte dan is geregistreerd. Zo heeft zij een onderneming gehad die meer dan € 400.000,00 per jaar verdiende. Verdachte zou blijkens het dossier te horen zijn in een tapgesprek met een telefoonnummer op naam van het bedrijf, en het zou er dan ook alle schijn van hebben dat verdachte zich met dat bedrijf bezighield. Daarnaast zou verdachte een erfenis hebben ontvangen van familie uit [land van herkomst] . Omdat in [land van herkomst] overlijden en erfenis minder goed wordt gedocumenteerd dan in Nederland, is het echter niet mogelijk om dit nader te onderbouwen.
De rechtbank oordeelt dat de verklaring met betrekking tot het bedrijf van [partner van verdachte] niet voldoende concreet is. Wat de rol van verdachte in deze bedrijven is geweest en in hoeverre hij kon en mocht beschikken over gelden die door deze bedrijven werden omgezet, is niet geconcretiseerd. Dat [partner van verdachte] in persoon over geld uit deze bedrijven beschikte, blijkt evenmin uit het dossier. Zoals eerder beschreven is het geregistreerd legaal inkomen van [partner van verdachte] ook niet toereikend om bedragen als € 8.010,00 en € 20.801,00 te betalen.
Met betrekking tot de erfenis is niet naar voren gebracht hoeveel geld verdachte zou hebben geërfd, wanneer dit zou zijn gebeurd en van wie verdachte deze erfenis heeft ontvangen. Ook dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet en is (in dit geval daardoor) ook niet verifieerbaar.
Nu uit het dossier een witwasvermoeden blijkt en verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd voor de legale herkomst van het geld, komt de rechtbank tot het oordeel dat het niet anders kan dan dat dit geld uit misdrijf afkomstig is. Ook oordeelt de rechtbank op grond van het voorgaande dat het niet anders kan dat verdachte ook wist dat dit geld van misdrijf afkomstig was. Het geld met betrekking tot de contante storting van € 6.450,00 heeft verdachte omgezet en de € 1.560,00 die hij aan [naam 2] heeft gegeven en de € 20.801,00 die hij heeft overgeboekt aan de notaris, heeft hij overgedragen. Witwassen van deze geldbedragen kan dan ook worden bewezen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat verdachte het geld tezamen en in vereniging met een ander heeft witgewassen, of dat hij van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Zij zal verdachte dan ook vrijspreken van deze twee onderdelen op de tenlastelegging.