ECLI:NL:RBAMS:2023:6536

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
C/13/739521 / KG ZA 23-838 HH/MV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een kort geding over de opzegging van een projectontwikkelingsovereenkomst met betrekking tot het ABN-AMRO hoofdkantoor

In deze zaak, die op 19 oktober 2023 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen verschillende besloten vennootschappen, aangeduid als Propcos, en de besloten vennootschap G&S. Propcos, die onroerend goed investeert voor institutionele beleggers, hebben een overeenkomst gesloten met G&S voor de herontwikkeling van het ABN-AMRO hoofdkantoor aan de Zuidas in Amsterdam. Propcos hebben de overeenkomst opgezegd per 7 februari 2024, wat leidde tot een geschil over de instructie aan G&S om alle werkzaamheden per direct te staken. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 oktober 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Propcos vorderden onder andere dat G&S alle werkzaamheden zou staken en hen zou helpen bij de overdracht van projectactiviteiten. G&S voerde aan dat de instructies van Propcos onredelijk waren en dat zij niet verplicht waren om deze op te volgen. De voorzieningenrechter oordeelde dat Propcos als opdrachtgever het recht had om instructies te geven en dat de instructie om werkzaamheden te staken redelijk was, gezien de omstandigheden. De rechter wees de vorderingen van Propcos toe en veroordeelde G&S in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/739521 / KG ZA 23-838 HH/MV
Vonnis in kort geding van 19 oktober 2023
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROJECT 57 PROPCO B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROJECT 57 PROPCO A B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROJECT 57 PROPCO B B.V.,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROJECT 57 PROPCO C B.V.,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROJECT 57 PROPCO D B.V.,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROJECT 57 PROPCO E B.V.,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROJECT 57 PROPCO T1 B.V.,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROJECT 57 PROPCO T2 B.V.,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROJECT 57 PROPCO P B.V.,
allen gevestigd te ‘s-Gravenhage,
bij dagvaarding van 29 september 2023,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. V.H. Jurgens te Eindhoven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
G & S & B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P.J.R. Habraken te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Propcos en G&S worden genoemd.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 9 oktober 2023 hebben Propcos de dagvaarding toegelicht. G&S heeft verweer gevoerd en vorderingen in (voorwaardelijke) reconventie ingesteld. Propcos hebben deze vorderingen bestreden.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
aan de zijde van Propcos: [naam 1] en [naam 2] met mr. Jurgens en haar kantoorgenoot mr. T. Mimpen; [naam 1] en [naam 2] zijn bijgestaan door J.M. Steur, tolk Nederlands/Engels;
aan de zijde van G&S: [naam bestuurder 1] en [naam bestuurder 2] met mr. Habraken en zijn kantoorgenote mr. J.A. van Streijen.
Na verder debat is vonnis bepaald op 23 oktober 2023. Bij e-mail van 19 oktober 2023 zijn de advocaten van partijen ervan in kennis gesteld dat op die dag vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
Propcos zijn vennootschappen die voor institutionele beleggers (bijvoorbeeld voor pensioenfondsen) investeren in onroerend goed. Propcos worden beheerd door Victory Group (Victory). Sinds 23 december 2021 zijn Propcos eigenaar van de panden aan de Zuidas (Gustav Mahlerlaan en Gustav Mahlerplein) te Amsterdam, waarin het hoofdkantoor van ABN-AMRO is gevestigd (hierna ook de panden).
2.2.
G&S is een dochteronderneming van [naam onderneming] . G&S houdt zich onder meer bezig met projectontwikkeling. Bestuurders van G&S zijn [naam bestuurder 1] en [naam bestuurder 2] (hierna [naam bestuurder 1] en [naam bestuurder 2] ).
2.3.
Op 22 december 2022 is tussen Propcos en G&S een
Project Development and Asset Management Agreement(hierna de overeenkomst) gesloten. Doel hiervan is om te komen tot een herontwikkeling van de panden in de breedste zin van het woord (hierna ook het project).
2.4.
