ECLI:NL:RBAMS:2023:644

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
C/13/718468 / HA ZA 22-451
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsovereenkomst en ontbinding in verbouwingsgeschil

In deze zaak heeft [eiser], een klus- en afbouwbedrijf, werkzaamheden verricht in de schoonheidssalon van [gedaagde 1]. Voordat de werkzaamheden waren afgerond, heeft [gedaagde 1] [eiser] de toegang tot de salon ontzegd, wat volgens [eiser] een opzegging van de overeenkomst betekende. [eiser] vorderde betaling van de aanneemsom en meerwerk, terwijl [gedaagde 1] stelde dat [eiser] tekortgeschoten was en de overeenkomst buitengerechtelijk had ontbonden. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde 1] de overeenkomst rechtsgeldig had ontbonden en dat [eiser] alleen recht had op betaling voor de werkzaamheden die hij had uitgevoerd. Tevens werd vastgesteld dat [gedaagde 1] schade had geleden door de tekortkomingen van [eiser], die zij mocht verrekenen met de vordering van [eiser]. Uiteindelijk werd [gedaagde 1] veroordeeld tot betaling van € 8.876,75 aan [eiser], vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank compenseerde de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/718468 / HA ZA 22-451
Vonnis van 8 februari 2023
in de zaak van
[eiser], handelend onder de naam [handelsnaam] ,
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. R.H. Kuiper te Zoetermeer,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde 1] V.O.F.,
te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagde 1] . Gedaagde 2 wordt afzonderlijk [gedaagde 2] genoemd.
advocaat: mr. A. Knol te Assendelft.

1.De zaak in het kort

[eiser] heeft verschillende (verbouwings)werkzaamheden verricht in de schoonheidssalon van [gedaagde 1] . Voordat de werkzaamheden waren afgerond heeft [gedaagde 1] [eiser] de toegang tot de schoonheidssalon ontzegd. Volgens [eiser] heeft [gedaagde 1] de overeenkomst daarmee opgezegd. [eiser] vordert daarom betaling van de gehele aanneemsom en meerwerk. Volgens [gedaagde 1] is [eiser] toerekenbaar tekortgeschoten en is de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Zij wil alleen betalen voor de werkzaamheden die correct zijn uitgevoerd. Daarnaast stelt [gedaagde 1] schade te hebben geleden die zij als tegenvordering wil verrekenen.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde 1] de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden. [eiser] heeft alleen recht op betaling van de werkzaamheden die hij heeft uitgevoerd. [gedaagde 1] heeft echter nog een vordering op [eiser] vanwege schade die [eiser] heeft veroorzaakt. Die kosten mag [gedaagde 1] verrekenen met de vordering van [eiser] . Tot slot is niet vast komen te staan dat [gedaagde 1] (vertragings)schade heeft geleden.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 mei 2022 met producties,
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- het tussenvonnis van 2 november 2022,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 december 2022 en de daarin genoemde stukken.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] houdt zich als klus- en afbouwbedrijf bezig met het totaalonderhoud van woningen. [gedaagde 1] exploiteert een schoonheidssalon te Amsterdam aan de [adres] (hierna: schoonheidssalon).
3.2.
Op 16 januari 2020 stuurt [eiser] aan [gedaagde 1] een offerte voor de verbouwing van de schoonheidssalon voor een bedrag van in totaal € 53.114,16 inclusief btw.
3.3.
Bij e-mail van 12 februari 2020 heeft [eiser] onder meer het volgende aan [gedaagde 1] geschreven:

(…) Door tijdsdruk heb ik niet eerder kunnen reageren op enkele punten die we samen besproken hebben om de winkel aan te passen. Enkel zijn deze punten niet in de offerte meegenomen zoals u ook van op de hoogte bent en deze punten met u zijn besproken. Daarom deze brief om misverstanden te voorkomen bij afrekening.
  • Elektriciteit uitbreiden groepenkast en uitzoeken elektra
  • Aanbrengen versteviging van kamer 1
  • Verlagen plafond in kamer 1
  • Deel verhogen in kamer 1
  • Plaatsen van handdoeken rek naast washok
  • Wand toilet verhoogd
  • Plaatsen van plinten boven en beneden
In eerste instantie was het alleen in kamer 2&5 en nu moeten we iniedere kamer ventilatie aanleggen. Voor deze punten zal een na rekening volgen voor de materialen en extra manuren die niet zijn opgenomen in de offerte.
3.4.
Bij e-mail van 12 februari 2020 heeft [gedaagde 1] onder meer het volgende aan [eiser] geschreven:

(…) Dat is ok, houd wel ook rekening met minder werk zoals de vloer coaten in de kelder. Kan je mij wel 1x per week een update geven van de verwachte kosten voor het extra werk? Ik wil namelijk niet aan het eind voor onverwachte extra hoge kosten komen te staan.
3.5.
Bij e-mail van 5 maart 2020 heeft [eiser] aan [gedaagde 1] een lijst met een overzicht van meerwerk verstuurd.
3.6.
Bij e-mail van 6 maart 2020 heeft [eiser] onder meer het volgende aan [gedaagde 1] geschreven:

(…) Zoals eerder besproken de prijzen voor de extra werkuren (…). Extra werk systeem plafond gang:Manuren: € 656 ex btw
Materiaal: € 51ex btw
3.7.
Bij e-mail van 6 maart 2020 heeft [gedaagde 1] onder meer het volgende aan [eiser] geschreven:

[handelsnaam] , Ik wil geen verdere extra kosten meer hebben. Als jij denkt dat bepaalde werkzaamheden extra zijn dien je dat eerst met mij te overleggen. Als het niet overlegd is accepteer ik de kosten verder niet meer.
3.8.
Bij e-mail van 10 maart 2020 heeft [eiser] aan [gedaagde 1] een vernieuwde lijst met een overzicht van meerwerk verstuurd.
3.9.
Op 18 maart 2020 heeft [eiser] aan [gedaagde 1] een factuur gestuurd voor diverse meerwerkzaamheden voor een bedrag van € 18.014,92.
3.10.
Bij e-mail van 29 april 2020 heeft [gedaagde 1] onder meer het volgende aan [eiser] geschreven:

Zoals beloofd in de bijlage een lijst met alle werkzaamheden en verbeterpunten welke nog
uitgevoerd dienen te worden. Zoals u kunt zien staan er veel punten op die zeer slecht uitgevoerd zijn en veel punten die gewoon nog niet klaar zijn, daarom begrijp ik uw standpunt niet dat u op dit moment niet verder kunt. Ik wil u er nogmaals op wijzen dat u deze klus had aangenomen voor een tijdsduur van ongeveer 3,5 weken echter bent u al meer dan 3 maanden bezig. Via WeTransfer zal ik u zometeen ook files sturen met foto’s van de uitgevoerde werkzaamheden per kamer. Op deze foto’s is zeer duidelijk de ongelofelijke slechte staat van de uitgevoerde werkzaamheden te zien. Bij onze eerste besprekingen voor de verbouwing van onze salon heb ik u duidelijk verteld dat wij een zeer nette en luxe salon met een heel mooie uitstraling willen neerzetten. Met de werkzaamheden die u hebt uitgevoerd lijkt het wel of het pand al 100 jaar oud is. Deurkozijnen helemaal scheef, stucwerk wat er zeer slecht uit ziet, plinten die er verrot uitzien, schilderwerk wat slecht is. Van de nette luxe uitstraling van onze salon is niks over. Let wel, de punten die ik hierboven aanhaal heeft u nieuw uitgevoerd, nieuwe muren, kozijnen, deuren en plinten dus onbegrijpelijk dat u het voor elkaar krijgt dit er zo slecht uit te laten zien. Het moge duidelijk zijn dat de firma [gedaagde 1] zwaar gedupeerd word door uw slechte werkzaamheden en de lange tijd die deze verbouwing nu al duurt. Alles wat jullie van het begin af aan hebben gedaan werd slecht en fout uitgevoerd waardoor u zeer veel herstelwerkzaamheden moest uitvoeren. In de email hier onder heb ik ook al
aangehaald dat jullie nooit eens op een normale tijd beginnen. Nadat het stucwerk in eerste
instantie klaar was bent u bijna 2 maanden bezig geweest met herstel werkzaamheden van
het stucwerk in de gang! De ene dag stonden jullie weer opnieuw pasta te smeren dan te
schilderen om vervolgens weer de muren te gaan schuren en dit is weken achter elkaar
doorgegaan, in elke willekeurig volgorde van de 3 werkzaamheden. Na deze 2 maanden had
je toch wel mogen verwachten dat de muren zo glad zouden zijn als spiegels. Ik nodig u dus
graag uit om commentaar te geven op de foto’s van het stucwerk in de gang wat ik straks zal
doorsturen. Ik ga u een allerlaatste kans geven om nog eenmaal te trachten dingen goed uit te voeren en daarom ga ik de volgende afspraak met u maken:
(…)
3. Zoals eerder aangegeven is uw personeel welke tot nu toe de werkzaamheden hadden uitgevoerd totaal onbekwaam. Ik sta dus ook niet meer toe dat zij werkzaamheden uitvoeren voor onze salon. U zult met ander “bekwaam en professioneel” personeel moeten komen of het werk moeten uitbesteden aan professionals. Per item wil ik dus ook een overzicht van u wie wat gaat uitvoeren of welke firma.
(…)
5. De absolute dead line wanneer het werk helemaal klaar dient te zijn en schoon opgeleverd is vrijdag 15-5-2020 15:00.
(…)
8.
8. Als u vrijdagmorgen 1-5-2020 om 11:00 niet onze zaak in Amsterdam aanwezig bent of u heeft geen goede plan van aanpak en/of het juiste personeel dan beschouw ik onze overeenkomst voor de verbouwing van ons pand als ontbonden en zullen de financiële consequenties op u verhaald worden.
3.11.
Bij e-mail van 4 mei 2020 heeft [eiser] onder meer het volgende aan [gedaagde 1] geschreven:

(…) Zoals ik al eerder in mijn mails had aangegeven is er meerwerk verricht, zoals het koud en warm water werk, die niet in mijn primaire offerte waren opgenomen. Je hebt daar geen no go op gegeven dus die zijn uitgevoerd.
Om onze relatie goed te houden hebben wij toch nog kunnen snijden in enkele kosten.
(…)
Ik ga ervan uit dat met mijn tegemoetkoming we verder kunnen en de zaak snel kunnen afronden.
3.12.
Bij e-mail van 16 mei 2020 heeft [gedaagde 1] onder meer het volgende aan [eiser] geschreven:
“(…)
Vanwege het feit dat u al 3 maanden overtijd bent en het schenden van al onze afspraken van afgelopen vrijdag 1-5-2020 ontbind ik per direct onze afspraak tot de verbouwing van ons pand (…) U mag het pand dus ook niet meer betreden en ik eis per direct de sleutel van het pand terug. Van uw zijde wens ik nu eerst een totaal overzicht te krijgen van welke rekeningen er volgens u nog openstaan en waarvan u denkt dat ze nog betaald moeten worden. De rekeningen dienen onderbouwd te zijn en gespecificeerd met materialen en uren.
(…)
Ikzelf zal nu eerst al mijn tijd besteden aan het zo spoedig mogelijk opknappen van alle werkzaamheden die u heeft verzaakt zodat onze winkel zo spoedig mogelijk open kan om zo verdere financiële onkosten in te perken.”
3.13.
Op 17 mei 2020 heeft [eiser] aan [gedaagde 1] een factuur gestuurd voor de resterende aanneemsom van € 10.000,00.
3.14.
Op 3 juli 2020 stuurt [eiser] een aanmaning naar [gedaagde 1] tot betaling van de facturen voor de resterende aanneemsom en meerwerk. [gedaagde 1] heeft beide facturen niet betaald.

4.Het geschil

De vordering van [eiser]
4.1.
vordert - samengevat – dat [gedaagde 1] wordt veroordeeld tot betaling van:
  • € 29.070,07, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 28,014,92 vanaf de vervaldatum van de facturen,
  • de proceskosten.
4.2.
[eiser] stelt daartoe – kort gezegd – dat [gedaagde 1] de overeenkomst (tussentijds) heeft opgezegd door [eiser] vanaf 15 mei 2020 de toegang tot de schoonheidssalon te ontzeggen, waardoor [eiser] de werkzaamheden niet heeft kunnen afronden en de gebreken – voor zover daarvan sprake zou zijn – heeft kunnen herstellen. Op grond van artikel 7:764 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) maakt [eiser] daarom aanspraak op de voor het gehele werk geldende prijs. Het gevorderde bedrag betreft de resterende aanneemsom en het meerwerk, verminderd met de besparingen die voor [eiser] uit de opzegging voortvloeien, aldus [eiser] .
4.3.
[gedaagde 1] voert aan dat er geen sprake is van opzegging nu zij de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden. Ook betwist [gedaagde 1] een deel van de door [eiser] opgevoerde meerwerkopdrachten en de hoogte van de door [eiser] gestelde kosten. [gedaagde 1] ging ervan uit dat deze werkzaamheden in de offerte waren meegenomen, in die zin dat het ging om een andere (efficiënte) uitvoering van de oorspronkelijke werkzaamheden. Tot slot voert [gedaagde 1] aan dat, voor zover enig bedrag aan [eiser] betaald dient te worden, zij dit bedrag mag verrekenen met de door haar geleden schade die zij als tegenvordering vordert. [gedaagde 1] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
De voorwaardelijke tegenvordering van [gedaagde 1]
4.4.
Voor zover haar beroep op verrekening met de vordering van [eiser] niet slaagt, vordert [gedaagde 1] :
  • een verklaring voor recht dat de overeenkomst gedeeltelijk buitengerechtelijk is ontbonden,
  • [eiser] te veroordelen tot betaling van € 30.869,11, althans het bedrag € 14.457,45, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2022,
  • [eiser] te veroordelen tot betaling van de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis.
4.5.
[gedaagde 1] stelt daartoe – samengevat – dat zij de overeenkomst gedeeltelijk heeft ontbonden. [gedaagde 1] vordert vergoeding van schade als gevolg van deze ontbinding. De gevorderde schadevergoeding bestaat uit minderwerk, de herstel- en schoonmaakkosten van het laminaat en vertragingsschade. Na verrekening bedraagt de restantvordering van [gedaagde 1] op [eiser] € 14.457,45.
4.6.
[eiser] heeft de vorderingen van [gedaagde 1] betwist. [eiser] betwist – samengevat – dat zij is tekortgeschoten in de nakoming. Ook betwist hij dat [gedaagde 1] hem in gebreke heeft gesteld, dan wel dat hij in verzuim is geraakt. [eiser] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde 1] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde 1] in de kosten van deze procedure.

