ECLI:NL:RBAMS:2023:6411

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
13/150057-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een ISD-maatregel na herhaalde winkeldiefstal met psychische problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1990 en gedetineerd, heeft op 18 juni 2023 in Amsterdam goederen van winkelbedrijf Albert Heijn gestolen. Dit was de derde keer dat de verdachte werd geconfronteerd met de ISD-maatregel, die eerder niet het gewenste effect had gehad. De rechtbank heeft de vorderingen van de officier van justitie en de verdediging gehoord, waarbij de reclassering en deskundigen zijn geraadpleegd. De reclassering concludeerde dat de verdachte, gezien zijn psychische problematiek en impulsiviteit, niet in staat was om een voorwaardelijke ISD-maatregel succesvol te doorlopen. De rechtbank oordeelde dat alleen een onvoorwaardelijke ISD-maatregel de kans op gedragsverandering op lange termijn zou kunnen waarborgen. De rechtbank legde de maatregel voor de duur van twee jaar op, zonder aftrek van voorarrest, en verklaarde de verdachte strafbaar voor de diefstal. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, die als een zeer actieve veelpleger wordt beschouwd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Strafrecht
Parketnummers:13/150057-23 en 13/106628-22 (TUL)
Datum uitspraak: 29 september 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de basisregistratie personen wonende op het adres [adres 1], gedetineerd in het [detentieadres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 september 2023.
1.2
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de officier van justitie mr. A. van de Venn en van wat de verdachte en zijn raadsman mr. W.B.M. Bos naar voren hebben gebracht.
1.3
De rechtbank heeft [persoon 1], werkzaam bij GGZ Reclassering Inforsa, als deskundige gehoord.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 18 juni 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland een diepvrieszak en/of een of meer levensmiddelen en/of wasmiddelen en/of verzorgingsproducten, en/of AirPods (Apple), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan winkelbedrijf Albert Heijn (gelegen aan [adres 2]), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.Waardering van het bewijs

3.1
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.2
De raadsman heeft aangevoerd dat – met uitzondering van de in de tenlastelegging genoemde AirPods (Apple) – het tenlastegelegde kan worden bewezen.
3.3
In de aangifte van Albert Heijn staat dat er op 18 juni 2023 een diepvriestas, vier kiphaasjes, twee kipkluifjes, drie Zwitsal[producten] en acht Ariel Pods (wasmiddelen) zijn gestolen. De verdachte heeft ter zitting bekend dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan deze winkeldiefstal.
3.4
Gelet hierop verklaart de rechtbank bewezen dat de verdachte op 18 juni 2023 te Amsterdam, een diepvrieszak, levensmiddelen, wasmiddelen en verzorgingsproducten (ter waarde van 203,56 euro), die geheel of ten dele aan winkelbedrijf Albert Heijn, gelegen aan [adres 2], toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om zich wederrechtelijk toe te eigenen.
3.5
De verdachte wordt vrijgesproken van de diefstal van AirPods (Apple) omdat er geen bewijs is dat de verdachte die ook heeft gestolen.

4.Het bewijs

De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt daarom volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, namelijk:
  • De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 15 september 2023;
  • Het proces-verbaal van aangifte van 18 juni 2023 met nummer 230618-193-671, in de wettige vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar;
  • Het proces-verbaal van bevindingen van 18 juni 2023 met nummer PL1300-2023136097-7, in de wettige vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