Bij e-mail van 29 juni 2023 heeft Victory [naam bestuurder 1] bericht dat zij niet tevreden was over zijn werkzaamheden en dat hij geen verdere betrokkenheid (intern noch extern) bij het project mag hebben.
2.5.
Bij brief van 4 augustus 2023 hebben Propcos de overeenkomst met G&S per 7 februari 2024 opgezegd op grond van artikel 14.2.1 van de overeenkomst (
termination at the sole discretion of Propco without cause). Zij hebben hierbij een opzegtermijn van zes maanden in acht genomen. Op grond van artikel 14.2.1 dient in die periode van zes maanden de
Development Feeaan G&S te worden doorbetaald.
2.6.
Bij brief van 16 augustus 2023 heeft G&S gereageerd op de opzegging. In de brief is onder meer opgenomen dat [naam bestuurder 1] als lid van het zogenoemde
Steering Committeeaanwezig zal zijn bij een bespreking met de gemeente Amsterdam op 15 september 2023. Ook is in de brief opgenomen dat het Propcos niet is toegestaan de opzegging van de overeenkomst te bespreken met medewerkers van G&S en dat voor die medewerkers non-concurrentieverplichtingen gelden.
2.7.
Bij brief van 8 september 2023 heeft de advocaat van Propcos kenbaar gemaakt dat zij zullen voldoen aan de hiervoor onder 2.5 genoemde verplichting om de
Development Feedoor te betalen gedurende de opzegtermijn van zes maanden. Verder is in die brief aan G&S de instructie gegeven haar werkzaamheden (zowel rechtshandelingen als feitelijke handelingen) met ingang van 13 september 2023 stop te zetten, tenzij Propcos hiervoor alsnog toestemming geven. Ook is G&S gesommeerd haar werkzaamheden op 13 september 2023 aan Propcos over te dragen. G&S is gesommeerd om uiterlijk 11 september 2023 te bevestigen dat zij aan deze verplichtingen zal voldoen.
2.8.
Bij brief van 11 september 2023 heeft de advocaat van G&S bericht dat G&S de redenen van Propcos om de overeenkomst op te zeggen niet erkent. De in de brief van 8 september 2023 gegeven ‘
far-reaching’ instructies worden onredelijk geacht en worden om die reden door G&S ter discussie gesteld. Verder staat in de brief van 11 september 2023 dat moet worden gesproken over de wijze waarop de belangen van G&S (die onder meer zien op haar reputatie) worden beschermd gedurende de opzegtermijn.
2.9.
Bij brief van 29 september 2023 heeft de advocaat van G&S Propcos verzocht om een overzicht van besprekingen in de komende weken (waaronder die met de gemeente Amsterdam) zodat medewerkers van G&S die besprekingen kunnen bijwonen.
2.10.
Bij brief van 2 oktober 2023 heeft de advocaat van Propcos de instructie die is gegeven in de brief van 8 september 2023 (zie 2.6) herhaald en G&S de gelegenheid gegeven uiterlijk 3 oktober 2023 te bevestigen dat zij de instructie opvolgt.
2.11.
Bij brief van 3 oktober 2023 heeft de advocaat van G&S de gevraagde bevestiging niet gegeven en herhaald dat G&S niet verplicht is de instructie van Propcos op te volgen.

3.Het geschil in conventie

3.1.
