Op 12 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Gdańsk, Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die niet ingeschreven staat in de Basisregistratie Personen, maar wel in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB hervat na een lange schorsing, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn advocaat en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, maar dat dit de rechtbank niet ontsloeg van haar verplichting om een beslissing te nemen.
De rechtbank heeft de overlevering geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat tot de beslissing in hoger beroep heeft geleid. De rechtbank concludeert echter dat de opgeëiste persoon stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen, en dat er geen schending van zijn verdedigingsrechten is. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de opgeëiste persoon voldoende banden met Nederland heeft en dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf in Nederland kan worden overgenomen.
De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering geweigerd, maar gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen. De rechtbank heeft de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf bevolen, maar deze onmiddellijk geschorst, gezien de lange periode dat de opgeëiste persoon al in (geschorste) overleveringsdetentie heeft gezeten. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.