5.De beoordeling

De vordering van [eiser]
5.1.
Partijen hebben een overeenkomst van aanneming van werk in de zin van artikel 7:750 BW gesloten. Tussen partijen staat vast dat de overeenkomst feitelijk is geëindigd. Partijen verschillen echter van mening over het antwoord op de vraag hoe deze beëindiging– in juridische zin – gekwalificeerd moet worden en wat de rechtsgevolgen daarvan zijn.
Opzegging?
5.2.
[eiser] voert aan dat [gedaagde 1] , gelet op het bedrag dat al betaald is, uit hoofde van de overeenkomst nog een bedrag van € 10.000,00 aan [eiser] moet betalen. Volgens [eiser] heeft [gedaagde 1] de overeenkomst opgezegd. Bij opzegging door de opdrachtgever (hier: [gedaagde 1] ) op grond van artikel 7:764 BW is de opdrachtgever gehouden de volledige aanneemsom aan de aannemer te betalen, verminderd met de besparingen die de aannemer heeft door de opzegging.
5.3.
Tussen partijen staat vast dat de overeenkomst feitelijk is geëindigd. Van een tot [eiser] gerichte verklaring van [gedaagde 1] die ertoe strekt de overeenkomst door opzegging te beëindigen is niet gebleken. [gedaagde 1] heeft bij e-mail van 29 april 2020 de bedoeling gehad om de overeenkomst te ontbinden indien [eiser] zijn afspraken niet op tijd nakomt. Dat blijkt uit de letterlijke tekst van het e-mailbericht. [gedaagde 1] geeft aan de overeenkomst als ontbonden te beschouwen wanneer [eiser] niet alsnog deugdelijk nakomt. Dit bericht kwalificeert als een ontbindingsverklaring, namelijk gericht op een gedeeltelijke toekomstige ontbinding. Dan kan dus niet worden gezegd dat [gedaagde 1] de overeenkomst heeft opgezegd. Dit betekent dat artikel 7:764 lid 2 BW geen grondslag kan vormen voor toewijzing van de vordering van [eiser] .
Ontbinding?
5.4.
Subsidiair beroept [eiser] zich op nakoming door [gedaagde 1] van haar betalingsverplichting voor de overeengekomen en verrichte werkzaamheden. [gedaagde 1] voert echter verweer dat zij de overeenkomst rechtsgeldig gedeeltelijk heeft ontbonden per 16 mei 2020. Nu [gedaagde 1] een beroep doet op de rechtsgevolgen van ontbinding, rusten de stelplicht en bewijslast daarvan op [gedaagde 1] .
Toetsingskader
5.5.
Artikel 6:265 BW stelt drie voorwaarden aan de bevoegdheid om een overeenkomst te ontbinden. In de eerste plaats (1) moet er sprake zijn van een tekortkoming van de ander in de nakoming van een van haar verbintenissen. Die tekortkoming moet (2) ernstig genoeg zijn om ontbinding met alle gevolgen daarvan te rechtvaardigen. Als dat zo is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding, voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, pas wanneer de ander (3) in verzuim is. Artikel 6:82 lid 1 BW bepaalt dat verzuim pas intreedt wanneer de schuldenaar (hier: [eiser] ) in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning, waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming van de overeenkomst wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft.
Is [eiser] tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst?
5.6.
Allereerst moet worden vastgesteld of [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen jegens [gedaagde 1] . [gedaagde 1] voert daartoe aan dat [eiser] te veel tijd heeft besteed aan het verrichten van de werkzaamheden. Ook voert [gedaagde 1] aan dat [eiser] tot dusver slecht werk had geleverd. Ter onderbouwing stelt [gedaagde 1] dat de deurkozijnen scheef stonden. Ook waren het stucwerk, de afwerking van de plinten en het schilderwerk niet goed verricht.
5.7.
[eiser] betwist dat partijen een termijn voor oplevering zijn overeengekomen en dat blijkt inderdaad niet uit de offerte. Ook uit de correspondentie tussen partijen blijkt niet dat partijen een termijn hebben afgesproken voor de oplevering. Er kan dus niet gezegd worden dat [eiser] tekort is geschoten doordat hij een fatale termijn voor oplevering niet heeft gehaald. De stelling dat [eiser] tekort schiet in zijn verplichting tot het deugdelijk opleveren van de werkzaamheden heeft [eiser] echter onvoldoende betwist. Tegenover de opsomming met toelichting door Thai Tara van punten die niet in orde zijn, heeft [eiser] slechts gesteld dat hij een aantal punten verholpen heeft en aan een aantal punten nog niet was toegekomen. [eiser] is dus tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
Is [eiser] in verzuim geraakt?
5.8.
Iedere tekortkoming in de nakoming van één van de verbintenissen uit de overeenkomst geeft [gedaagde 1] in beginsel de bevoegdheid de overeenkomst te ontbinden. De vraag is echter of [eiser] in “verzuim” verkeerde. Nu geen sprake was van een blijvende of tijdelijke onmogelijkheid voor [eiser] om zijn verplichtingen alsnog na te komen, is daarvoor vereist dat [gedaagde 1] een schriftelijke aanmaning aan [eiser] heeft gestuurd, een “ingebrekestelling”, waarin een redelijke termijn aan [eiser] wordt gegeven om de volgens [gedaagde 1] bestaande gebreken te herstellen. Als [eiser] niet binnen die termijn de gebreken herstelt, is hij “in verzuim”.