Propcos vorderen bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. G&S te gebieden om alle werkzaamheden ten behoeve van, en alle betrokkenheid bij het project te staken en gestaakt te houden, een en ander behoudens schriftelijke instructie of toestemming van Propcos, op straffe van een dwangsom van € 100.000,- per overtreding, te vermeerderen met € 25.000,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt;
II. G&S te gebieden alle noodzakelijke werkzaamheden te verrichten en alle handelingen te verrichten die naar het oordeel van Propcos noodzakelijk zijn voor een goede overdracht van de lopende projectactiviteiten door G&S aan Propcos en waartoe Propcos G&S schriftelijk instrueren, op straffe van een dwangsom
€ 100.000,- per dag of dagdeel dat G&S niet aan dit gebod voldoet;
III. G&S te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Propcos stellen hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende. Het project betreft de prestigieuze herontwikkeling van het hoofdkantoor van ABN-AMRO aan de Zuidas te Amsterdam. Victory heeft eerder in een ander project aan de Zuidas (het Atrium) samengewerkt met G&S. Victory heeft toen goede ervaringen opgedaan met G&S. Dit was een belangrijke reden om ook voor dit project een overeenkomst met G&S aan te gaan. De rolverdeling volgt duidelijk uit de overeenkomst: Propcos zijn opdrachtgever en G&S is opdrachtnemer. Uit artikel 2.2 van de overeenkomst volgt dat G&S haar diensten zal verlenen op het allerhoogste niveau (“
in accordance with best-in-class standards”). In artikel 2.3 is opgenomen dat Propcos de “
ultimate control” hebben, dat zij bij uitsluiting bevoegd zijn (“
at its sole and absolute discretion”) om beslissingen te nemen en dat dit door G&S wordt erkend en aanvaard. In artikel 2.2.4 onder g is een instructiebevoegdheid opgenomen die inhoudt dat G&S “
shall act faithfully and diligently in accordance with all reasonable instructions of Propco pursuant to this Agreement and in the best interest of Propco”.
G&S heeft er blijk van gegeven zich niet neer te leggen bij de “
ultimate control” van Propcos. Ook trekt zij zich niets aan van de door Propcos gegeven instructies. G&S plaatst haar eigen belang boven dat van het project. Van begin af aan is de samenwerking niet soepel verlopen. De eerste irritaties traden op toen de nieuwe bestuurder van G&S ( [naam bestuurder 1] ) de door ziekte uitgevallen [naam 3] verving en opnieuw ging onderhandelen over de commerciële voorwaarden van de overeenkomst. Daarnaast ontstonden er irritaties omdat tal van bij G&S werkzame personen (in wie Propcos veel vertrouwen hadden) uit beeld verdwenen waardoor ook een groot deel van de relevante kennis en ervaring bij G&S verdween. In dit kader is van belang dat artikel 2.2.2 van de overeenkomst G&S verplicht voldoende gekwalificeerd personeel ter beschikking te stellen. Het nieuwe management van G&S zorgde voor een slechte aansturing en de dienstverlening was niet “
best-in-class”. Dit uitte zich onder meer in een volstrekt onwenselijk interview in Het Parool van 22 april 2023 waarin [naam bestuurder 1] en [naam bestuurder 2] , de bestuurders van G&S, zich kritisch uitlieten over de gemeente Amsterdam (terwijl het welslagen van het project staat of valt met de medewerking van de gemeente). Dit interview was schadelijk voor het project en in strijd met artikel 20.6.2 van de overeenkomst waarin staat dat G&S alleen met toestemming van Propcos met de pers mag praten. Gelijktijdig ontstonden er zorgen over de manier waarop [naam bestuurder 1] uitvoering gaf aan de overeenkomst. Propcos beschouwden hem als een risico voor het project. Vergaderingen ontaardden regelmatig in discussies die het project niet verder brachten. Pogingen van Victory om de relatie te verbeteren liepen op niks uit. De instructie van 29 juni 2023 die inhield dat [naam bestuurder 1] niet langer bij het project betrokken mocht zijn, legde G&S gewoon naast zich neer. Al met al leidde dit tot vertraging, extra kosten en tot de conclusie dat G&S toch niet de juiste partij was voor het project. Propcos hebben daarom gebruik gemaakt van hun bevoegdheid de overeenkomst op te zeggen, met inachtneming van een termijn van zes maanden. Propcos waren van mening dat zij gegronde redenen hadden om tot “
termination with cause” over te gaan (artikel 14.3.1) maar gaven desondanks de voorkeur aan een “
termination without cause” (artikel 14.2.1 van de overeenkomst). Na de opzegging kwamen de verhoudingen echter nog verder onder druk te staan, onder meer door uitvoerige discussies over wie bij welke bespreking aanwezig mocht zijn, door een
last minuteannulering door G&S van een geplande vergadering van het projectteam en omdat G&S tegen de wens van Propcos contact had met de gemeente Amsterdam. Dit alles heeft geleid tot de instructie van 8 september 2023 (op grond van het hiervoor genoemde artikel 2.2.4 onder g) om de werkzaamheden neer te leggen. Dit is een redelijke instructie, te meer omdat G&S tot het einde van de opzegtermijn krijgt doorbetaald. G&S heeft niet zonder meer gehoor gegeven aan de instructie. Zij wilde de werkzaamheden uitsluitend neerleggen op het moment dat Propcos voldeden aan allerlei door G&S gestelde voorwaarden en beschouwde de instructie als een onderhandelbaar voorstel.
