Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
K01-3491/2023.
4.Genoegzaamheid
perpetrator(dader). De rechtbank beschikt in overleveringszaken in beginsel niet over het inhoudelijke strafdossier van de lidstaat die het EAB heeft uitgevaardigd en heeft dit dossier op grond van het vertrouwensbeginsel ook niet nodig om te beoordelen of een EAB genoegzaam is. Verweren die zien op het bewijs kunnen in de Deense procedure aan de orde komen en hebben in de overleveringsprocedure geen plaats.
5.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW
7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
8. Slotsom
9.Toepasselijke wetsbepalingen
10.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de rechtbank in Sønderborg (Denemarken) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.