5.9.
[eiser] vindt dat hij niet in verzuim verkeerde, omdat hij niet in de gelegenheid is gesteld de werkzaamheden af te ronden. De rechtbank gaat hier niet in mee. [gedaagde 1] heeft zich met betrekking tot haar stelling dat zij [eiser] deugdelijk in gebreke heeft gesteld in het bijzonder verwezen naar haar e-mail aan [eiser] op 29 april 2020. Uit deze email blijkt duidelijk welke gebreken [eiser] moest verhelpen en binnen welke termijn. [eiser] heeft op die ingebrekestelling niet gereageerd, althans hij heeft niet geprotesteerd tegen de geboden hersteltermijn, zodat die geacht moet worden redelijk te zijn. Daarmee is het een deugdelijke ingebrekestelling. Het enkele feit dat de werkzaamheden door ander personeel moest worden uitgevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. De werkzaamheden zouden immers onder verantwoordelijkheid van [eiser] worden uitgevoerd. Uit de stellingen van partijen blijkt dat [eiser] de werkzaamheden niet binnen de gegeven termijn heeft afgerond. [eiser] heeft dus niet voldaan aan de ingebrekestelling. Daarmee is [eiser] in verzuim geraakt.
5.10.
Gelet op het voorgaande is [eiser] tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Vanwege de tekortkoming mocht [gedaagde 1] overgaan tot ontbinding van de overeenkomst. [gedaagde 1] heeft de overeenkomst rechtsgeldig gedeeltelijk ontbonden per 16 mei 2020.
Gevolgen ontbinding
5.11.
Op grond van artikel 6:270 BW dient een evenredige vermindering plaats te vinden van de prestaties van partijen over en weer. Dit betekent dat [eiser] alleen nog recht heeft op betaling van de werkzaamheden die hij heeft uitgevoerd. De werkzaamheden die [eiser] in het kader van de gedeeltelijke ontbinding niet heeft verricht, worden als “minderwerk” beschouwd. [eiser] vordert ook betaling van de factuur voor meerwerk. Daarom zal eerst gekeken worden of [gedaagde 1] gehouden is tot betaling voor meerwerk.
Wat moet [gedaagde 1] betalen voor het meerwerk?
Het toetsingskader
5.12.
Voor zover de rechtbank hierna tot het oordeel komt dat de gefactureerde werkzaamheden geen onderdeel vormden van de initiële afspraken, gaat het om meerwerk. Op grond van artikel 7:755 BW moet [gedaagde 1] opdracht voor het meerwerk hebben gegeven en [eiser] moet [gedaagde 1] tijdig hebben gewezen op de prijsverhoging. Er bestaat geen waarschuwingsplicht indien [gedaagde 1] de noodzaak van prijsverhoging uit zichzelf had moeten begrijpen. Daarbij is niet van belang of [gedaagde 1] als opdrachtgever ook inzicht had in de omvang van de prijsverhoging dan wel de (concreet) te verwachten meerkosten.
5.13.
[gedaagde 1] stelt dat zij niet is gehouden tot betaling van meerwerk, omdat [eiser] niet heeft voldaan aan zijn waarschuwingsverplichting in de zin van artikel 7:754 BW. Verder betoogt [gedaagde 1] dat de meerwerkzaamheden onder de overeenkomst vallen. Ter zitting heeft [gedaagde 1] , bij monde van haar advocaat, verklaard dat zij slechts voorwaardelijk akkoord is gegaan met meerwerk, namelijk onder de voorwaarde dat [eiser] [gedaagde 1] wekelijks vooraf op de hoogte zou brengen over de kosten.
Akkoord met meerwerk
5.14.
Bij e-mail van 12 februari 2020 heeft [eiser] [gedaagde 1] op de hoogte gebracht over het verrichte meerwerk en de daarmee gemoeide kosten. [gedaagde 1] is bij e-mail van 12 februari 2020 en 6 maart 2020 akkoord gegaan met extra kosten voor meerwerk. Pas bij e-mail van 6 maart 2020 heeft [gedaagde 1] aangegeven dat zij “verder” geen extra kosten wil hebben en de kosten verder niet meer te accepteren zolang [eiser] niet eerst met haar heeft overlegd. [gedaagde 1] heeft dus in ieder geval opdracht gegeven tot het meerwerk, zoals vermeld bij e-mail van 12 februari 2020 en 6 maart 2020. Ten aanzien van deze werkzaamheden is niet in geschil dat [eiser] die heeft uitgevoerd. De kosten van dat meerwerk is [gedaagde 1] dan ook aan [eiser] verschuldigd. Dit geldt voor de volgende meerwerkposten:
  • elektra (€ 4.209,00)
  • de diverse werkzaamheden voor de eerste kamer (€ 1.025,85)
  • het plaatsen van het handdoekenrek (€ 328,00)
  • het verhogen van de toiletwand (€ 164,00)
  • het plaatsen van de plinten (€ 650,00), en
  • het extra werk systeem plafond gang (€ 707,00).
5.15.
Verder is [gedaagde 1] op 30 april 2020 in haar commentaar op het voorstel van het meerwerk akkoord gegaan met de volgende meerwerkzaamheden: bouwen nisje in douche (€ 494,50), kozijnen (€ 193,00), huur steiger (€ 230,00) en aanpassing riool (€ 61,00). De huur van de container heeft [eiser] uiteindelijk niet gefactureerd. Ook die werkzaamheden zijn uitgevoerd zodat [gedaagde 1] de kosten aan [eiser] is verschuldigd.
Prijs meerwerk
5.16.
