ECLI:NL:RBAMS:2023:6451

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
13/207106-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen opgelegde beperkingen in het kader van een Duits onderzoek met Europees Aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 september 2023 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van klager tegen de door de officier van justitie opgelegde beperkingen in het kader van een Duits onderzoek. Klager, geboren in 1995 en gedetineerd in een onbekende detentieplaats, had bezwaar aangetekend tegen het bevel van de officier van justitie van 29 augustus 2023, dat hem beperkte in zijn communicatie en bezoekmogelijkheden. De rechtbank heeft de zaak in besloten raadkamer behandeld, waarbij klager, zijn raadsman mr. Y. Bouchikhi en de officier van justitie mr. S.J. Wirken aanwezig waren.

De opgelegde beperkingen hielden in dat klager geen bezoek mocht ontvangen zonder toestemming van de officier van justitie, geen telefonisch contact mocht hebben zonder toestemming, en geen brieven mocht verzenden of ontvangen zonder controle. Deze maatregelen waren opgelegd in het kader van een Europees Aanhoudingsbevel dat op 17 augustus 2023 door het Amtsgericht Bamberg was uitgevaardigd, waarbij klager werd verdacht van betrokkenheid bij de illegale handel in verdovende middelen en informaticacriminaliteit.

De rechtbank heeft de noodzaak van de beperkingen beoordeeld en geconcludeerd dat deze volstrekt noodzakelijk zijn in het belang van het Duitse strafrechtelijk onderzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beperkingen niet zo ver gaan dat klager volledig geïsoleerd is, aangezien er mogelijkheden zijn voor contact met de raadsman en justitiële autoriteiten, mits toestemming is verkregen. De rechtbank heeft het bezwaarschrift ongegrond verklaard, waarmee de opgelegde beperkingen in stand blijven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/207106-23
BESCHIKKING
in raadkamer op het bezwaarschrift ex artikel 61 van de Overleveringswet (OLW) jo. artikel 62a, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van:
[klager] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres klager] ,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen: klager,
tegen het bevel van de officier van justitie te Amsterdam van 29 augustus 2023, tot het opleggen van beperkingen als bedoeld in artikel 62 Sv.

1.Procesgang

Het bezwaarschrift van 4 september 2023 is ter griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft op 14 september 2023 klager, zijn raadsman (mr. Y. Bouchikhi, advocaat in Utrecht) en de officier van justitie (mr. S.J. Wirken) in besloten raadkamer gehoord.

2.Feiten

Op 17 augustus 2023 heeft het
Amtsgericht Bambergeen Europees Aanhoudingsbevel (EAB) tegen klager uitgevaardigd. Zijn overlevering wordt gevraagd om hem in Duitsland te vervolgen op grond van de verdenking van betrokkenheid bij de illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen en informaticacriminaliteit.
Klager is op 30 augustus 2023 op grond van de OLW aangehouden. Klager verblijft sindsdien in overleveringsdetentie uit hoofde van de OLW.
De officier van justitie heeft bij bevel van 29 augustus 2023 bevolen dat in het belang van het onderzoek beperkende maatregelen worden getroffen zodra klager zou zijn aangehouden. Het gaat om de volgende beperkende maatregelen:
1. de opgeëiste persoon mag zonder uitdrukkelijke toestemming van de officier van justitie geen bezoek ontvangen; deze beperking geldt niet ten aanzien van bezoek door de raadsman en politie;
2. de opgeëiste persoon mag geen telefonisch contact, middellijk noch onmiddellijk, hebben met anderen zonder uitdrukkelijke toestemming van de officier van justitie; deze beperking geldt niet ten aanzien van telefonisch verkeer met de raadsman, justitiële autoriteiten en commissie van toezicht;
3. de opgeëiste persoon mag geen brieven verzenden of ontvangen zonder uitdrukkelijke toestemming van en na controle door of vanwege de officier van justitie; deze beperking geldt niet ten aanzien van correspondentie met de raadsman, justitiële autoriteiten en commissie van toezicht;
4. de opgeëiste persoon mag geen enkel contact hebben - mondeling noch schriftelijk noch telefonisch, middellijk noch onmiddellijk - met medegedetineerde(n);
5. het is de opgeëiste persoon toegestaan om televisie te kijken en kranten/tijdschriften te lezen op zijn cel. Het is de opgeëiste persoon NIET toegestaan gebruik te maken van een computer/mobiele telefoon.
Op 31 augustus 2023 heeft de officier van justitie de vordering ex artikel 23 van de OLW ingediend bij deze rechtbank.

