ECLI:NL:RBAMS:2023:6435

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
22/4529
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bewonersvergunning wegens onvoldoende breedte stallingsplaats

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 16 oktober 2023, zaaknummer 22/4529, is het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn bewonersvergunning behandeld. Eiser, woonachtig in Amsterdam, had een bewonersvergunning voor zijn auto, maar deze werd ingetrokken omdat hij over een eigen parkeergelegenheid zou beschikken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser slechts eigenaar is van een gedeelte van de stallingsplaats, dat met een breedte van 1.91 meter niet voldoet aan de vereiste norm van minimaal 2.35 meter volgens de Parkeerverordening Amsterdam 2013. Eiser kan niet zelfstandig over het gemeenschappelijke gedeelte van de stallingsplaats beschikken, wat betekent dat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor de bewonersvergunning. De rechtbank oordeelt dat de intrekking van de vergunning onterecht was en verklaart het beroep gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd en het primaire besluit wordt herroepen. Eiser krijgt het griffierecht vergoed, maar er worden geen proceskosten toegewezen. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bewoners om te voldoen aan de specifieke eisen van de parkeerverordening om in aanmerking te komen voor een bewonersvergunning.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/4529

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. D.R. de Vries).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het intrekken van zijn bewoners(parkeer)vergunning per 1 maart 2023 op grond van de Parkeerverordening Amsterdam 2013 (hierna: Parkeerverordening).
1.2.
Met het bestreden besluit van 8 september 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.3.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 21 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder. Tevens was de buurman van eiser, de heer [naam] aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht de bewonersvergunning heeft kunnen intrekken met als grondslag dat uit beschikbare informatie is gebleken dat eiser niet meer aan de voorwaarden voldoet, te weten de voorwaarde dat iemand niet over een eigen parkeergelegenheid beschikt.
2.2.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.3.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Standpunt eiser
3.1.
Eiser woont sinds 2007 op de [adres] 112B in Amsterdam en beschikte over een bewonersvergunning voor kenteken [kenteken] . Verweerder heeft deze vergunning op 17 mei 2022 ingetrokken per 1 maart 2023 omdat eiser kan beschikken over een stallingsruimte.
3.2.
Eiser voert aan dat hij zijn auto niet kan parkeren in de stallingsruimte. Bij de splitsing in 2000 is het pand opgedeeld in twee appartementsrechten. Het eerste appartementsrecht bestaat uit de eerste-, tweede,- en dakverdieping van het gebouw, en een gedeelte van de stallingsruimte op de begane grond. Het tweede appartementsrecht bestaat uit de begane grond verdieping, en het souterrain. Twee derde deel van de stallingsruimte behoort toe aan eiser. Zijn gedeelte is 1.91 meter breed. De resterende een derde van de stallingsruimte is gemeenschappelijk ruimte die geldt als toegangsweg naar de voordeur van het appartement op de begane grond. De voordeur van eisers buurman bevindt zich aan de achterzijde van de stallingsruimte. Als eiser zijn auto daar parkeert, blokkeert hij de vluchtweg en de voordeur van het appartement van zijn buurman. Op grond van de splitsingsakte moet één derde van de stallingsruimte vrij gehouden worden als vluchtweg en toegangsdeur voor de buurman.
Het oordeel van de rechtbank
4.1.
Volgens artikel 9, eerste lid, van de Parkeerverordening kan verweerder geen vergunning verlenen als een bewoner van dat adres beschikt of kan beschikken over een stallingsplaats. Volgens artikel 1, aanhef en onder hh van de Parkeerverordening moet een inpandige stallingsplaats tenminste 2,35 meter breed zijn. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of eiser beschikt of kan beschikken over zo’n stallingsplaats.
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat het pand waarin de woning van eiser zich bevindt, beschikt over een inpandige stallingsruimte die, met een breedte van 2,72 meter, aan de normen van artikel 1 sub hh van de Parkeerverordening voldoet. Daarnaast staat vast dat het gedeelte van de stallingsruimte waarvan eiser eigenaar is 1.91 meter breed is en dat dit niet voldoet aan de norm. Volgens de splitsingsakte is het resterende gedeelte van de stallingsruimte geen eigendom van eiser, maar behoort dat deel tot de gemeenschappelijke ruimten. Van de gemeenschappelijke ruimten zijn eiser en zijn onderbuurman gezamenlijk eigenaar. Volgens het huishoudelijk reglement van de VVE is het niet toegestaan om objecten te plaatsen in gemeenschappelijke ruimten.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet kan beschikken over het gemeenschappelijk gedeelte van de stallingsruimte. Onder beschikken verstaat de rechtbank dat eiser zelfstandig over de stallingsplaats moet kunnen beschikken. Dat kan eiser niet, hij kan immers het gemeenschappelijke gedeelte van de stallingsplaats niet gebruiken zonder toestemming van zijn buurman. Bovendien is het op grond van het huishoudelijk reglement niet toegestaan op dat gedeelte een auto te parkeren. Eiser kan slechts beschikken over het gedeelte waarvan hij volledig eigenaar is, het gedeelte met een breedte van 1.91 meter. Omdat het gedeelte van de stallingsplaats waarover eiser kan beschikken niet ten minste 2.35 meter breed is, is er geen sprake is van een stallingsplaats als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder hh, van de Parkeerverordening. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