[eiser] vordert ook betaling voor op het bouwen van het nisje in het toilet, het verhogen van de wanden en het aanbrengen van ventilatie. [gedaagde 1] betwist de hoogte van de prijs voor het bouwen van het nisje in het toilet en het aanbrengen van ventilatie. Ten aanzien van het systeem plafond stelt [gedaagde 1] niets verschuldigd te zijn, omdat dit al in de offerte was opgenomen.
Bouwen nisje toilet
5.17.
Voor wat betreft het bouwen van het nisje in het toilet erkent [gedaagde 1] dat dit meerwerk was, alleen rekent [eiser] voor dit meerwerk volgens haar te veel. Partijen hadden al afgesproken dat de dubbele wand in het toilet zou worden gebouwd, omdat dit ook nodig was voor het bouwen van de inbouwtoilet, zodat het aanbrengen van het nisje relatief eenvoudig was. [eiser] rekent daarvoor echter hetzelfde als voor het nisje in de douche, waarvoor speciaal een dubbele wand is aangebracht. [gedaagde 1] is daarom slechts bereid om 25% van het gevorderde bedrag te betalen.
5.18.
De rechtbank volgt [gedaagde 1] niet in haar stelling dat het aanbrengen van het nisje in het toilet minder werk was dan het aanbrengen van het nisje in de douche. Uit de omschrijving over het plaatsen van de inbouwtoilet in het document “winkelverbouwing 2020-01-01” blijkt namelijk niet dat er al een dubbele wand geplaatst moest worden. [gedaagde 1] moet daarom de manuren en het materiaal voor het bouwen van het nisje in de toilet voor in totaal (€ 328,00 + € 146,50 =) € 474,50 aan [eiser] betalen.
Aanbrengen ventilatie
5.19.
Ook ten aanzien van het aanbrengen van ventilatie betwist [gedaagde 1] de hoogte van de prijs. Volgens [eiser] waren partijen bij wijze van meerwerk overeengekomen dat er in elke kamer ventilatie moest worden aangebracht, waardoor het hele systeemplafond moest worden verwijderd en aangepast. [gedaagde 1] stelt dat dit eenvoudig kon worden gemaakt en is bereid slechts € 100,00 te betalen voor de materiaalkosten.
5.20.
Tussen partijen staat vast dat [eiser] de ventilatie in elke kamer zou aanbrengen en dat dit niet was meegenomen in de offerte. [gedaagde 1] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat [eiser] teveel in rekening heeft gebracht voor materiaal en manuren. De enkele stelling dat deze klus niet veel tijd en werk in beslag neemt is daartoe onvoldoende. Voor wat betreft het aanbrengen van de ventilatie is [gedaagde 1] dan ook gehouden tot betaling van (€ 656,00 + € 337,32=) € 993,32.
Verhoging van de wanden
5.21.
[eiser] vordert verder betaling van € 1.366,00 voor het systeem plafond. De rechtbank begrijpt dat deze post de afwerking van de muren tegen het systeem plafond betreft, in met name het voorste deel van het pand. [gedaagde 1] stelt dat partijen hadden besproken dat [eiser] een L-profiel van het verlaagde plafond bovenop de muur kon leggen, zodat de wand netjes kon worden afgewerkt. Dit valt volgens [gedaagde 1] niet onder meerwerk, maar onder de offerte. Volgens [eiser] heeft [gedaagde 1] aangegeven dat zij de wanden graag hoger wilde hebben en dat dat onder meerwerk valt.
5.22.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde 1] , is onvoldoende vast komen te staan dat [eiser] [gedaagde 1] ten aanzien van deze post tijdig heeft gewezen op de prijsverhoging. Ook heeft [eiser] niet aangetoond dat [gedaagde 1] die noodzaak zelf had moeten begrijpen. Dit betekent dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd waarom [gedaagde 1] gehouden is tot betaling van kosten voor het systeem plafond.
Parkeerkosten
5.23.
[eiser] heeft verder € 1.125,69 aan parkeerkosten gefactureerd in de factuur voor meerwerk. [gedaagde 1] heeft de hoogte van deze vordering betwist. Volgens [gedaagde 1] zijn de extra parkeerkosten veroorzaakt doordat de verbouwing langer duurde. Dat kan niet voor haar rekening komen.
5.24.
In het voorgaande is al vast komen te staan dat partijen geen termijn voor oplevering zijn overeengekomen. Dat de verbouwing langer duurde dan waarmee [gedaagde 1] rekening had gehouden, kan [eiser] dan ook niet worden verweten. Ook staat vast dat partijen hebben afgesproken dat de parkeerkosten aan het eind bij [gedaagde 1] in rekening zouden worden gebracht. Dat heeft [eiser] ook steeds aangegeven. Dit betekent dat [gedaagde 1] de parkeerkosten moet betalen tot het moment dat [eiser] werkzaamheden heeft verricht, namelijk € 1.125,69.
5.25.
Een en ander leidt ertoe dat de volgende posten als meerwerk komen vast te staan:
  • elektra (€ 4.209,00),
  • de diverse werkzaamheden voor de eerste kamer (€ 1.025,85),
  • het plaatsen van het handdoekenrek (€ 328,00),
  • het verhogen van de toiletwand (€ 164,00),
  • het plaatsen van de plinten (€ 650,00),
  • het extra werk systeem plafond gang (€ 707,00),
  • bouwen nisje in douche (€ 494,50),
  • kozijnen (€ 193,00),
  • huur steiger (€ 230,00),
  • aanpassing riool (€ 61,00),
  • bouwen nisje toilet (€ 474,50),
  • aanbrengen ventilatie (€ 993,32),
  • parkeerkosten
Totaal aan meerwerk € 10.655,86
Minderwerk
5.26.