Propcos hebben om die reden een spoedeisend belang bij toewijzing van hun vorderingen in dit kort geding. De overeenkomst loopt nog tot 7 februari 2024 en tot die tijd willen Propcos en Victory spijkers met koppen slaan,
zonderG&S. Indien G&S haar werkzaamheden zou voortzetten zou dit alleen maar leiden tot meer vertraging en meer schade.
3.3.
G&S heeft – samengevat weergegeven – het volgende verweer gevoerd. Aan het adres van G&S worden talloze verwijten gemaakt, maar die worden niet geconcretiseerd, laat staan dat zij worden onderbouwd met bewijsstukken. G&S beraadt zich op haar juridische positie ten aanzien van de opzegging. Bij gebruikmaking van hun bevoegdheid tot opzegging dienen Propcos immers de redelijkheid en billijkheid in acht te nemen en dit is niet gebeurd. Een “
termination with cause” hebben Propcos kennelijk niet aangedurfd, waarschijnlijk omdat zij zich realiseren dat een grondslag daarvoor ontbreekt. Door middel van hun ‘instructie’ al het werk neer te leggen bereiken Propcos feitelijk echter wel hetzelfde gevolg als met een “
termination with cause”. De instructie al het werk neer te leggen kan niet worden gegrond op artikel 2.2.4 onder g. Uit de context van de overeenkomst volgt dat de daar bedoelde instructie ziet op de wijze waarop G&S haar diensten moet verlenen, die instructie kan niet zien op het volledig staken van alle werkzaamheden. Daar komt bij dat de instructie in dit geval niet redelijk (“
reasonable”) is, onder meer omdat Propcos de verwijten aan het adres van G&S in het geheel niet hebben geconcretiseerd. Dat Propcos de vergoeding aan G&S blijven doorbetalen tot het einde van de overeenkomst, maakt de instructie nog niet redelijk. De instructie belemmert G&S immers bij het behalen van de eerste
milestone,waardoor een bedrag van tenminste € 3.500.000,- op het spel staat. Het kunnen blijven doorwerken (inclusief het kunnen deelnemen aan het overleg met de gemeente) is voor het behalen van die
milestonecruciaal.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in (voorwaardelijke) reconventie

4.1.
G&S vordert in reconventie Propcos bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen om G&S binnen 24 uur na betekening van dit vonnis in de gelegenheid te stellen haar rechten en verplichtingen op grond van de overeenkomst na te komen, waaronder in ieder geval wordt begrepen dat
(i) G&S door Propcos wordt geïnformeerd over, en alle stukken ontvangt met betrekking tot besprekingen met derden, waaronder de gemeente Amsterdam;
(ii) G&S door Propcos in de gelegenheid wordt gesteld om besprekingen met derden, waaronder de gemeente Amsterdam, volwaardig bij te wonen;
(iii) de overleggen in de Steering Committee en projectteam plaatsvinden conform hoofdstuk 5 van de overeenkomst, waarbij G&S in de Steering Committee wordt vertegenwoordigd door [naam bestuurder 1] en in het projectteam door [naam 4] en [naam 5] ;
een en ander op straffe van een dwangsom van € 50.000,- per dag, met een maximum van € 2.500.000,- en met veroordeling van Propcos in de kosten van dit geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Onder de voorwaarde dat de vordering van Propcos in conventie wordt toegewezen vordert G&S om Propcos bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 2.500.000,- op de schadevergoeding, met veroordeling van Propcos in de kosten van dit geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.3.