7.ISD-maatregel

7.1
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar zonder aftrek van voorarrest.
7.2
De raadsman heeft verzocht – overeenkomstig de wens van de verdachte – de ISD-maatregel voorwaardelijk aan de verdachte op te leggen met als bijzondere voorwaarde een klinische opname. Hij heeft samengevat het volgende aangevoerd. Als de eis van de officier van justitie zou worden gevolgd, zou het de derde keer zijn dat de verdachte de ISD-maatregel krijgt opgelegd. De eerste twee keer heeft de maatregel niet het gewenste resultaat gehad en de vraag is waarom het de derde keer wel zal lukken. De ISD-maatregel is een ultimum remedium. Het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel is nog niet eerder geprobeerd. Een voorwaardelijke ISD-maatregel heeft een afschrikwekkende werking omdat de verdachte niet nog een keer de ISD in wil terwijl dezelfde resultaten kunnen bereikt als met het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
7.3
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
7.4
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Het stelen van goederen in een supermarkt zorgt niet alleen voor schade maar ook voor hinder.
7.5
Het rapport van GGZ Reclassering Inforsa van 29 augustus 2023, opgemaakt door [persoon 2], reclasseringswerker en [persoon 3], unitmanager, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in. De verdachte komt al jaren zeer frequent in aanraking met politie en justitie wegens onder meer gewelds- en vermogensdelicten. Hij kreeg al tweemaal een ISD-maatregel opgelegd. Er is bij de verdachte sprake van lichte zwakzinnigheid, persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek, fysieke beperkingen en een zeer beperkte draagkracht. Hij is bekend met een gebrekkige impulscontrole en een grote mate van beïnvloedbaarheid, een onvoltooide gewetensvorming en een gebrek aan overzicht en inzicht in oorzaak-gevolgrelaties, naar alle waarschijnlijkheid voortkomend uit een laag sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau. De kans op recidive en de kans op letselschade wordt – gezien het delictverleden van de verdachte, zijn beperkte ziekte- en zelfinzicht, beperkte coping- en probleemoplossend vermogen, het aanhoudende middelengebruik en het ontbreken van beschermende factoren, hoog ingeschat. Eerdere interventies en toezichten van de reclassering werden voortijdig geretourneerd omdat de verdachte zich niet kon conformeren aan de afspraken en/of recidiveerde. Op 17 mei 2023 heeft de reclassering de opdracht tot het houden van toezicht in de zaak met parketnummer 13/106628-22 negatief geretourneerd omdat de verdachte zich had onttrokken aan de klinische behandeling en contact niet meer mogelijk bleek. Er is thans sprake van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden en er lijkt geen sprake te zijn van beschermende factoren. Gezien het verloop van de eerdere hulpverleningstrajecten, toezichten en ISD-maatregelen, zijn er in het geheel geen aanknopingspunten voor interventies of toezicht van de reclassering in een voorwaardelijk kader. Alleen een onvoorwaardelijke ISD-maatregel kan ervoor zorgen dat de verdachte voor langere tijd geen delicten kan plegen. Een langdurig klinische opname is noodzakelijk om vanuit dat kader het behandelplan te hervatten zoals recentelijk is opgesteld. Wegens zijn korte verblijf in de FPK is er onvoldoende gewerkt aan de behandeldoelen en is het risico op recidive niet verminderd.
7.6
De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke ISD-maatregel met de volgende interventies:
  • klinische opname bij een geïndiceerde forensische kliniek gespecialiseerd in verslavingszorg in het kader van verder diagnostisch onderzoek en de (hieruit voortvloeiende) geïndiceerde behandeling;
  • aansluitend woonzorg bij een instelling toegespitst op de vastgestelde problematiek;
  • een ambulante behandeling die aansluit op de klinische opname.
7.8
De rechtbank heeft ter zitting [persoon 1], werkzaam bij GGZ Reclassering Inforsa, als deskundige gehoord. Hij heeft het advies bevestigd en heeft benadrukt dat nadat de ISD-maatregel voor de tweede keer is ten uitvoer gelegd er van alles is geprobeerd om de verdachte te behandelen en helpen, maar dat niets heeft geholpen en dat dan het beveiligen van de maatschappij tegen de verdachte het belangrijkste doel wordt. Het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel met als bijzondere voorwaarde een klinische opname is geen goed idee omdat de verdachte zelf zegt dat hij impulsief is en de verkeerde keuzes maakt. En dat laatste is ook gebleken nadat de ISD-maatregel voor de tweede keer ten uitvoer gelegd is. Bovendien kan de verdachte ook binnen de ISD worden behandeld en kan er sneller en adequater worden ingegrepen, mocht het misgaan; er zijn meer mogelijkheden bij het terugplaatsen.
7.9
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht voor het opleggen van de ISD-maatregel stelt, immers:
  • het bewezen verklaarde feit, de door de verdachte gepleegde diefstal, betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
  • de verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen;
  • het bewezen verklaarde feit is begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen;
  • er moet, gelet op het advies van de reclassering en het strafblad van de verdachte, ernstig rekening mee worden gehouden worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan;
  • de veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de ISD-maatregel.
7.1
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 15 augustus 2023 betreffende de verdachte blijkt dat ook is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: er zijn over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen de verdachte opgemaakt voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit en hij kan dus worden gekwalificeerd als een zeer actieve veelpleger.
7.11
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de (onvoorwaardelijke) ISD-maatregel eist, gezien de ernst en het aantal van door de verdachte begane soortgelijke feiten. Zij zal daarom overeenkomstig de eis van de officier van justitie de (onvoorwaardelijke) ISD-maatregel aan de verdachte opleggen.
7.12
Uit het rapport van de reclassering en hetgeen de deskundige ter zitting heeft verklaard, komt duidelijk naar voren dat voor het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel in het geheel geen aanknopingspunten zijn. De reclassering schrijft dat eerder is gebleken dat de intrinsieke motivatie van de verdachte voor behandeling dan wel gedragsverandering, niet voldoende was om het traject te laten slagen. Een en ander heeft te maken met de psychische problematiek van de verdachte. Hij vertoont een grote mate van impulsiviteit, is beïnvloedbaar door anderen en heeft bovendien vanuit zijn LVB-problematiek een beperkte mate van leerbaarheid. De rechtbank acht met de reclassering de inschatting van de verdachte dat een dergelijk traject opnieuw gepoogd kan worden vanuit een ambulant kader daarom niet realistisch. Zoals de reclassering schrijft, heeft alleen de inzet van dwangzorg nog de potentie om de problematiek beheersbaar te maken. Het dwangkader van de ISD-maatregel biedt de meest reële kans om het geïndiceerde behandeltraject voort te zetten en om gedragsverandering op de lange termijn te bewerkstelligen. Alleen een ambulant kader biedt de verdachte op dit moment onvoldoende structuur en zou een herhaling van zetten zijn.
7.13
Om de beëindiging van de recidive van de verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. De maatregel zal daarom voor de maximale termijn van twee jaar worden opgelegd en de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht wordt niet op de duur van de maatregel in mindering gebracht.

8.Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

8.1
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte in de zaak met parketnummer 13/106628-22 op 15 november 2022 (onherroepelijk) veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig dagen, met aftrek van voorarrest. De politierechter heeft bevolen dat een gedeelte van deze straf, groot éénentwintig dagen, niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht bevelen op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
8.2
De officier van justitie heeft op 22 augustus 2023 een schriftelijke vordering ingediend die inhoudt dat die voorwaardelijke gevangenisstraf van éénentwintig dagen alsnog ten uitvoer gelegd zal worden.
8.3
De rechtbank zal – overeenkomstig de vordering van de officier van justitie ter zitting en het verzoek van de raadsman – de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging omdat uit het strafblad van de verdachte blijkt dat de officier van justitie al eerder de tenuitvoerlegging van deze straf heeft gevorderd, die vordering op 9 juni 2023 is toegewezen en de verdachte de straf inmiddels heeft ondergaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op: diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/106628-22.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. A.S. Dogan en D.W. van Putten-de Waard, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 september 2023.
De jongste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.