In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van [verzoekster] tot verwijdering van haar BKR-registratie. [Verzoekster] had in 2005 een hypotheek afgesloten bij ING Bank N.V. voor de financiering van een woning. Door financiële problemen, die voortvloeiden uit het faillissement van haar onderneming in 2008, ontstonden er betalingsachterstanden. ING heeft in 2009 de hypothecaire lening opgezegd en de woning geveild, wat resulteerde in een restschuld van € 77.575,05. Na een periode van schuldenlast heeft [verzoekster] in 2019 deelgenomen aan de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP), die eind 2021 succesvol is afgerond. Ondanks haar verzoek om verwijdering van de BKR-registratie, heeft ING dit afgewezen, wat leidde tot de huidige procedure.
De rechtbank heeft de belangen van [verzoekster] zwaarder laten wegen dan die van ING. [Verzoekster] heeft aangetoond dat haar huidige woonsituatie onhoudbaar is en dat de BKR-registratie haar belemmert in het verkrijgen van een nieuwe woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoekster] haar leven weer op de rit heeft en financieel stabiel is. De rechtbank heeft ING veroordeeld om de BKR-registratie binnen een week te verwijderen en heeft de proceskosten aan ING opgelegd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.