Voor hetgeen G&S hebben gesteld ter onderbouwing van haar vordering in reconventie wordt verwezen naar r.o. 3.3 van dit vonnis. Ter onderbouwing van haar vordering in voorwaardelijke reconventie heeft G&S – samengevat weergegeven – gesteld dat zij aanzienlijke financiële schade lijdt indien zij haar werkzaamheden niet kan voortzetten. G&S is immers van mening dat zij de periode tot 7 februari 2024 kan gebruiken om
milestone 1zeker te stellen (voor zover deze nog niet is bereikt). Daarnaast zal G&S in een bodemprocedure, zo het er nu naar uitziet, schadevergoeding vorderen omdat Propcos te kort zijn geschoten in hun verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst, dan wel onrechtmatig hebben gehandeld. Propcos hebben namelijk contact gezocht met medewerkers van G&S buiten het reguliere overleg, zij hebben in een overleg met [naam onderneming] openlijk gesuggereerd om het project ‘uit de G&S organisatie te lichten’ en een aparte organisatie op te richten waarin de G&S-medewerkers hun werkzaamheden zouden moeten verrichten. Recent is komen vast te staan dat een cruciaal lid van het G&S-team na beëindiging van zijn dienstverband op ZZP-basis voor Propcos is gaan werken. Voor twee andere G&S-medewerkers geldt mogelijk hetzelfde. Het bedrag van € 2.500.000,- is een redelijk voorschot op de schadevergoeding. G&S heeft een spoedeisend belang bij toekenning van dit bedrag. Propcos zijn speciaal opgerichte vennootschappen ten behoeve van de aanschaf en ontwikkeling van het hoofdkantoor van ABN-AMRO. G&S loopt het risico dat Propcos geen verhaal meer bieden tegen de tijd dat zij een titel in de bodemprocedure heeft verkregen.
4.4.
Propcos hebben verweer gevoerd tegen de (voorwaardelijke) vorderingen in reconventie.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Uitgangspunt is dat de overeenkomst de mogelijkheid biedt van een “
termination without cause” (artikel 14.2.1), waarbij een opzegtermijn van zes maanden in acht moet worden genomen. Propcos hebben van die mogelijkheid gebruik gemaakt. G&S heeft betwist dat de overeenkomst is beëindigd als gevolg van die opzegging. Dat Propcos gebruik hebben gemaakt van hun bevoegdheid tot opzegging zou in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid, aldus G&S. Dit zal, ook volgens G&S, in een bodemprocedure moeten worden vastgesteld. Op dit moment zijn er onvoldoende aanwijzingen om vooruit te lopen op het mogelijke oordeel van de bodemrechter dat de overeenkomst niet per 7 februari 2024 zou zijn geëindigd. In dit kort geding wordt er dan ook vanuit gegaan dat de overeenkomst eindigt op 7 februari 2024. De centrale vraag in dit kort geding is of G&S tot die datum haar gebruikelijke werkzaamheden moet kunnen blijven uitvoeren.
5.2.