In het kader van de gedeeltelijke ontbinding komt hetgeen [eiser] niet heeft uitgevoerd nog in mindering. Er moet namelijk een correctie plaatsvinden voor zover komt vast te staan dat er werkzaamheden niet zijn uitgevoerd en materialen niet zijn geleverd (minderwerk).
5.27.
[gedaagde 1] stelt dat de volgende kosten in mindering moeten worden gebracht: de kosten van vervallen werkzaamheden, van niet-geleverde materialen, van niet-uitgevoerde werkzaamheden en van werkzaamheden die niet zijn afgemaakt of werkzaamheden die opnieuw moesten worden uitgevoerd. [gedaagde 1] begroot deze kosten op een bedrag van € 7.859,11. Volgens [eiser] was het werk echter bijna afgerond op het moment dat [gedaagde 1] hem heeft weggestuurd.
5.28.
[gedaagde 1] heeft het door haar aangevoerde minderwerk voldoende concreet onderbouwd. [eiser] heeft daar met de enkele stelling dat het werk bijna was afgerond onvoldoende tegenin gebracht. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat er sprake is van een bedrag ad € 7.859,11 aan minderwerk.
Conclusie ten aanzien van het meer- en minderwerk
5.29.
Concluderend zal de vordering van [eiser] worden toegewezen tot een bedrag van € 12.796.75. [gedaagde 1] was op grond van de overeenkomst € 53.114,16 verschuldigd aan [eiser] . Wanneer dit bedrag wordt vermeerderd met het bedrag aan meerwerk bedraagt het totaal (€ 53.114,16 + € 10.655,86 =) € 63.770,02‬. Na aftrek van het minderwerk resteert (€ 63.770,02 - € 7.859,11=) € 55.910,91. Daarvan heeft [gedaagde 1] € 43.114,16 betaald, zodat de vordering van [eiser] op [gedaagde 1] (€ 50.973,27 - € 43.114,16 =) € 12.796,75 bedraagt.
Verrekening?
5.30.
[gedaagde 1] voert echter aan dat zij een opeisbare (tegen)vordering heeft op [eiser] omdat zij schade heeft geleden door toedoen van [eiser] . Die schade wil zij verrekenen met het bedrag dat zij nog aan [eiser] verschuldigd is. De rechtbank stelt voorop dat een schuldenaar op grond van artikel 6:127 BW in beginsel de bevoegdheid tot verrekening heeft, wanneer partijen over en weer tegenover elkaar staande verplichtingen hebben en de vordering van de schuldenaar opeisbaar is. Daarvoor is nodig dat de vordering van de schuldenaar voldoende vast staat. Het is aan [gedaagde 1] , als de partij die zich op verrekening met een tegenvordering beroept, om voldoende concrete feiten en omstandigheden naar voren te brengen waaruit blijkt dat zij daadwerkelijk een tegenvordering heeft die een beroep op verrekening rechtvaardigt.
Herstelkosten en schoonmaak laminaat
5.31.
[gedaagde 1] stelt een vordering van € 12.795,00 op [eiser] te hebben voor de schoonmaak- en herstelkosten van de beschadigde laminaatvloer. De laminaatvloer is tijdens de werkzaamheden niet afgedekt. Daardoor is schade ontstaan, terwijl [gedaagde 1] duidelijk had gemaakt dat die vloer behouden moest blijven. [gedaagde 1] heeft de laminaatvloer vervangen. De schoonheidssalon is gedurende deze werkzaamheden gesloten geweest, waardoor zij inkomsten is misgelopen. Verder ziet de vordering op kosten voor de vervanging van de beschadigde deurmat, verlengsnoeren, zaklamp, bezem en diamantboor. Volgens [eiser] gaat het om een circa 10 jaar oude laminaatvloer. [eiser] erkent dat de vloer soms niet goed is afgedekt, maar hij voert aan dat de vloer niet veel meer waard was. Verder betoogt [eiser] dat een correctie “nieuw voor oud” dient te worden toegepast.
5.32.
De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen staat wel vast dat er tijdens de verbouwing schade is ontstaan aan de laminaatvloer in de schoonheidssalon en dat [eiser] die moet vergoeden. Ten aanzien van de omvang van die schade geldt dat [gedaagde 1] nu in het bezit is van een nieuwe vloer, in plaats van een oude vloer. [gedaagde 1] heeft niet betwist dat er een oude laminaatvloer lag, waarop al enige beschadigingen zichtbaar waren. De rechtbank acht het dan ook billijk om daarvoor een correctie aan te brengen. Alleen de kosten voor het leggen van de nieuwe vloer moeten worden vergoed door [eiser] , maar niet de kosten van de vloer zelf. De economische waarde van de oude vloer moet immers zeer beperkt zijn geweest gelet op de ouderdom. Ook de schoonmaakkosten van de vloer komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat niet valt in te zien waarom een vloer die vervangen moet worden nog schoongemaakt moest worden. De rechtbank begroot de schade ter zake van de laminaatvloer op een bedrag van € 3.920,00‬ (112 uur x € 35,00 prijs per uur). Dat bedrag komt voor verrekening in aanmerking. De schadevergoeding die gevorderd wordt vanwege de deurmat, verlengsnoeren, zaklamp, bezem en diamantboor is onvoldoende onderbouwd en zal worden afgewezen.
Vertragingsschade
5.33.
Verder stelt [gedaagde 1] dat zij € 10.215,00 schade heeft geleden doordat de verbouwing langer duurde dan waarmee [gedaagde 1] rekening had gehouden. Dit bedrag ziet op gemiste inkomsten voor de schoonheidssalon, gemiste inkomsten van [gedaagde 2] bij zijn werkgever en kosten voor de aanschaf van nieuwe sloten en de installatie daarvan.
