In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 19 oktober 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor het opzettelijk telen van hennepplanten en het aanwezig hebben van hennep. De veroordeelde had op 29 oktober 2016 266 hennepplanten gekweekt en 7426 gram hennep in een pand in Amsterdam. De officier van justitie vorderde een bedrag van € 708.335,60 als wederrechtelijk verkregen voordeel, gebaseerd op 34 oogsten van hennepplanten tussen 14 september 2012 en 29 oktober 2016. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er slechts 20 oogsten zijn geweest, en na aftrek van kosten, waaronder huurkosten van het pand, kwam de rechtbank tot een schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 332.518,-. De rechtbank heeft de betalingsverplichting vastgesteld op € 322.518,-, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.