Allereerst wordt overwogen dat – zoals G&S terecht heeft aangevoerd – de verwijten aan haar adres algemeen van aard zijn en in dit kort geding niet of met weinig bewijsstukken zijn onderbouwd. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter gaat het niet om sprekende gevallen van onjuist gedrag door (medewerkers van) G&S en/of om duidelijke schendingen door G&S van haar contractuele verplichtingen. Dat de irritaties begonnen toen [naam bestuurder 1] de met [naam 3] overeengekomen commerciële voorwaarden van de overeenkomst wilde ‘heronderhandelen’ is uitgebreid weersproken door G&S. Volgens G&S is het niet zo dat zij terugkwam van eerdere afspraken; die waren er volgens haar niet. In een kort geding kan een en ander niet worden vastgesteld, maar gezien de uitgebreide weerspreking door G&S, kan er niet zonder meer vanuit worden gegaan dat de lezing van Propcos de juiste is. Verder maken Propcos een groot punt van het interview in Het Parool. Met G&S ziet de voorzieningenrechter voorshands niet in dat dit interview schadelijk of nadelig heeft kunnen zijn voor Propcos. Het interview bevat slechts één zin over het project (“
En we zijn partner van eigenaar Victory Group bij de renovatie van het ABN Amrocomplex, waarbij ook woningbouw is voorzien”). Uit niets is gebleken dat de gemeente Amsterdam aanstoot heeft genomen aan de ‘kritiek’ van [naam bestuurder 1] en [naam bestuurder 2] – die zich met name richtte op de steeds hogere eisen die de gemeente stelt aan woningbouwprojecten – laat staan dat dit zijn weerslag heeft gehad op het project. Dat G&S met het interview contractuele bepalingen (waaronder de geheimhouding) zou hebben overtreden, lijkt voorshands onaannemelijk. Het vertrek van [naam 3] , waarvan Propcos eveneens een groot punt hebben gemaakt, lijkt voorshands evenmin een punt van wezenlijk belang. Tijdens de onderhandelingen over de overeenkomst was al bekend dat [naam 3] (vanwege ziekte, wat bij Propcos bekend was) mogelijk niet volledig en langdurig bij het project betrokken zou zijn. De persoonlijke kritiek op [naam bestuurder 1] (die de positie van [naam 3] min of meer heeft overgenomen) heeft evenmin handen en voeten gekregen. Er waren, aldus de dagvaarding, “
grote zorgen” over hem en hij werd gezien als een “
risico”, maar wat hij concreet fout zou hebben gedaan is in dit kort geding niet uit de verf gekomen. Evenmin is gebleken dat de ‘kritiek’ met hem is besproken en/of dat hem de kans is geboden om een en ander te verbeteren.
5.3.
Voor zover Propcos die verwijten naar voren hebben gebracht in het kader van de opzegging van de overeenkomst, is hetgeen onder r.o. 5.2 is overwogen van ondergeschikt belang; de overeenkomst kon nu eenmaal worden opgezegd “
without cause”.
5.4.
Voor zover die verwijten een rol spelen bij de beslissing van Propcos om G&S te instrueren de werkzaamheden met onmiddellijke ingang volledig neer te leggen, wordt het volgende overwogen. Ook indien ervan wordt uitgegaan dat de verwijten niet of slechts in geringe mate doel treffen, wordt in dit kort geding geoordeeld dat Propcos de desbetreffende instructie hebben mogen geven. Uit tal van bepalingen uit de overeenkomst volgt immers dat Propcos – zoals zij terecht hebben gesteld – als opdrachtgever heeft te gelden met een vergaande beslissingsbevoegdheid. Verwezen wordt naar artikel 2.3.1 van de overeenkomst waar staat: “
Propco shall maintain full ultimate control and all major decisions with regard to Project 57 will be made at its sole and absolute discretion”. De aard van de overeenkomst brengt mee dat G&S als opdrachtnemer een ondergeschikte rol heeft. Dat G&S, zoals zij heeft aangevoerd, ook financieel heeft geparticipeerd in het project en ook risico’s droeg, maakt dit niet anders. Een en ander maakt voorshands dat de instructiebevoegdheid van artikel 2.2.4 onder g die inhoudt dat G&S “
shall act faithfully and diligently in accordance with all reasonable instructions of Propco pursuant to this Agreement and in the best interest of Propco” zo kan worden uitgelegd dat G&S kan worden geïnstrueerd alle werkzaamheden neer te leggen. Dat de instructiebevoegdheid alleen ziet op de wijze van uitvoeren (“
When rendering the services…”) en niet op het staken van de werkzaamheden, zoals G&S heeft betoogd, wordt – mede in het licht van de
ultimate controlbepaling van artikel 2.3.1 – niet gevolgd. Evenmin wordt G&S gevolgd in haar standpunt dat de instructie in dit geval niet redelijk is. Van belang hierbij is dat G&S tot het einde van de overeenkomst krijgt doorbetaald. Dat de instructie mogelijk met zich meebrengt dat G&S
milestone 1niet kan behalen en daardoor financiële schade lijdt is onvoldoende om die instructie voorshands onredelijk te achten. Weliswaar heeft G&S aangevoerd dat zij die
milestoneeigenlijk al – zo goed als – heeft behaald, althans dat die binnen handbereik ligt, maar dit is door Propcos uitdrukkelijk weersproken. Een kort geding leent zich niet voor een nader onderzoek naar de feiten, zodat de juistheid van dit verweer van G&S voorshands onvoldoende is aangetoond. Propcos hebben in dit verband bovendien terecht aangevoerd dat een opzegtermijn niet is bedoeld om G&S in staat te stellen extra vergoedingen na te jagen. Ook hebben Propcos met klem betwist dat
milestone 1behaald zou kunnen worden of binnen handbereik ligt vóór 7 februari 2024. Tot slot hebben zij uitdrukkelijk betwist dat het behalen van
milestone 1automatisch een vergoeding van € 3.500.000,- met zich meebrengt. Er is geen minimum
fee,en onder verwijzing naar artikel 15.2.1 onder c van de overeenkomst geldt dat de vergoeding “
could be zero”, aldus Propcos.
