ECLI:NL:RBAMS:2023:6484

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
13-187903-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Polen

Op 10 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door de regionale rechtbank in Szczecin, Polen, is uitgevaardigd. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 27 januari 2023 is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1989, is gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de zitting op 26 september 2023 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak op basis van de Overleveringswet met 30 dagen verlengd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De verdediging voerde aan dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in Polen, gezien de aard van de beschuldigingen. De rechtbank oordeelde echter dat de raadsman onvoldoende objectieve en betrouwbare gegevens heeft gepresenteerd om dit gevaar te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de overlevering kan worden toegestaan, aangezien de feiten ook onder Nederlands recht strafbaar zijn en er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het EAB.

De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/187903-23
Datum uitspraak: 10 oktober 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 28 juli 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 januari 2023 door
the Regional Court in Szczecin, Polen, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 26 september 2023, in aanwezigheid van mr. C.L.E. Mcgivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. F. Laros, advocaat in Rotterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgement of the District Court Szczecin,Polen
, – Right Bank and West in Szczecin,Polen
,– van 4 februari 2019, (met referentie IV K 402/17)
changed by virtue of the judgement of the Regional Court in Szczecin,Polen, van 19 november 2019 (met referentie IV Ka 998/19).
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
ten aanzien van feit 1:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl het feit wordt begaan tegen een persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van mishandeling;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk mondeling zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om naar geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd.

5.Artikel 11 OLW: Poolse detentieomstandigheden

De raadsman heeft bepleit dat overlevering op grond van artikel 11 OLW moet worden geweigerd, nu er voor de opgeëiste persoon sprake is van een reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling indien hij wordt overgeleverd. De overlevering van de opgeëiste persoon wordt namelijk verzocht wegens een veroordeling voor onder meer een zedendelict, zodat de kans op mishandeling door medegedetineerden en cipiers groot is.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende is onderbouwd dat ten aanzien van de opgeëiste persoon een reëel gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling in detentie bestaat, zodat de overlevering kan worden toegestaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de raadsman niet op basis van objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens heeft onderbouwd, dat sprake is van een algemeen reëel gevaar dat personen die in Polen wegens een zedendelict zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld. Reeds hierom slaagt het verweer niet.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 246, 248, 285a, 300 Wetboek van Strafrecht, en 2, 5, 7, 11 OLW.

11.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Szczecin, Polen, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. E.G.M.M. van Gessel, voorzitter,
mrs. B. van Galen en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 10 oktober 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.