ECLI:NL:RBAMS:2023:6523

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
15.269223.19 en 23.002903.17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde

Op 18 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) van een veroordeelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat een volledige herroeping van de v.i. zou leiden tot het verlies van de woning en uitkering van de veroordeelde, wat ook de schuldsanering zou beëindigen. Dit zou de veroordeelde disproportioneel treffen. De rechtbank heeft daarom besloten om de vordering tot herroeping gedeeltelijk toe te wijzen voor een periode van 30 dagen.

De zaak betreft een veroordeelde die in Oostenrijk tot een gevangenisstraf van vijf jaar is veroordeeld, welke is omgezet naar een gevangenisstraf van 1740 dagen in Nederland. De veroordeelde is op 20 januari 2022 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, maar heeft zich niet gehouden aan de voorwaarden die aan de v.i. waren verbonden. De officier van justitie heeft op 26 juli 2023 een vordering tot herroeping ingediend, omdat de veroordeelde zich meermaals niet aan afspraken heeft gehouden en voorwaarden heeft overtreden.

Tijdens de zitting heeft de veroordeelde zijn verzet tegen de herroeping geuit, waarbij hij zijn psychische problemen als oorzaak voor zijn gedrag aanhaalde. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de veroordeelde voldoende kansen heeft gekregen om zich aan de voorwaarden te houden, maar dit niet heeft gedaan. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen, maar de herroeping beperkt tot 30 dagen om de gevolgen voor de veroordeelde te verzachten.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
VI-zaaknummer : 99/001141-21
Parketnummers : 15/269223-19 en 23/002903-17
Beslissing op de vordering van het Openbaar Ministerie ex de artikelen 6:2:13 (oud) jo. 6:6:21 (oud) van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: v.i.) van
[veroordeelde](hierna: de veroordeelde),
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Persoonsgegevens op het adres
[BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De beslissing is genomen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
24 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van onder meer de volgende stukken:
  • de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2022, tot afwijzing van de vordering tot herroeping van de v.i.;
  • het wijzigingsbesluit v.i. van 3 januari 2023;
  • de waarschuwingsbrief van de Centrale Voorziening Voorwaardelijke Invrijheidstelling (CVVI) van 10 mei 2023;
  • het reclasseringsadvies negatieve beëindiging toezicht van 24 juli 2023;
  • de vordering van de officier van justitie van 26 juli 2023.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van wat de veroordeelde en zijn raadsvrouw, mr. K.C. van Hoogmoed, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder de reclasseringswerker [reclasseringswerker] als getuige-deskundige gehoord.