5.34.
Nu in het voorgaande vast is komen te staan dat partijen geen opleverdatum hadden afgesproken, kan [eiser] niet worden verweten dat de schoonheidssalon later open is gegaan. Voor zover de tegenvordering op gederfde inkomsten van [gedaagde 1] ziet, komt die niet voor verrekening in aanmerking.
5.35.
Ten tweede stelt [gedaagde 2] dat hij als ZZP’er inkomsten is misgelopen, omdat hij vrije dagen heeft opgenomen om de werkzaamheden af te ronden. [gedaagde 2] heeft de werkzaamheden zelf afgerond, zodat aannemelijk is dat hij die dagen niet heeft kunnen werken voor zijn werkgever. Het valt echter niet in te zien op welke wijze [gedaagde 2] daardoor schade heeft geleden. [gedaagde 2] heeft immers niet langer de kosten die hij bij een correcte uitvoering van de overeenkomst aan [eiser] verschuldigd zou zijn geweest voor het uitvoeren van die werkzaamheden. Voor zover die besparing niet opweegt tegen de gemiste inkomsten, geldt dat [gedaagde 2] , althans [gedaagde 1] ervoor had kunnen kiezen een derde in te schakelen om het werk af te maken voor een prijs die overeenkwam met de offerte van [eiser] . Voor zover de tegenvordering hierop ziet, komt die niet voor verrekening in aanmerking.
5.36.
Tot slot vordert [gedaagde 1] de kosten voor de aanschaf van nieuwe sloten en de installatie daarvan. [gedaagde 1] heeft zijn stelling ten aanzien van deze schadepost echter onvoldoende onderbouwd. Niet is gebleken dat [eiser] nog in het bezit was van sleutels en dat het noodzakelijk was om nieuwe sloten aan te schaffen en te installeren. Ook deze vordering komt niet voor verrekening in aanmerking.
Conclusie ten aanzien van de vordering van [eiser]
5.37.
Dit betekent dat alleen de kosten van de laminaatvloer (gedeeltelijk) voor verrekening in aanmerking komen, tot een bedrag van € 3.920,00‬. Dan resteert na verrekening een vordering van [eiser] op [gedaagde 1] van (€ 12.796,75 - € 3.920,00) € 8.876,75.
Wettelijke (handels)rente
5.38.
De door [eiser] gevorderde en door [gedaagde 1] niet weersproken wettelijke handelsrente over de toegewezen hoofdsom zal worden toegewezen vanaf de vervaldata van de laatste factuur, te weten vanaf 31 mei 2020.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.39.
[eiser] maakt verder aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde 1] voert verweer en stelt dat de brieven betrekking hebben op de instructie van de zaak. Ook stelt [gedaagde 1] dat [eiser] wist dat zij niet zou betalen, zodat incassobrieven vruchteloos waren.
5.40.
De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is en dat [eiser] voldoende heeft gesteld en met stukken heeft onderbouwd, namelijk in productie 18 bij de dagvaarding, dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
De voorwaardelijke tegenvordering van [gedaagde 1] op [eiser]
5.41.
Nu het beroep op verrekening van [gedaagde 1] niet volledig wordt gehonoreerd, komt de rechtbank toe aan de beoordeling van het resterende deel van de tegenvordering van [gedaagde 1] .
Verklaring voor recht?
5.42.
Zoals hiervoor in 5.4. e.v. is overwogen en geoordeeld heeft [gedaagde 1] de overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden. De door haar gevorderde verklaring voor recht dat de aanneemovereenkomst per 16 mei 2020 partieel buitengerechtelijk is ontbonden zal daarom worden toegewezen.
Vordering uit hoofde van schadevergoeding en/of ongedaanmaking
5.43.
De resterende tegenvorderingen van [gedaagde 1] worden afgewezen. Op dezelfde gronden als hiervoor komt de rechtbank tot het oordeel dat de resterende tegenvorderingen niet voor toewijzing vatbaar zijn.
Ten aanzien van beide vorderingen
Proceskosten
5.44.
De rechtbank ziet in deze uitkomst van de procedure aanleiding om de proceskosten te compenseren. Beide partijen worden namelijk gedeeltelijk in het gelijk gesteld. Daarom wordt bepaald dat partijen ieder de eigen proceskosten moeten dragen.

6.De beslissing

De rechtbank
op de vordering van [eiser]
6.1.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan [eiser] van:
- € 8.876,75, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW, vanaf 31 mei 2020, tot de dag van volledige betaling,
- € 1.055,15 aan buitengerechtelijke incassokosten,
6.2.
wijst het meer of anders gevorderde af,
op de tegenvordering van [gedaagde 1]
6.3.
verklaart voor recht dat de aanneemovereenkomst per 16 mei 2020 partieel buitengerechtelijk is ontbonden,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in beide vorderingen
6.5.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.6.
verklaart de (betalings)veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Wouters, bijgestaan door mr. L.M.F. van Dijck, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2023.