5.3.Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en raadsman is de rechtbank van oordeel dat het beroep van verdachte op noodweer slaagt. Het volgende is hiervoor redengevend.
De rechtbank stelt voorop dat van noodweer onder andere sprake is wanneer iemand een feit begaat dat voortkomt uit een noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Bij de beoordeling van een beroep op noodweer dient de rechtbank vast te stellen of de feitelijke toedracht, zoals door verdachte is aangevoerd, aannemelijk is geworden.
Feitelijke toedracht
De rechtbank stelt vast dat het onderzoek met betrekking tot het geweldsincident weinig duidelijkheid heeft verschaft over wat zich op 9 juli 2023 precies in de woning van verdachte heeft afgespeeld. De verklaringen van verdachte en [benadeelde partij] lopen daarover sterk uiteen. Vast staat wel dat sprake is van een langer lopend conflict tussen verdachte en [benadeelde partij] in relatie tot de ex-partner van [benadeelde partij] ,
[naam ex-partner] en dat [naam ex-partner] een dag voor het incident uit detentie is gekomen en bij verdachte verbleef, wat [benadeelde partij] wist.
Verdachte heeft verklaard dat op de dag van het incident de deur van zijn woning open was en dat [benadeelde partij] plotseling in zijn woonkamer stond. Verdachte zat op dat moment op zijn knieën in de hoek van zijn woonkamer met de rug naar de deur. Hij werd direct met een hard voorwerp op zijn hoofd geslagen door [benadeelde partij] en deze riep ‘ik maak je dood’. Er ontstond een worsteling en verdachte is meermalen naar de grond gegaan, probeerde telkens weer op te staan en verplaatste zich daarbij. [benadeelde partij] stond en verdachte zat/lag tussen de salontafel en de hoekbank. Vervolgens voelde hij dat er op de grond een briefopener lag. Hij pakte deze, waarop [benadeelde partij] op hem sprong en hem vastgreep. Met die briefopener heeft hij zich vervolgens verdedigd en gestoken totdat de greep van [benadeelde partij] verslapte en hij weg kon vluchten, wat hij ook heeft gedaan.
De lezing van [benadeelde partij] is dat hij verdachte voorafgaand aan het incident op straat tegenkwam en dat verdachte hem uitnodigde om naar zijn woning te komen. Ze zijn afzonderlijk van elkaar naar de woning gelopen. Toen hij binnenkwam, werd hij uit het niets gestoken door verdachte waarna hij zich heeft verdedigd door met een hard voorwerp, mogelijk een kandelaar, terug te slaan.
De verklaring van verdachte over de feitelijke toedracht vindt naar het oordeel van de rechtbank op belangrijke punten, en meer dan de verklaring van [benadeelde partij] , steun in het dossier. Het volgende is hiervoor van belang.
Ten eerste heeft te gelden dat de plekken die verdachte ter terechtzitting heeft aangewezen op de foto van de woning waar hij werd aangevallen overeenkomen met de plekken waar bloedsporen zijn aangetroffen. Dit in tegenstelling tot de plek die [benadeelde partij] heeft aangewezen als plek waar het incident zich heeft afgespeeld. In zijn lezing heeft alles zich bij de deuropening van de woonkamer afgespeeld.
Ten tweede bevestigt getuige [getuige] de lezing van verdachte dat zij voorafgaand aan het incident de woning heeft verlaten om een sim-kaart te gaan halen, dat verdachte in de woning bleef en dat zij geen sleutels heeft van de woning waardoor verdachte de voordeur open had laten staan.
Verder vindt de verklaring van [benadeelde partij] dat hij onderweg was naar station Sloterdijk en dat hij in de buurt van de woning van verdachte hem op straat tegenkwam waarna deze hem in zijn woning zou hebben uitgenodigd, geen steun in het dossier. De geschetste route door [benadeelde partij] vanuit de Bijlmer naar station Sloterdijk is geen logische route voor een toevallige ontmoeting in de Spaarndammerbuurt. Daarnaast acht de rechtbank het, gelet op de voorgeschiedenis en de relationele verhoudingen tussen verdachte en [benadeelde partij] , zeer onaannemelijk dat verdachte [benadeelde partij] in zijn woning heeft uitgenodigd. [naam ex-partner] woont bij verdachte in huis en is de ex-partner van [benadeelde partij] . Verdachte en [naam ex-partner] hebben verklaard zich bedreigd te voelen door [benadeelde partij] . Verdachte heeft zelfs eerdere geweldsincidenten door [benadeelde partij] bij hun woning bij de wijkagent gemeld, waarbij hij zich vooral zorgen maakte over
wat [benadeelde partij] zou gaan doen nadat [naam ex-partner] uit detentie zou vrijkomen. Een in dit verband belangrijk gegeven is verdachte als eerste en op zijn sokken de woning is uitgerend en zich vervolgens in verwarde toestand bij het politiebureau heeft gemeld en gelijk zegt dat hij heeft gestoken. Een geplande aanval van verdachte op [benadeelde partij] , zoals door [benadeelde partij] geschetst, is daardoor niet aannemelijk.
Nu er kan worden getwijfeld aan de verklaring van [benadeelde partij] en de verklaring van verdachte de rechtbank aannemelijk voorkomt, zal de rechtbank uitgaan van de door verdachte geschetste feitelijke toedracht.
Conclusie
Op basis van de geschetste toedracht door verdachte, waardeert de rechtbank het slaan met een hard voorwerp door [benadeelde partij] richting verdachte als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanval. Verdachte heeft zich hiertegen verdedigd door te steken met een scherp voorwerp. Verdachte en [benadeelde partij] bevonden zich in een relatief kleine woonkamer. Het was voor verdachte daarom niet mogelijk om zich aan de aanval te onttrekken omdat er een bank, stoel en tafel tussen hen en de deur stonden waardoor verdachte niet zo maar weg kon komen.
De rechtbank acht de reactie van verdachte hierop onder deze omstandigheden proportioneel. Verdachte is qua postuur een stuk kleiner dan [benadeelde partij] en was de onderliggende partij toen ze op de grond lagen. De rechtbank acht het daardoor aannemelijk dat verdachte zich niet op andere wijze kon verdedigen tegen de aanval van [benadeelde partij] . Verdachte heeft verklaard dat hij [benadeelde partij] heeft gestoken totdat zijn greep verslapte waardoor hij de mogelijkheid had om weg te rennen. [benadeelde partij] is vervolgens naar het huis van een kennis in de buurt gelopen. De rechtbank leidt hieruit af dat, ondanks de ernst van het letsel bij [benadeelde partij] , de verdediging van verdachte niet als disproportioneel kan worden aangemerkt.
De rechtbank concludeert dat verdachte de hem verweten gedragingen heeft verricht in een situatie waarin voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van zijn eigen lijf tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanval van [benadeelde partij] . Het beroep op noodweer slaagt waardoor verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.