ECLI:NL:RBAMS:2023:6533

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
13-070488-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafrechtelijke feiten

Op 18 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Bydgoszcz, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is geboren en daar geregistreerd staat. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 10 oktober 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd.

De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Het EAB is gebaseerd op een vonnis van de lokale rechtbank in Bydgoszcz van 4 juni 2019, waarin een taakstraf van twee jaar werd opgelegd, die later is omgezet in een gevangenisstraf van 365 dagen wegens het niet uitvoeren van de taakstraf. De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van het proces dat tot het vonnis heeft geleid, wat zijn verdedigingsrechten zou hebben geschaad. De officier van justitie heeft echter betoogd dat de opgeëiste persoon niet in zijn verdedigingsrechten is geschaad en dat de overlevering niet geweigerd hoeft te worden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure en dat hij een adres had opgegeven waar de oproep voor de zitting naartoe was gestuurd. De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon niet in zijn verdedigingsrechten is geschaad en dat er geen weigeringsgronden zijn die zich verzetten tegen de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Overleveringswet zijn toegepast. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/070488-23 (EAB II)
Datum uitspraak: 18 oktober 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 26 juli 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 januari 2021 door
the Regional Court in Bydgoszcz III Penal Division,Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 oktober 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt
-
a summary judgement of Local Court in Bydgoszcz IX Penal Division dated 4 June 2019, case files reference number IX K 135/19
en
-
a decision of Local Court in Bydgoszcz IX Penal Division dated 3 February 2020 ordering serving of an alternative sentence of imprisonment, case files reference number IX Ko 2169/19.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur 365 dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis van 4 juni 2019.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
In de aanvullende informatie van 25 augustus 2023 is vermeld dat bij vonnis van 4 juni 2019 aanvankelijk een taakstraf voor de duur van twee jaren, zijnde 730 dagen is opgelegd. Bij beslissing van 3 februari 2020 is, wegens het niet verrichten van de taakstraf, de tenuitvoerlegging bevolen van de vervangende hechtenis, zijnde 365 dagen gevangenisstraf.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon geen weet had van het proces dat tot het vonnis van 4 juni 2019 heeft geleid en hij derhalve in zijn verdedigingsrechten is geschaad. De officier van justitie heeft aangevoerd dat alleen dit vonnis aan artikel 12 OLW getoetst moet worden. Weliswaar doet geen van de omstandigheden als bedoeld in artikel 12 sub a tot en met d OLW zich voor, maar desalniettemin is de opgeëiste persoon niet in zijn verdedigingsrechten geschaad en dient te worden afgezien van weigering.
De rechtbank stelt vast dat de beslissing van 3 februari 2020 met kenmerk IX Ko 2169/19 niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt. Voor zover bij die beslissing al de aard of maat van de oorspronkelijke straf is gewijzigd, volgt uit de aanvullende informatie van 25 augustus 2023 dat de bevoegde autoriteit daarbij niet over beoordelingsmarge beschikte. [4]
In de aanvullende informatie van 25 augustus 2023 is namelijk vermeld:
“The court shall order the execution of a substitute penalty of deprivation of liberty in the amount corresponding to the penalty of restriction of liberty remaining to be executed, on the understanding that one day of substitute penalty of deprivation of liberty is equivalent to two days of restriction of liberty.”
In het onderhavige geval is de taakstraf van 730 dagen omgezet in 365 dagen vrijheidsstraf. Nu de rechter niet over beoordelingsruimte beschikte, valt deze beslissing niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW.
Ten aanzien van het vonnis van 4 juni 2019 met kenmerk IX K 135/19 stelt de rechtbank vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
In de aanvullende informatie van 25 augustus 2023 is vermeld:

[opgeëiste persoon] had provided a residential address during the proceedings conducted in the case files reference number IX K 135/19 and the summons for [opgeëiste persoon] for the court hearing in the Court was sent to the residential address provided by him.
[opgeëiste persoon] in the course of the proceedings in the case files reference number IX K 135/19, received instructions on the obligation to inform the authority in charge of the proceedings of a change of his address and the consequences resulting from failure to do so.”
De rechtbank stelt dan ook vast dat de opgeëiste persoon gedurende het proces een verblijfadres heeft opgegeven. Ook heeft hij een adresinstructie ontvangen waarin de verplichting was opgenomen om een eventuele adreswijziging door te geven aan de justitiële autoriteiten, waarbij hij is gewezen op de consequenties van het niet voldoen aan die verplichting. De opgeëiste persoon was dus op de hoogte van de verdenking en van de strafrechtelijke procedure en wist dat hij bereikbaar moest zijn voor de Poolse autoriteiten. Desalniettemin is de opgeëiste persoon naar eigen zeggen in maart 2019 naar Nederland vertrokken. De oproep voor de zitting is naar het door hem opgegeven adres verzonden. Het lag op de weg van de opgeëiste persoon de post op dit adres in de gaten te houden. Als de opgeëiste persoon al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces dat tot dit vonnis heeft geleid, dan is hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. Hij is derhalve niet in zijn verdedigingsrechten geschaad. De rechtbank ziet daarom af van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
telkens: diefstal.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 310 Wetboek van Strafrecht, en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Bydgoszcz III Penal Division,Polen voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 oktober 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU 22 december 2017, C-571/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:1026 (Ardic).