Beoordeling
5. [naam] heeft niet betwist dat hij op 30 mei 2022 de parkeergarage heeft verlaten door kort achter zijn voorganger onder de slagboom door te rijden. Dit wordt ook bevestigd door de door Q-Park overgelegde foto’s en beeldmateriaal. Daarop is te zien dat de auto waarvan [naam] de bestuurder was direct achter de voorganger de parkeergarage verlaat, zonder dat de slagboom de kans heeft te sluiten.
6. [naam] heeft zich kort gezegd op het standpunt gesteld dat het treintje rijden hem niet kan worden toegerekend omdat hij niet contant kon betalen in de parkeergarage. Q-Park heeft ter zitting in reactie op deze stelling aangegeven dat hij bij problemen via meerdere belknoppen in de parkeergarage contact had kunnen zoeken met Q-Park. Q-Park heeft met het overleggen van de log-gegevens van de desbetreffende parkeergarage en dag en omstreeks de tijd dat [naam] deze verliet, voldoende aangetoond dat er geen meldingen bij de klantenservice zijn binnengekomen waaruit blijkt dat [naam] geprobeerd heeft een kaartje te verkrijgen en de parkeerkosten te betalen. Ook is op de camerabeelden die door Q-Park in het geding zijn gebracht en die door [naam] niet zijn ontkracht, niet te zien dat hij voorafgaand aan het treintje rijden bij de slagboom van de parkeergarage contact heeft geprobeerd te zoeken met de helpdesk van Q-Park. [naam] stelt dat hij Q-Park heeft gemaild en dat hem te kennen is gegeven dat hij een brief moest schrijven. Dit wordt betwist door Q-Park en van het e-mailcontact is geen bewijs overgelegd. Uit de door hem overgelegde brief blijkt bovendien dat hij aan Q-Park heeft geschreven dat hij op
6 juni 2022genoodzaakt was om de parkeergarage te verlaten zonder te betalen. Dit terwijl de onderhavige zaak gaat over het feit dat [naam] de parkeergarage op
30 mei 2022zonder te betalen heeft verlaten. Het verweer van [naam] dat sprake was van een overmacht situatie, die maakte dat hij niet anders kon handelen, is daarom onvoldoende gebleken.
7. Door het inrijden en gebruik maken van de parkeergarage is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen. Niet in geschil is dat op die overeenkomst de Algemene voorwaarden van toepassing zijn.
8. Volgens artikel 5.6. van de algemene voorwaarden is de hoogte van het tarief verloren kaart vermeld bij de inrit van de parkeerfaciliteit. Q-Park heeft foto’s van het bord bij de ingang van de parkeergarage overgelegd en daaruit blijkt dat op dit bord staat vermeld dat het maximale dagtarief van deze parkeerfaciliteit € 13,00 bedraagt en dat bij verlies van de inrijkaart drie keer het dagtarief geldt. Het door Q-Park gevorderde bedrag van € 39,00 voor tarief verloren kaart is daarom toewijsbaar.
9. Q-Park vordert op grond van artikel 5.8 van de algemene voorwaarden vanwege het ‘treintje rijden’ tevens een schadevergoeding van € 325,52.
10. Q-Park is een rechtspersoon die handelt in het kader van haar privaatrechtelijke bedrijfs- of beroepsactiviteit. De bestuurder van de auto, [naam] is een natuurlijk persoon, waarvan niet is gesteld, noch is gebleken dat hij op 30 mei 2022 bedrijfs- of beroepsmatig handelde. Q-Park heeft ter zitting niet toegelicht dat er volgens haar sprake is van een handelsovereenkomst. De enkele kennelijke tenaamstelling van de auto op een besloten vennootschap is daarvoor onvoldoende. De overeenkomst wordt daarom aangemerkt als een consumentenovereenkomst als bedoeld in Richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
11. Volgens artikel 3, lid 1, van de richtlijn wordt een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Op grond van de bijlage bij deze richtlijn kan een beding dat tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen, als oneerlijk beding worden aangemerkt (artikel 1, onder e, van de bijlage in samenhang met artikel 3, lid 3, van de richtlijn).
12. De door Q-Park gevorderde aanvullende schadevergoeding in verband met het treintje rijden is, gelet op hetgeen door Q-Park is gesteld over de beoogde preventieve werking daarvan, de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers en de gemotiveerde onderbouwing van Q-Park van de hierdoor door haar geleden schade, niet oneerlijk in de zin van de richtlijn. De vordering van aanvullende schadevergoeding is daarom eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat slechts een bedrag van € 319,97 voor toewijzing in aanmerking komt nu dit het bedrag aan schadevergoeding is op grond van de in het geding gebrachte voorwaarden.
13. De gevorderde wettelijke rente over de gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen vanaf 27 juni 2022, zijnde de datum van verzuim tot aan dag van de voldoening. Ten aanzien van de rente komt geen oneerlijk beding voor in de algemene voorwaarden.
14. In artikel 8.2. van haar Algemene Voorwaarden heeft Q-Park een beding opgenomen met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten. Dit beding wijkt ten nadele van de consument af van het bepaalde in artikel 6: 96 BW j.o. het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. Op grond van het beding kan immers een onevenredig hoog en ongelimiteerd bedrag aan schade aan de consument worden opgelegd, en de toevoeging aan dit beding
tenzij hiervoor een andersluidende bindende wettelijke regeling geldt’is te weinig concreet. Ter zitting heeft de gemachtigde van Q-Park erkend dat artikel 8.2. afwijkt van de wettelijke bepalingen. Omdat Q-Park een oneerlijk beding in haar algemene voorwaarden heeft staan, kan zij niet subsidiair op grond van de wet incassokosten vorderen, gelet op de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (de Dexia-arresten). Alleen door op deze wijze afschrikkend, evenredig en doeltreffend te sanctioneren, wordt de beoogde doelstelling van de gemeenschapswetgever bereikt en verdwijnen oneerlijke bedingen uit overeenkomsten met consumenten. Het voorgaande leidt tot afwijzing van de incassokosten.
15. Zaragoza Services wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.