ECLI:NL:RBAMS:2023:6500

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
13-189279-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel uit Hongarije met betrekking tot de opgeëiste persoon

Op 5 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Miskolc Regional Court in Hongarije. Het EAB, dat dateert van 8 juli 2020, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1976, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 26 september 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was, evenals de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. L. Tricoli.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er vragen zijn gerezen over de rechtsgang in Hongarije, met name over de mogelijkheid van de opgeëiste persoon om zich te verdedigen tijdens de rechtszittingen die hebben geleid tot zijn veroordeling. De rechtbank heeft op 9 augustus 2023 vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit, maar heeft tot op heden geen antwoord ontvangen. Hierdoor kan de rechtbank niet vaststellen of de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen, wat essentieel is voor de beoordeling van de overlevering.

De rechtbank heeft besloten de behandeling van de zaak aan te houden en de uitvaardigende justitiële autoriteit in de gelegenheid te stellen om de eerder gestelde vragen te beantwoorden. De rechtbank heeft ook de oproeping van de opgeëiste persoon, zijn raadsman en een tolk in de Hongaarse taal bevolen voor de heropening van de zaak op 26 oktober 2023. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/189279-23
Datum uitspraak: 5 oktober 2023
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering van 1 augustus 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 juli 2020 door de
Miskolc Regional Court, Law Enforcement Group,Hongarije, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [PI] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 26 september 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. L. Tricoli, advocaat in Alphen aan den Rijn en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
final and absolute Judgement of the District Court of Szerencs,
dated 28 February 2018, and final and absolute Judgement of the Miskolc Regional Court,
acting as the court of second instance, dated 07 January 2020,met referenties 4.b.281/2017/15 and 3.Bf.365/2018/42.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog elf maanden en zeventwintig dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het EAB vermeldt in het EAB in onderdeel d):
“Yes, the person appeared in person at the second instance trial resulting in the decision. The court of first instance sentenced him in his absence since he was residing at an unknown place.”
alsmede:
“No, the person did not appear in person at the trial resulting in the decision.”
De rechtbank stelt vast dat het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces in hoger beroep, maar dat de opgeëiste persoon bij verstek is veroordeeld in eerste aanleg. De rechtbank overweegt dat als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, de laatste van die beslissingen relevant is voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld (Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 augustus 2017, C-270/17 PPU (Tupikas), ECLI:EU:C:2017:628).
De rechtbank heeft geconstateerd dat in dit verband op 9 augustus 2023 de volgende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit zijn gesteld:
“Judgment of the Regional Court in Miskolc of 07.01.2020 with file ref. 3.Bf.365/2018/42 (appeal against the judgment of the District Court in Szerencs of 28.02.2018 with file ref. 4.B.281/2017/15)
1. Was in this appeal procedure a reassessment of both guilt and penalty possible by the court?
If not, could you please answer the following question as well?
Judgment of the District Court in Szerencs of 28.02.2018 with file ref. 4.B.281/2017/15
2. Could you please fill in section D included as an annex to this email with regard to this judgment? Please mention the file ref. of the case when filling in section D.
Given the judgment of the Court of Justice of the EU in case LU (C 514/21) and PH (C 515/21), ECLI:EU:C:2023:235, I request you to provide me with this information.
In case [opgeëiste persoon] was not summoned in person and thereby informed of the scheduled date and place of the court hearing(s), was not defended by a mandated legal counsellor and was not served with the decision and thereby expressly informed about the right to a retrial or appeal, could you please answer the following questions as well?
3. Did [opgeëiste persoon] provide the Hungarian authorities with his address during the proceedings in the concerning criminal case and have the summons for the court hearing(s) been sent to this address?
4. Did [opgeëiste persoon] , during the proceedings in the concerning criminal case, receive instructions about the duty to inform the Hungarian authorities about address changes and about the consequences of not complying with his obligation?”
De rechtbank heeft verder geconstateerd dat op deze vragen geen antwoord is gekomen van de uitvaardigende justitiële autoriteit. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of in hoger beroep definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en de aan hem op te leggen straf, zodat het voor de rechtbank niet mogelijk is om vast te stellen welke beslissing aan artikel 12 OLW dient te worden getoetst.
Verder ontbreekt informatie over het verloop van de procedure in eerste aanleg.
Op basis van de nu voorliggende stukken is het voor de rechtbank dus niet duidelijk of het arrest in hoger beroep valt onder de reikwijdte van artikel 12 OLW en, indien dat niet het geval is, of de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen bij het proces dat tot het vonnis in eerste aanleg heeft geleid.
Nu de rechtbank niet kan vaststellen of de overlevering van de opgeëiste persoon geen schending van zijn verdedigingsrechten inhoudt en de beslistermijn nog niet is verstreken, ziet de rechtbank reden om hierover nadere vragen te stellen. De rechtbank zal de behandeling van de zaak daarom aanhouden, teneinde de uitvaardigende justitiële autoriteit in de gelegenheid te stellen bovengenoemde vragen die op 9 augustus 2023 aan haar zijn gesteld alsnog te beantwoorden.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De raadsman heeft zich – onder verwijzing naar uitspraken van vóór de inwerkingtreding van de Herimplementatiewet [4] – op het standpunt gesteld dat de overlevering niet kan worden toegestaan, omdat het gaat om een executieoverlevering voor een niet-lijstfeit, dat naar Nederlands recht niet strafbaar is.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het feit naar Nederlands recht strafbaar is en kan worden gekwalificeerd als een verstoring van de openbare orde zoals strafbaar gesteld in artikel 426 van het Wetboek van strafrecht.
De rechtbank overweegt dat de uitvaardigende justitiële autoriteit het feit niet heeft aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
in staat van dronkenschap verkerende de openbare orde verstoren.

5.Beslissing

De rechtbank:
HEROPENThet onderzoek ter zitting onder gelijktijdige schorsing tot
26 oktober 2023 om 09:30 uur teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de hiervoor onder 3 genoemde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon en zijn raadsman tegen voornoemd tijdstip;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Hongaarse taal tegen voornoemd tijdstip.
Deze tussenuitspraak is gedaan door
mr. E.G.M.M. van Gessel, voorzitter,
mrs. B. van Galen en L. Sanders rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 5 oktober 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.De Wet van 3 maart 2021 tot herimplementatie van onderdelen van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie (wijziging van de Overleveringswet).