5.1.
Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 37, eerste lid, aanhef en onder c, van de Parkeerverordening. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
5.2.
De rechtbank voorziet met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak. De uitkomst van het geschil zal niet anders zijn als verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen. De rechtbank bepaalt dan ook dat het primaire besluit wordt herroepen en dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.
5.3.
Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 8 september 2022;
- herroept het besluit van 17 mei 2022;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, rechter, in aanwezigheid van
mr. C. Simonis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Parkeerverordening Amsterdam 2013
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
hh. stallingsplaats: plaats, juridisch, feitelijk of planologisch bestemd of bedoeld om motorvoertuigen te stallen, gelegen buiten de openbare weg en niet voor het openbaar verkeer openstaand of toegankelijk, waarbij voor een solitaire inpandige stallingsplaats of garagebox geldt dat deze tenminste 2,35 meter breed en ten minste 4,00 meter lang is, en een toegangsdeur heeft van ten minste 2,00 meter breed;
Artikel 4 Vergunninggebieden en aantal vergunningen
1.Het college kan regels vaststellen aangaande:
a. de indeling in vergunninggebieden en de grenzen daarvan;
b. het vergunningenplafond per vergunninggebied, dan wel een bewonersvergunningenplafond en een bedrijvenvergunningenplafond per vergunninggebied, dan wel een overloopvergunningenplafond per overloopgebied;
c. het milieuparkeervergunningenplafond per vergunninggebied;
d. gedurende welke bloktijden er voor parkeren parkeerbelasting wordt geheven;
e. het gebruik van het instrument van overloopgebieden, alsmede het aanwijzen van die gebieden;
f. het maximum aantal te verlenen vergunningen op basis van artikel 9, tweede lid en artikel 10, tweede, vijfde en zesde lid en artikel 20, derde lid.
Artikel 9 De bewonersvergunning
1.Het college kan een bewonersvergunning verlenen aan de houder van een motorvoertuig die bewoner is van een adres, gelegen in een vergunninggebied en een bewoner van dat adres niet beschikt of niet kan beschikken over een stallingsplaats en/of een belanghebbendenparkeerplaats binnen de gemeente Amsterdam.
2.Het college kan in nadere regels bepalen dat per adres nul, één of twee bewonersvergunningen kunnen worden verleend. Op de adressen waar twee bewonersvergunningen kunnen worden verleend, geldt als voorwaarde voor het verlenen van een tweede bewonersvergunning dat de bewoner of bewoners van dat adres houder zijn van ten minste twee motorvoertuigen.
Artikel 37 Intrekken van vergunningen
1. Het college trekt een vergunning in, indien:
c. niet voldaan of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening of de vigerende Verordening Parkeerbelasting.
Uitwerkingsbesluit Parkeerverordening Amsterdam 2013
Volgens artikel 2 en onderdeel 5.7 aanhef en onder a van bijlage 1 van het Uitwerkingsbesluit is het adres van eiser gelegen in deelvergunninggebied Oost-7a.
Volgens artikel 6 lid 1 aanhef en onder c van het Uitwerkingsbesluit bedraagt het aantal te verlenen bewonersvergunningen en milieuparkeervergunningen voor bewoners maximaal één per adres.