2.Procesgang

Bij onherroepelijk geworden vonnis van het Landesgericht Ried im Innkreis te Oostenrijk van 20 maart 2019 is veroordeelde tot een gevangenisstraf van vijf jaar veroordeeld. De tenuitvoerlegging hiervan is middels de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS) overgenomen en omgezet naar een gevangenisstraf van 1740 dagen onder parketnummer 15-269223-19.
Bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof Amsterdam van 9 mei 2018 met parketnummer 23-002903-17, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd van
4 weken, met aftrek van de tijd die door veroordeelde in voorarrest is doorgebracht.
De tenuitvoerlegging van deze straffen is met ingang van 13 november 2019 gestart.
Veroordeelde is, gelet op artikel 6:2:10 (oud) en 6:2:11 (oud) Sv, op 20 januari 2022 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, met een proeftijd van 590 dagen, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het besluit voorwaardelijke invrijheidstelling van 2 december 2021, waaronder een meldplicht bij Reclassering Nederland, een ambulante behandeling bij De Waag en het realiseren van een structurele en zinvolle dagbesteding.
Eerdere vordering herroeping v.i.
Op 26 februari 2022 is veroordeelde op grond van artikel 6:3:15 Sv aangehouden.
Op 1 maart 2022 heeft de rechter-commissaris de vordering tot schorsing van de v.i. op grond van artikel 6:6:20 (oud) Sv afgewezen en de hervatting van de voorwaardelijke invrijheidstelling bevolen.
Op 31 maart 2022 heeft de rechtbank Amsterdam de op 28 februari 2022 ingediende vordering tot herroeping van de v.i. afgewezen en als volgt gemotiveerd:
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de veroordeelde grotendeels heeft voldaan aan de voorwaarden zoals geformuleerd in het besluit v.i. van 2 december 2021. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat sprake is van een aantal overtredingen van het locatiegebod en het niet (tijdig) opladen van de enkelband met GPS. Daar staat tegenover dat veroordeelde er blijk van heeft gegeven zijn best te doen om zich aan de voorwaarden en afspraken te houden. De rechtbank acht overtredingen van het locatiegebod niet zodanig ernstig om de vordering van de officier van justitie toe te wijzen, temeer nu dit de ingezette positieve lijn zal doorkruisen. De veroordeelde heeft binnenkort een begeleid wonen plek in [plaats] waar hij vanuit Care and Coaching langer kan verblijven en hij heeft zich aangemeld voor een behandeling bij De Waag. Gelet hierop zal de rechtbank de veroordeelde een laatste kans geven om deze positieve lijn voort te zetten.
Huidige vordering herroeping v.i.
De schriftelijke vordering tot herroeping van de v.i. van de officier van justitie is op
26 juli 2023 op de griffie van de rechtbank ontvangen.
De vordering van de officier van justitie strekt ertoe dat de rechtbank de v.i. volledig herroept, voor de periode van 590 dagen. In de vordering is het volgende te lezen.
Uit het reclasseringsrapport van 24 juli 2023 blijkt dat veroordeelde zich meermaals niet aan afspraken heeft gehouden en voorwaarden heeft overtreden, terwijl niet is gebleken van een reële belemmering daarvoor. Sinds 15 april 2023 is veroordeelde meermaals niet verschenen op de meldplichtafspraken en daarnaast is hij de afgelopen twee maanden niet of nauwelijks telefonisch bereikbaar geweest voor de reclassering. Ook heeft hij zich onvoldoende ingezet om een structurele en zinvolle dagbesteding te realiseren. Veroordeelde heeft laten weten dat hij vanwege zijn psychische gesteldheid geen structurele dagbesteding kan uitvoeren. Afgesproken was daarom dat veroordeelde gedurende één dag per week een eerder opgelegde werkstraf zou uitvoeren. Dat verliep niet goed. Sinds 24 mei 2023 is veroordeelde 19 keer niet verschenen. Ook verscheen hij niet op afspraken bij De Waag, waardoor zijn behandeling per 8 juni 2023 is stopgezet. Concluderend heeft veroordeelde onvoldoende gedragsverandering laten zien naar aanleiding van de laatste kans die hij op 31 maart 2022 kreeg van de rechtbank Amsterdam. Ook de daaropvolgende waarschuwing vanuit het CVVI van 10 mei 2023 heeft niet het gewenste effect gehad.