3.Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift, dat ter zitting nader is toegelicht, strekt tot gehele dan wel gedeeltelijke opheffing van de beperkingen. De raadsman heeft naar voren gebracht dat de door Duitsland beoogde beperkingen minder strikt zijn dan de beperkingen die nu aan klager zijn opgelegd. Daarnaast heeft klager zichzelf gemeld toen duidelijk werd dat de politie naar hem op zoek was. In de tussentijd heeft klager al minstens 24 uur de tijd gehad om het onderzoek te frustreren. Ook is de medeverdachte van klager al overgeleverd aan Duitsland en zit deze medeverdachte niet langer in beperkingen. Andere bendeleden zijn al veroordeeld. Als iemand het onderzoek had willen frustreren, dan was dat al lang gebeurd.

4.Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de noodzaak tot het opleggen van beperkende maatregelen nog onverkort bestaat, zoals ook blijkt uit de door de Duitse justitiële autoriteiten bij e-mail van 12 september 2023 gegeven toelichting. Volgens het Nederlandse bevel beperkingen is bezoek en contact mogelijk, zij het dat daarvoor toestemming van de officier van justitie nodig is. De stelling dat er onvoldoende capaciteit is bij de penitentiaire inrichting om toezicht tijdens bezoek of telefoneren volledig te realiseren, maakt dit niet anders. Daarnaast plaatst de officier van justitie, in het licht van de vlucht van klager voor de politie twee dagen eerder, kanttekeningen bij het vrijwillige melden door klager.

5.Beoordeling door de rechtbank

Wettelijke grondslag
De officier van justitie moet bevoegd worden geacht tot het opleggen van beperkingen.
Artikel 61 OLW bepaalt namelijk dat de klager die op basis van deze wet van zijn vrijheid wordt beroofd, wordt behandeld als een verdachte die krachtens het Wetboek van Strafvordering aan een overeenkomstige maatregel is onderworpen. Aangenomen dient te worden dat, ook al wordt artikel 62 Sv niet genoemd bij de bepalingen die in artikel 30 OLW van overeenkomstige toepassing zijn verklaard, hiermee artikel 62 Sv van overeenkomstige toepassing is in geval van overleveringsdetentie.
De officier van justitie moet dan ook in beginsel bevoegd worden geacht tot het treffen van de in artikel 62 Sv bedoelde maatregelen, waaronder het opleggen van beperkingen, krachtens een rechtshulpverzoek van de betreffende buitenlandse autoriteit, die om overlevering van klager heeft gevraagd.
De uitvoering van buitenlandse rechtshulpverzoeken is geregeld in de eerste en derde afdeling van Boek 5, Titel 1, Sv.
Artikel 5.1.1, tweede lid, Sv luidt:
Als verzoeken om rechtshulp worden aangemerkt verzoeken van daartoe bevoegde autoriteiten van een staat aan de bevoegde autoriteiten van een andere staat tot het al dan niet gezamenlijk verrichten van handelingen van onderzoek of het verlenen van medewerking daaraan, verzoeken ter bepaling van de aanwezigheid van wederrechtelijk verkregen voordeel, het toezenden van documenten, dossiers of stukken, of het geven van inlichtingen, dan wel het betekenen of uitreiken van stukken of het doen van aanzeggingen of mededelingen aan derden.
Artikel 5.1.4, tweede en derde lid, Sv luiden:

2. Voor zover het verzoek om rechtshulp van een vreemde staat is gegrond op een verdrag wordt daaraan zoveel mogelijk het verlangde gevolg gegeven;

3. In gevallen waarin het betreft een verzoek dat niet op een verdrag is gegrond, alsmede in gevallen waarin het toepasselijke verdrag niet tot inwilliging verplicht, kan een verzoek om rechtshulp van een bevoegde autoriteit van een vreemde staat worden ingewilligd indien de inwilliging niet in strijd is met een wettelijk voorschrift of dient te worden geweigerd in het kader van het algemeen belang.