5.5.
Een en ander leidt tot de conclusie dat de vorderingen in conventie voor toewijzing gereed liggen. Propcos hebben hierbij een spoedeisend belang. Een bodemprocedure over de vraag of G&S zich aan de instructie dient te houden zal niet vóór 7 februari 2024 zijn afgerond. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
5.6.
G & S zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Propcos worden begroot op:
- dagvaarding € 109,33
- griffierecht 676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 1.864,33

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
De vorderingen in reconventie betreffen het spiegelbeeld van de vorderingen in conventie. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de vorderingen in reconventie niet toewijsbaar zijn.
6.2.
Aan de voorwaarde die is gesteld aan de voorwaardelijke vordering in reconventie is voldaan. Die vordering is echter evenmin toewijsbaar. Aan toewijzing van een geldvordering in kort geding worden hoge eisen gesteld. Voor zover de schadevergoeding ziet op het mislopen van de vergoeding die behoort bij het behalen
milestone 1is zij niet toewijsbaar. Hiervoor wordt verwezen naar hetgeen hierover onder r.o. 5.4 is opgenomen. Voor zover de gevorderde schadevergoeding ziet op andere onderdelen heeft G&S onvoldoende gesteld en niets aannemelijk gemaakt. Voor zover het gaat om het benaderen of overnemen van medewerkers van G&S door Propcos, geldt dat een nader onderzoek naar de feiten vereist zou zijn (waarvoor het kort geding zich niet leent) om te bezien of dit onrechtmatig is en/of in strijd met bepalingen uit de overeenkomst. Medewerkers kunnen ook “uit eigen beweging” weggaan bij G&S en zich melden bij Propcos.
6.3.
G&S zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Gezien de samenhang met het geding in conventie worden de proceskosten aan de zijde van Propcos begroot op nihil.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
gebiedt G&S om alle werkzaamheden ten behoeve van, en alle betrokkenheid bij het project te staken en gestaakt te houden, een en ander behoudens schriftelijke instructie of toestemming van Propcos, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per overtreding, te vermeerderen met € 2.500,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, met een maximum van in totaal
€ 100.000,-,
7.2.
gebiedt G&S alle noodzakelijke werkzaamheden te verrichten en alle handelingen te verrichten die naar het oordeel van Propcos noodzakelijk zijn voor een goede overdracht van de lopende projectactiviteiten door G&S aan Propcos en waartoe Propcos G&S schriftelijk instrueren, op straffe van een dwangsom
€ 10.000,- per dag of dagdeel dat G&S niet aan dit gebod voldoet, met een maximum van € 100.000,-,
7.3.
veroordeelt G&S in de proceskosten, aan de zijde van Propcos tot op heden begroot op € 1.864,33, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.6.
weigert de gevraagde voorzieningen,
7.7.
veroordeelt G & S in de proceskosten, aan de zijde van Propcos tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2023. [1]

Voetnoten

1.type: MV