3.De beoordeling

3.1.
De v.i.-regeling
Volgens de v.i.-regeling geldt als uitgangspunt dat een veroordeelde, als is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:2:10 (oud) Sv, vervroegd in vrijheid wordt gesteld na het ondergaan van het in dit artikel omschreven deel van de gevangenisstraf. Aan de (periode van de) v.i. kunnen door het Openbaar Ministerie algemene en bijzondere voorwaarden worden gesteld. Indien de veroordeelde een voorwaarde niet heeft nageleefd, kan, op grond van het bepaalde in artikel 6:2:13 (oud) Sv de v.i. worden herroepen. Deze beslissing wordt genomen door de rechtbank, op vordering van de officier van justitie.
3.2.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering tot herroeping van de v.i. gehandhaafd. Veroordeelde heeft al vele kansen gehad en er is geen ruimte voor nog een kans.
3.3.
Het standpunt van de veroordeelde
De veroordeelde heeft zich ter terechtzitting verzet tegen de gevorderde herroeping van de v.i. en heeft daartoe – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Hij is verschillende afspraken niet nagekomen, vanwege zijn depressie. Toen zijn rijbewijs op 15 april 2023 werd ingevorderd na een snelheidsovertreding, had hij bovendien ook geen vervoer meer om naar afspraken te gaan. Zijn voorstel om op woensdagen naar De Waag te komen, omdat zijn moeder hem dan kon brengen, werd afgewezen. Ook het voorstel om de behandeling tijdelijk te stoppen tot hij zijn rijbewijs weer terug had, werd niet geaccepteerd. Het gebruik van openbaar vervoer was geen optie, omdat hij in het openbaar vervoer last heeft van paniekaanvallen, die onder andere veroorzaakt worden door zijn PTSS en opgedane detentieschade. Inmiddels heeft hij zijn rijbewijs terug en wil graag nog een kans.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting bepleit de vordering af te wijzen en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Veroordeelde kampt al lange tijd met een zware depressie, waardoor het hem niet is gelukt om alle afspraken na te komen. Sinds de vorige zitting, anderhalf jaar geleden, is veroordeelde echter hard met zichzelf aan de slag gegaan. Hij heeft goede contacten opgebouwd met zijn begeleider bij Stichting Care & Coaching en met zijn
Top600-regisseur. Daarnaast is hij toegelaten tot de schuldsanering. Als de v.i. wordt opgeheven, raakt hij alles kwijt waar hij voor heeft gewerkt, terwijl de proeftijd over negen dagen afloopt. Mocht de rechtbank toch vinden dat de v.i. moet worden herroepen, dan verzoekt de raadsvrouw dit te doen voor maximaal 30 dagen, zodat veroordeelde niet zijn uitkering en woning kwijtraakt en dus ook in de schuldsanering kan blijven.
3.4.
Het standpunt van de reclasseringswerker [reclasseringswerker]
De reclasseringswerker heeft ter terechtzitting laten weten dat hij geen mogelijkheden meer ziet om met veroordeelde aan de slag te gaan, gelet op de houding van veroordeelde. Veroordeelde geeft aan last te hebben van depressies, waardoor het voor hem moeilijk is om zich aan de afspraken te houden. De reclassering heeft hem duidelijk proberen te maken dat daarom de behandeling bij De Waag zo belangrijk is, maar ook daar komt hij niet op afspraken. Hij laat weten dat hij niet op afspraken is verschenen, omdat zijn rijbewijs was ingenomen en hij niet met het openbaar vervoer kon, omdat hij dan paniekaanvallen zou krijgen. Echter, hij is wel onlangs met het vliegtuig naar Griekenland gegaan voor een vakantie. Daarnaast kon hij ook met de fiets naar zijn afspraken komen. Het lijkt dus eerder onwil, dan onmacht. De reclassering is hem op alle mogelijke manieren tegemoet gekomen en heeft er alles aan gedaan om het toezicht succesvol te laten verlopen, maar dit mocht niet baten. Veroordeelde heeft duidelijk niet de juiste prioriteiten. De reclasseringswerker blijft daarom bij zijn advies tot herroeping van de v.i.
3.5.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de stukken en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan meerdere bij de v.i. opgelegde bijzondere voorwaarden. Veroordeelde heeft zich niet gehouden aan de behandelverplichting bij De Waag en aan de meldplicht bij Reclassering Nederland. Daarnaast heeft veroordeelde onvoldoende meegewerkt aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding.
De rechtbank is van oordeel dat noch het verlies van zijn rijbewijs noch zijn depressies veroordeelde vrijwaren van deze verplichtingen, met name nu hem ook alternatieven zijn geboden. Daar komt bij dat ook voorafgaand aan het verlies van zijn rijbewijs en ook in de periodes dat veroordeelde geen dan wel minder last had van depressies, de bijzondere voorwaarden niet goed werden nageleefd.
De rechtbank heeft veroordeelde in haar beslissing van 31 maart 2022 een laatste kans gegeven. Van deze kans heeft veroordeelde onvoldoende gebruik gemaakt. Ook heeft veroordeelde op 10 mei 2023 een officiële waarschuwing gekregen, waarbij is aangegeven dat als hij binnen de proeftijd wederom de bijzondere voorwaarden overtreedt, een vordering herroeping v.i. zou worden ingediend.
Gelet op al het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden die aan de v.i. waren verbonden, verwijtbaar niet heeft nageleefd en dat hij voldoende waarschuwingen en kansen heeft gekregen om zijn gedrag aan te passen en de voorwaarden (alsnog) na te leven.
Nu veroordeelde dit heeft nagelaten is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de officier van justitie kan worden toegewezen.
De rechtbank stelt vast dat een volledige herroeping van de v.i. zou betekenen dat veroordeelde zijn woning en uitkering zou verliezen, met als gevolg dat ook de schuldsanering vroegtijdig wordt beëindigd. De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde hierdoor disproportioneel zou worden getroffen. De rechtbank zal de vordering herroeping v.i. daarom gedeeltelijk toewijzen, te weten voor de duur van 30 dagen.

4.Beslissing

De rechtbank wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe en gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd alsnog gedeeltelijk moet worden ondergaan, te weten voor de duur van
30 (dertig) dagen.
Deze beslissing is gegeven door
mr. E.G.M.M. van Gessel voorzitter,
mrs. I. Timmermans en L. Leerkes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 september 2023.
Tegen deze beslissing staat géén rechtsmiddel open.