Het verlenen van medewerking aan handelingen van onderzoek als bedoeld in artikel 5.1.1., tweede lid, Sv moet ruim worden opgevat en daaronder kan ook worden begrepen het opleggen van beperkingen in het belang van strafrechtelijk onderzoek van het land dat het rechtshulpverzoek heeft ingediend. Dat als gevolg van deze medewerking de persoonlijke levenssfeer van een opgeëiste persoon (nader) kan worden beperkt, maakt dat niet anders.
Uit artikel 5.1.4, derde lid, Sv, volgt, onder meer, dat indien het rechtshulpverzoek niet op een verdrag is gegrond, aan dit verzoek wordt voldaan, mits het een redelijk verzoek betreft en inwilliging ervan niet in strijd is met een wettelijk voorschrift. Genoemd artikel 62 Sv biedt een wettelijke basis voor het opleggen van beperkingen aan klager.
Het opleggen van beperkingen in het belang van buitenlands strafrechtelijk onderzoek vindt dan ook zijn wettelijke grondslag in de artikelen 5.1.1 en 5.1.4 Sv juncto artikel 62 Sv.
Het rechtshulpverzoek
Het verzoek van de Duitse autoriteiten aan de Nederlandse is om de beperkingen die door het
Amtsgericht Bambergreeds aan klager zijn opgelegd, ook tijdens zijn overleveringsdetentie hier in Nederland aan hem op te leggen. In het verzoek wordt onder meer verwezen naar het risico dat klager ‘daden van verhulling zal verrichten’, zoals het vernietigen van bewijsmateriaal en het beïnvloeden van getuigen.
Bij e-mail van 12 september 2023 hebben de Duitse justitiële autoriteiten de volgende aanvullende toelichting gegeven:
“(…)
The arrest of [klager] is part of a large scale investigation that has already included a number of other perpetrators. A number of them have already been sentenced to multi‐year prison sentences in Germany. It is safe to assume that there are other perpetrators involved in running the online drug shop (which is still online and delivering).
We believe that the risk of the accused fleeing is already justified by the fact that obviously the accused has actually fled before ‐ at least for a short time. The threat of a long prison sentence is a plausible incentive for another attempt at fleeing. Additionally – as stated above – we assume that yet unidentified members of the group are still at liberty. If released the accused will get in touch with these persons and deprive the investigating authorities of assets and evidence.
Therefore in Germany we would have respective restrictions in custody in place like
‐ the requirement of phone call and visitor's permits
‐ supervision of visits and phone calls
‐ control of in‐ and outgoing letters
(…)”
De beoordeling van het bezwaarschrift
Voor de beantwoording van de vraag of in een concrete zaak beperkingen mogen worden opgelegd ten behoeve van een buitenlands strafrechtelijk onderzoek, dient naar het oordeel van de rechtbank gelet op hetgeen in artikel 62, eerste lid, Sv is bepaald te worden bezien of die beperkingen in het belang van het onderzoek volstrekt noodzakelijk zijn.
Het gaat in zoverre om een marginale toets, waarbij de inschatting van de noodzaak en het concrete collusiegevaar ter beoordeling is van de Duitse autoriteiten. Het is aan de rechtbank enkel om te beoordelen of het verzoek tot het opleggen van beperkingen voldoende onderbouwd is.
Tegen de achtergrond van de in Duitsland tegen klager bestaande verdenking en het door de Duitse autoriteiten onderbouwde collusiegevaar, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de beperkingen, of een deel daarvan, niet volstrekt noodzakelijk zouden zijn in het kader van het Duitse onderzoek.
Daarbij is van belang dat de beperkingen niet luiden dat klager geen bezoek mag ontvangen, geen telefonisch contact mag hebben met anderen en geen brieven mag verzenden of ontvangen. Voormelde vormen van sociaal contact zijn volgens de beperkingen mogelijk, zij het met uitdrukkelijke toestemming van de officier van justitie. Gesteld noch gebleken is dat klager vergeefs bij de officier van justitie verzoeken heeft ingediend om van voormelde vormen van sociaal contact gebruik te maken.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank het bezwaarschrift ongegrond verklaren.

6.Beslissing

De rechtbank
VERKLAARThet bezwaar tegen het bestreden bevel beperkingen van de officier van justitie
ONGEGROND.
Deze beschikking is gegeven op 14 september 2023 in raadkamer van deze rechtbank door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en ondertekend door de voorzitter en de griffier.