In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 oktober 2023 een beschikking gegeven over de vaststelling van kinderalimentatie in het kader van een geschil tussen een vrouw en een man, die in 2011 hun relatie hebben beëindigd. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H. Schmidt, verzocht om een verhoging van de door de man te betalen kinderbijdrage van € 200,-- naar € 300,-- per kind, per maand, met terugwerkende kracht vanaf de indiening van het verzoekschrift op 20 februari 2023. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H. van den Berg, voerde verweer en stelde dat hij geen draagkracht had om de gevraagde bijdrage te betalen.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De vrouw heeft het gezag over de minderjarigen, die bij haar verblijven, en de man heeft de kinderen erkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man een bijdrage van € 200,-- per maand aan de vrouw betaalt, maar dat dit niet voldoende is om in de behoefte van de kinderen te voorzien. De rechtbank heeft de financiële situatie van beide ouders beoordeeld, waarbij de man een bruto jaarloon van € 43.127,-- en een winst uit onderneming van € 7.500,-- heeft opgegeven. De vrouw heeft een netto besteedbaar inkomen van € 2.999,-- per maand, terwijl de man een netto besteedbaar inkomen van € 3.134,-- per maand heeft.
Na het toepassen van de draagkrachtformule heeft de rechtbank geconcludeerd dat de man in staat is om een bijdrage van € 100,-- per kind, per maand te betalen, wat neerkomt op een totaal van € 196,-- per maand. De rechtbank heeft de ingangsdatum van de alimentatie vastgesteld op 20 februari 2023, met aftrek van eerdere betalingen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. De uitspraak biedt een duidelijk kader voor de financiële verplichtingen van de man ten aanzien van de kinderen, waarbij de belangen van de minderjarigen voorop staan.