ECLI:NL:RBAMS:2023:6398

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
C/13/721918 / FA RK 22-5233
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake zorgregeling en verdeling van huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding

Op 9 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak tussen een vrouw en een man, na hun echtscheiding. De rechtbank heeft de zorgregeling voor hun minderjarige kind vastgesteld, waarbij is bepaald dat het kind eenmaal per twee weken twee dagen bij de vader verblijft. Deze beslissing is genomen op basis van de voorkeur van het kind, die tijdens een eerder gesprek met de rechtbank naar voren kwam. De moeder heeft ingestemd met deze regeling, terwijl de vader geen reactie heeft gegeven.

Daarnaast heeft de rechtbank de verzoeken van de vrouw om de verdeling van de beperkte huwelijksgoederengemeenschap afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de vrouw onvoldoende gespecificeerd heeft wat er precies verdeeld moet worden en wat tot de beperkte gemeenschap behoort, en heeft daarom het verzoek afgewezen. De rechtbank heeft eerder in een beschikking van 1 maart 2023 aangegeven dat het recht van de staat Californië van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen.

De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en biedt de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de zorgregeling direct van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
locatie Amsterdam
zaaknummer / rekestnummer: C/13/721918 / FA RK 22-5233
Beschikking d.d. 9 oktober 2023 na echtscheiding
in de zaak van:
[de vrouw]
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. D.J. Klock, gevestigd te Haarlem
[de man]
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank d.d. 1 maart 2023;
- het F9-formulier d.d. 31 maart 2023 van de vrouw;
- het F9-formulier d.d. 21 augustus 2023 met productie van de vrouw;
- het F9-formulier d.d. 22 augustus 2023 met productie van de vrouw.
1.2.
De akte wijziging/vermeerdering verzoek van de vrouw d.d. 21 september 2023, ingekomen bij de rechtbank op 22 september 2023, zal de rechtbank niet in behandeling nemen, wegens strijd met de goede procesorde. Het verzoek is tardief en niet betekend aan de man.
1.3.
Bij beschikking van 1 maart 2023 heeft de rechtbank de zaak aangehouden ten aanzien van de zorgregeling en het eventueel aanhechten van het ouderschapsplan alsmede ten aanzien van de verdeling naar het recht van de staat Californië.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank verwijst naar en neemt over hetgeen is opgenomen in haar beschikking van 1 maart 2023.
2.2.
Zorgregeling en eventueel aanhechten ouderschapsplan
2.2.1.
Bij beschikking van 1 maart 2023 heeft de rechtbank verslag gedaan van het gesprek met de minderjarige [minderjarige] . [minderjarige] heeft de rechtbank daarbij laten weten dat zijn voorkeur er naar uitgaat dat hij als zorgregeling 1 keer per week of 1 keer per 2 weken maximaal 2 dagen bij zijn vader te willen zijn. De 50/50-regeling voor de vakanties is wat hem betreft wel akkoord.
2.2.2.
Nu de wens van [minderjarige] afwijkt van hetgeen partijen hebben opgenomen in hun ouderschapsplan, te weten een 50/50 verdeling van de zorg, heeft de rechtbank dit punt aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen hierop te reageren.
2.2.3.
Van de vader is geen reactie ontvangen. Moeder heeft de rechtbank bericht, dat zij instemt met de wens van [minderjarige] .
2.2.4.
De rechtbank bepaalt als zorgregeling dat [minderjarige] eenmaal per twee weken twee dagen bij de man verblijft, nu deze regeling in het belang van [minderjarige] wordt geacht.
Als [minderjarige] meer bij de man wil zijn, dan gaat de rechtbank er vanuit dat partijen dit samen met [minderjarige] zullen regelen.
De vakantieregeling is opgenomen in het ouderschapsplan.
2.2.5.
De rechtbank bepaalt dat het door partijen getekende ouderschapsplan deel zal uitmaken van de beschikking, met uitzondering van punt 6.1, welk artikel komt te vervallen.
2.3.
Verdeling
2.3.1.
Zoals vastgesteld in de beschikking van 1 maart 2023 van deze rechtbank is het recht van de staat Californië van toepassing op het huwelijksvermogensregime van partijen.
2.3.2.
De vrouw heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat partijen overgaan tot scheiding en deling van de beperkte huwelijksgoederengemeenschap, zoals in haar verzoek beschreven.
De rechtbank heeft daarop in genoemde beschikking onder andere uitgelegd zich niet voldoende geïnformeerd te achten om de verdeling vast te kunnen stellen, nu onder andere onduidelijk is wat er precies verdeeld moet worden en wat er tot de beperkte gemeenschap van partijen naar het recht van de staat Californië behoort.
2.3.3.
De vrouw heeft na genoemde beschikking de aangifte schenkbelasting 2014 overgelegd, waaruit volgens haar blijkt dat de moeder van de vrouw aan de vrouw op 22 april 2014 een bedrag van € 23.000,-- aan de vrouw heeft geschonken.
Verder heeft de rechtbank geen informatie of stukken mogen ontvangen.
Nu het verzoek door de vrouw niet verder gespecificeerd is zal de rechtbank dit afwijzen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt dat het aangehechte ouderschapsplan, met uitzondering van punt 6.1, deel uitmaakt van deze beschikking;
3.2.
bepaalt als verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van voornoemde minderjarige dat hij eenmaal per twee weken gedurende twee dagen bij de man verblijft;
3.3.
verklaart deze beslissing, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.P.E. Has, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.W.K. Bosman op 9 oktober 2023.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.